Operation Manual

31
Allerlei instellingen wijzigen
De resonantie van het
sustainpedaal wijzigen
Als u op een akoestische piano het sustainpedaal indrukt,
resoneren andere snaren mee met de noten die u speelt, wat
een rijke galm en een “vetter” geluid geeft. Het sustainpedaal
van de DP-900 imiteert deze resonantie (“sympathetic
resonance”).
U kunt uit acht niveaus kiezen voor de diepte van de
resonantie (resonantieniveau).
Het niveau staat op “5” als u het instrument inschakelt.
* Deze instelling werkt enkel voor sommige pianoklanken. Bij
andere klanken heeft het geen effect.
1. Houd de [Reverb]- en [Split]-knoppen ingedrukt
en druk dan op de [+] of [-] knop.
Het ingestelde niveau verschijnt op het scherm.
Hogere waarden geven een dieper effect.
fig.disp-reso
Allerlei instellingen (Functie)
U kunt allerlei instellingen wijzigen die uw spel beïnvloeden,
zoals stemming en temperatuur.
Functie-modus starten
1. Houd de [Metronoom]-knop ingedrukt en druk
dan op de [Beat]-knop.
De indicatielampjes van de knoppen die u hebt
ingedrukt, beginnen te knipperen. Het toestel staat nu in
functie-modus.
Op het scherm verschijnt de waarde van de geselecteerde
functie.
De verschillende functies instellen
2. Druk op de knop van de gewenste functie.
Het indicatielampje van de knop die u hebt ingedrukt,
begint te knipperen.
Voor meer informatie over elke functie, zie hieronder.
3. Druk op de [+] of [-] knop om de waarde te
wijzigen.
Als u de [+] en [-] knoppen gelijktijdig indrukt, krijgt u
terug de standaardwaarde (zoals bij het inschakelen van
het toestel).
Functie-modus stoppen
4. Druk op de [Metronoom]- of [Beat]-knop.
Het indicatielampje van de knop keert terug naar zij
vorige status.
Afstemmen op andere
instrumenten (Master Tuning)
Als u samen met andere instrumenten speelt, kunt u de
referentietoonhoogte van de DP-900 afstemmen op de
toonhoogte van een ander instrument. The standard pitch
generally refers to the pitch of the note that’s played when you
finger the middle A key. Het afstellen van alle instrumenten
op dezelfde toonhoogte wordt “stemmen” (“tuning”)
genoemd.
Als u in stap 2 van “Allerlei instellingen (Functie)” (p. 35) de
[Piano]-knop indrukt, verschijnt iets als het volgende op het
scherm:
fig.disp-tune
De laatste drie cijfers verschijnen op het scherm. Op de
afbeelding hierboven ziet u hoe 440,0 Hz wordt weergegeven.
Waarde 415,3 Hz-440,0 Hz-466,2 Hz
Beginwaarde 440.0 Hz
Deze instelling blijft behouden tot u het toestel uitschakelt.
Knop Functie Pagina
[Piano] Master Tuning p. 35
[E. Piano] Temperatuur p. 36
[Harpsichord] Stretch Tuning p. 36
[Organ] Het sustainpedaal aan
de linkerzone van het
klavier toewijzen
p. 37
[Strings] MIDI-zendkanaal p. 35
[Variation] Local Control p. 36
[Play] Een opname versturen p. 36