Operation Manual

Handleiding Verhelpen van problemen
53
8-1 Automatische test
Dit apparaat is voorzien van een zelftestfunctie waarmee u kunt nagaan of alles naar behoren werkt. Als tijdens die test een
fout optreedt, moet u als volgt tewerk gaan. (Voor deze test hebt u geen computer nodig.)
A Zie “Werken met materiaalrollen” (blz. 19) en laad
het materiaal.
B Installeer het mesje in de snijwagen. Zie “Mesje instal-
leren” (blz. 23).
C Druk verschillende keren op [MENU].
D Druk verschillende keren op [].
E Druk op de [®®
®®
]-knop. Druk verschillende keren op
[].
F Druk op de [ENTER]-knop.
De controlefunctie wordt gestart. Als de in deze afbeel-
ding getoonde vorm wordt uitgesneden, werkt het
apparaat naar behoren.
8-2 Eerste hulp bij problemen…
De GX-500/400/300 “doet het niet”
Is het netsnoer naar behoren aangesloten?
Sluit het bijgeleverde netsnoer naar behoren aan op het
apparaat en een extern stopcontact.
Misschien staat het apparaat uit.
Schakel het apparaat in.
Hebt u het apparaat tijdelijk gestopt? In de pauzestand
actief?
Als het display de hier getoonde boodschap afbeeldt, is
de pauzestand actief. Druk opnieuw op de [PAUSE]-
knop om de snijopdracht voort te zetten. Om de
opdracht definitief te stoppen moet u eerst de dataover-
dracht van de computer stopzetten. Houd de [ENTER]-
knop vervolgens minstens 0,5 seconden ingedrukt.
Is het apparaat klaar voor gebruik?
Zolang de [SETUP]-indicator niet oplicht, kan er niets
worden uitgesneden. Zie “Werken met materiaalrol-
len” (blz. 19) en laad het materiaal naar behoren. Acti-
veer vervolgens de “Setup”-stand van het apparaat.
Hebt u de driver naar behoren ingesteld?
Controleer vooral de instellingen van de uitgangspoort.
Meer details hierover vindt u in de “Installation and
Setup Guide” op de bijgeleverde CD-ROM.
Hebt u de computer wel op het apparaat aangesloten?
Sluit de computer aan op het apparaat. Zie “Achter-
kant” (blz. 13) en eventueel “Installation and Setup
Guide” op de bijgeleverde CD-ROM.
Kloppen de instellingen van het besturingssysteem?
Controleer de volgende dingen:
- Keuze van de uitgangspoort
- Keuze van het uitvoerapparaat
- Verzonden commando’s
- Andere instellingen
Controleer de instellingen van het besturingsysteem en
corrigeer ze waar nodig.
Kloppen de instellingen van het gebruikte programma?
Kies altijd het juiste apparaat voor de uitvoer. Als name-
lijk een andere commandoset wordt gebruikt, werkt het
apparaat in het beste geval niet zoals verwacht. Eventu-
eel moet u tevens de instelling van de oorsprong wijzi-
gen. Controleer de instellingen van de software en cor-
rigeer ze waar nodig.
8. Verhelpen van problemen
UNSETUP
OTHERS
SELF TEST
CONTINUE PAUSE
STOP ENTER