Operation Manual

GX-500/400/300 – Beschrijving van de functies
50
SP CMD
Voor de meeste snijopdrachten moet u deze parameter op
[DISABLE] zetten. Als de computer een gereedschapskeuze-
commando (“SP”) zendt, terwijl hier [DISABLE] is ingesteld,
dan wordt het “SP”-commando genegeerd. Kiest u hier ech-
ter [ENABLE], dan worden “SP”-commando’s wél uitgevoerd,
wat gepaard gaat met de daarvoor noodzakelijke pauzes. Als
u inderdaad een ander gereedschap nodig hebt, moet u het
installeren en vervolgens op de [ENTER]-knop drukken.
DISABLE/ENABLE DISABLE
OTHERS SMOOTHING
Kies hier [ENABLE] om te zorgen dat cirkels en curven per-
fecte rondingen hebben. Houd echter in de gaten dat bijzon-
der kleine tekst en complexe vormen dan eveneens “te rond”
worden uitgesneden. Voor deze laatste kiest u het best
[DISABLE] en herhaalt u de snijopdracht nog eens.
ON/OFF ON
UNIT
Kies hier de eenheid die voor de instelbare en afgebeelde
afmetingen moet worden gehanteerd. Zelfs na keuze van
duimen worden de volgende waarden nog steeds volgens
het metrieke stelsel afgebeeld.
mm/inch mm
FACTORY
DEFAULT
Hiermee laadt u de fabrieksinstellingen voor alle parameters. PRESET
SELF TEST
Hiermee stelt u de relatieve afstanden van de X-as in. Verge-
lijk de gemeten waarden met de data, die door de computer
worden doorgestuurd en corrigeer de waarden navenant.
––
CONTRAST Hiermee kunt u het displaycontrast wijzigen. 5~1 5
TEST PATTERN
Hiermee kunt u het testpatroon kiezen dat wordt uitgesne-
den, wanneer u op de [TEST]-knop drukt.
In de regel wordt het [TYPE 1]-patroon
voor testen gebruikt. Bij gebruik van dun-
ner materiaal zijn de vormen van [TYPE 1]
echter eventueel iets te klein voor een
juiste beoordeling. Kies dan [TYPE 2].
TYPE1/TYPE2 TYPE1
OVER CUT
Deze functie zorgt ervoor dat het eerste en laatste lijnseg-
ment van een bijkomende 1mm-marge worden voorzien. In
de meeste gevallen kiest u hier het best [DISABLE]. [ENABLE]
hebt u alleen nodig voor objecten met talrijke (belangrijke)
rechte hoeken. Houd in de gaten dat deze functie bij bijzon-
der kleine tekst of moeilijke vormen bepaalde materiaalge-
bieden kan beschadigen. Kies daarvoor liever [DISABLE].
DISABLE/ENABLE DISABLE
CALIB
Hiermee stelt u de relatieve afstanden van de X- en Y-as in.
Vergelijk de gemeten waarden met de data, die door de
computer worden doorgestuurd en corrigeer de waarden
navenant.
–2,00~2,00%
(stappen van 0,01%)
0.00 %
REPLOT [START]
Hiermee start u de herhaling van de data in de “Replot”-buf-
fer.
[CLEAR]
Hiermee wist u de data in de “Replot”-buffer.
––
MEMORY Hiermee kunt u de huidige instellingen van de snijparame-
ters opslaan. U kunt de instellingen van de volgende vijf
parameters opslaan: [SPEED], [OFFSET], [FORCE], [UPSPEED]
en [QUALITY]. Het apparaat is uitgerust met acht geheugens
(USER1~8).
USER1~8
TYPE 1 TYPE 2