Operation Manual
101
Een song bewerken (MIDI track)
Control Change
Deze MIDI boodschap past verschillende effecten, zoals modulatie of
expressie toe. Het controllernummer (CC#) selecteert de functie, en
Value bepaalt de diepte van het effect.
Pitch Bend
Deze MIDI boodschap verandert de toonhoogte. De waarde bepaalt
de hoeveelheid toonhoogte verandering.
Poly Aftertouch
Deze MIDI boodschap past aftertouch op een individuele noot toe.
Vanaf de linkerkant zijn de parameters Note Number, die de toets
bepaalt, en Value, die de diepte van de aftertouch bepaalt.
Channel Aftertouch
Deze MIDI boodschap past aftertouch op een heel MIDI kanaal toe.
Value bepaalt de diepte van de aftertouch.
System Exclusive
Dit zijn MIDI boodschappen, die gebruikt worden om instellingen te
maken, die uniek zijn voor de JUNO-G, zoals geluidsinstellingen.
Voer de data in tussen ‘F0’ en ‘F7’.
De Tempo Track neemt tempo data voor de song op.
Tempo Change
Deze data bepaalt het tempo. De song speelt af volgens de ‘Value’
van de tempo verandering.
De waarde, die weergegeven wordt in ‘ = **’ is het tempo, waarop
de song daadwerkelijk af zal spelen (het afspeeltempo), en kan alleen
in het PLAY scherm van elke Mode veranderd worden.
* Als de waarde van de tempo verandering van het afspeeltempo
verschilt, betekent dit dat het afspeeltempo tijdelijk verander is. In
andere woorden, omdat de waarde van de tempo verandering niet
overschreven is, gaat deze instelling verloren, als u een andere song
selecteert of het apparaat uitzet. Als u de volgende keer ook op dit
tempo af wilt spelen, moet u de song opnieuw opslaan. Dit zal de
waarde van tempo verandering opslaan, zodat strookt met het
afspeeltempo.
De Beat Track neemt maatsoort data op.
Beat Change
Dit bepaalt de maatsoort (Beat).
Omdat een MIDI track een grote hoeveelheid sequencerdata bevat,
kan het display rommelig en moeilijk te lezen zijn. Hierom kunt u
met de JUNO-G bepalen, welk(e) type(s) sequencerdata op het
scherm weergegeven worden. Dit is gemakkelijk, wanneer u een
bepaald gedeelte van de sequencerdata wilt bekijken of bewerken.
1. Ga naar het MICROSCOPE scherm.
2. Druk op [F5 (VIEW SEL), terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt.
Het View Select venster verschijnt.
3. Gebruik [ ][ ][ ][ ] om de sequencerdata te selecteren,
die weergegeven wordt.
4. Druk op [INC] of [DEC] om te schakelen.
De opdracht wordt weergegeven, als er een (✔) is toegewezen,
en wordt niet weergegeven, als het vinkje verwijderd is.
• [F1 (NOTE)]: Note
• [F2 (CC)]: Control Change
• [F3 (BEND)]: Pitch Bend
• [F4 (ALL ON)]: Alle sequencerdata wordt weergegeven
• [F5 (ALL OFF)]: Er wordt geen sequencerdata weergegeven
5. Druk op [F6 (CLOSE)] om het View Select venster te sluiten.
U kunt nieuwe sequencerdata in een gewenste locatie in de MIDI
track invoegen.
Zie voor meer details over de sequencerdata, die ingevoegd kan
worden Sequencerdata behandeld door een MIDI track
(p. 100)
1. Ga naar het MICROSCOPE scherm voor de track waar u
data wilt invoegen.
2. Druk op [F1 (CREATE)].
Het Create Event venster verschijnt.
3. Druk op [ ][ ] om de data te selecteren, die ingevoegd
wordt.
4. Druk op [F6 (EXEC)] om de performancedata in te voegen.
De ingevoegde data heeft de standaard parameterwaardes, dus
bewerk deze waar nodig.
Als u niet tevreden bent met de resultaten van het uitvoeren
van deze bewerking, drukt u op [EXIT] om het MICROSCOPE
scherm te sluiten, en, drukt u op [F1 (UNDO) in het MIDI
TRACK scherm om terug te keren naar de staat vóór de
uitvoering. Nadat u Undo uitvoert, kunt u Redo uitvoeren door
de bovenstaande procedure nogmaals uit te voeren.
Data behandeld door de tempo
track
Data behandeld door de beat track
Sequencer data bekijken (View
Select)
Note System Exclusive Poly Aftertouch
Program Change Pitch Bend Channel Aftertouch
Control Change
CC Select
Bepaalt het controllernummer, dat weergegeven wordt.
Sequencerdata invoegen (Create)