Operation Manual
24
Basisgebruik van de JUNO-G
Een enkel scherm of venster geeft meerdere parameters of items
weer. Om de instelling of een parameter te wijzigen, beweegt u de
cursor naar de waarde van, die parameter. Om een item te
selecteren, beweegt u de cursor naar dat item. Wanneer een
parameterwaarde of andere selectie geselecteerd is, zal het oplichten.
fig.CursorScreen
Beweeg de cursor met de [ ], [ ], [ ] en [ ] (cursorknoppen).
[ ]: beweegt de cursor omhoog.
[ ]: beweegt de cursor omlaag.
[ ]: beweegt de cursor naar links.
[ ]: beweegt de cursor naar rechts.
• Als u een cursorknop ingedrukt houdt, terwijl u de cursorknop
voor de tegenstelde richting indrukt, zal de cursor versneld
bewegen in de richting van de eerst ingedrukte cursorknop.
• Als u op [ENTER] drukt kan de waarde van de geselecteerde
parameter in een lijst verschijnen. Dit is handig, wanneer u wilt
zien wat uw keuzes zijn.
Om de waarde te veranderen, gebruikt u de VALUE draaiknop of de
[INC][DEC] knoppen.
fig.VALUE
U kunt in elk scherm van de JUNO-G de cursorknoppen
gebruiken om het geselecteerde deel te verplaatsen, en de
waarde ervan aan te passen.
De VALUE draaiknop met de klok meedraaien, laat de waarde
toenemen, tegen de klok indraaien laat de waarde afnemen.
• [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u de VALUE draaiknop
draait, vergroot de stappen waarmee de waarde toeneemt,
waardoor u grote veranderingen sneller kunt maken.
Op [INC] drukken verhoogt de waarde, op [DEC] drukken verlaagt
de waarde.
• Houd de knop ingedrukt om de waarde te blijven veranderen.
• Voor snellere waarde toenames houdt u [INC] ingedrukt,
terwijl u op [DEC] drukt. Voor snellere waardeverminderingen
houdt u [DEC] ingedrukt, terwijl u op [INC] drukt.
• Als u op [INC] of [DEC] drukt, terwijl u [SHIFT] ingedrukt
houdt, zullen de stappen waarmee de waarde verandert groter
worden.
Op de JUNO-G kunt u namen aan elke Patch, Ritme set,
Performance, Song en Sample toewijzen. De procedure is hetzelfde
voor alle datatypes.
fig.PatchName
1. Druk op [ ][ ] om de cursor naar de locatie wilt bewegen
waar u een teken in wilt voeren.
2. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC][DEC] om
het karaketer te kiezen.
• [F2 (TYPE)]: Selecteert het type teken. Elke keer dat u hierop
drukt zult u het eerste teken van een set
selecteren: hoofdletters (A), kleine letters (a) of
nummers en symbolen (0).
• [F3 (DELETE)]: Wist het teken op de cursorlocatie.
• [F4 (INSERT)]: Voert een spatie op de cursorlocatie in.
•[] of [ ]: Beweeg de cursor.
•[ ], [ ]: Wissel tussen hoofd en kleine letters.
* Als u uw input wilt annuleren, drukt u op [F5 (CANCEL)].
Beschikbare tekens/symbolen
spatie, A–Z, a–z, 0–9, ! ‘ # $ % & ` ( ) * + , - . /: ; < = > ? @ [ \ ] ^ _
` { | }
Vanuit het scherm, waarin u een naam geeft, kunt u op [MENU]
drukken en ‘1. Undo’ selecteren om terug te keren naar de
eerdere naam. Vanuit [MENU] kunt ook ‘2. To Upper’
selecteren of op [ ] drukken om het teken op de cursorlocatie
in een hoofdletter te veranderen. Vanuit [MENU] kunt u ook ‘3.
To Lower’ selecteren of op [ ] drukken om het teken op de
cursorlocatie in een kleine letter te veranderen. Vanuit [MENU]
kunt u ook ‘4. Delete All’ selecteren om alle tekens te wissen.
Song bestandsnamen mogen geen kleine letters of bepaalde
symbolen (‘ * + , . /: ; < = > ? [ \ ] |) bevatten.
De cursor verplaatsen
Een waarde veranderen
VALUE draaiknop
[INC] en [DEC]
Cursor
Een naam toewijzen
Wanneer de cursor op een parameterwaarde staat, drukt u op
[ENTER] om een venster weer te geven waar u de waarde kunt
instellen. Gebruik [ ] [ ] om een waarde te selecteren, en
druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen.