Operation Manual

31
Een Patch creëren
8. Druk op de SOUND MODIFY select knop, zodat FILTER ENV
oplicht.
9. Draai aan de ATTACK, DECAY, SUSTAIN en RELEASE
knoppen.
Een knop naar rechts draaien, verhoogt de waarde.
* Als u op de SOUND MODIFY select knop drukt, zodat alle indicators
uit staan, produceren deze knoppen geen verandering.
Vibrato, wah of tremolo toepassen (LFO)
De LFO, kort voor ‘lage frequentie oscillator’, maakt periodieke
veranderingen in het geluid. Vibrato is het effect, dat optreedt als
gevolg van het toepassen van de LFO op de toonhoogte. Wah is het
effect dat optreedt als gevolg van het toepassen van de LFO op de
cutoff frequentie. Tremolo is het effect dat optreedt als gevolg van
het toepassen van de LFO op het volume.
10. Druk op de SOUND MODIFY select knop, zodat LFO oplicht.
11. Draai aan de ATTACK, DECAY, SUSTAIN en RELEASE
knoppen.
RATE: LFO RATE: Snelheid van LFO 1.
PIT: LFO Pitch Depth: Diepte, waarmee LFO 1 de WG
toonhoogte verandert.
FLT: LFO TVF Depth: Diepte, waarmee LFO 1 de TVF cutoff
frequentie verandert.
AMP: LFO TVA Depth: Diepte, waarmee LFO 1 het volume
verandert.
Zie voor meer informatie over deze parameters Geluiden/
output moduleren (p. 46).
* Als u op de SOUND MODIFY select knop drukt, zodat alle indicators
uit staan, produceren deze knoppen geen verandering.
De belangrijke parameters, die het meest gebruikt worden om het
geluid te bewerken zijn in acht schermen beschikbaar om grafisch te
wijzigen.
1. Grafische display
2. Beweeg de cursor, en gebruik de VALUE draaiknop of
[INC][DEC]
3. Correspondeert met de SOUND MODIFY 1-4 knoppen.
1. Druk op MODE [Patch] om naar het Patch PLAY scherm te
gaan.
2. Selecteer de Patch, waarvan u de instellingen wilt bewerken
(p. 26).
U kunt de Patches in de GM2 groep niet bewerken.
3. Druk op EDIT [Patch], zodat het oplicht.
4. Gebruik [F1]-[F4] om het parameter scherm te selecteren.
* Als u op [F5 (PAGE)] drukt, wisselt u van [F1]-[F4] schermen.
5. Gebruik [ ][ ][ ][ ] om een parameter te selecteren.
* Sommige parameters kunnen voor elke toon onafhankelijk bewerkt
worden. Om de toon te selecteren, die u wilt bewerken, drukt u op
[TONE SW/SEL], zodat het oplicht, en, drukt u op een van de
SELECT [1]-[4] knoppen.
6. Gebruik de VALUE draaiknop of [INC][DEC] om de waarde
te veranderen.
Parameters met een 1-4 indicatie kunnen ook bewerkt worden
met de corresponderende SOUND MODIFY 1-4 knop.
7. Herhaal stappen 4-6 om elke parameter in te stellen.
8. Druk op [WRITE] om de veranderingen op te slaan (p. 32).
Als u de veranderingen niet op wilt slaan, drukt u op [EXIT] om
naar het Patch PLAY scherm terug te keren.
Als u naar het Patch PLAY scherm terugkeert zonder op te
slaan, verschijnt er een ‘*’ aan de linkerkant van de Ritme set
groep.
Als u het apparaat uitzet of een ander geluid selecteert, terwijl
het display ‘*’ weergeeft, gaat uw bewerkte Ritme set verloren.
Zie voor meer informatie over de parameters p. 34 en volgende.
1. Druk op MODE [Patch] om naar het Patch PLAY scherm te
gaan.
2. Selecteer de Patch, waarvan u de instellingen wilt bewerken
(p. 26).
U kunt de Patches in de GM2 groep niet bewerken.
3. Druk op EDIT [Patch], zodat het oplicht.
4. Druk op [F6 (PRO EDIT)].
5. Gebruik [F2 (GRP )][F3 (GRP )] om van parameter groep
te wisselen.
* Als u op [F1 (GRP LIST)] drukt, verschijnt het Patch Pro Edit menu
venster. Gebruik de VALUE draaiknop of [INC][DEC][ ][ ] om
Bewerken in een grafische display
(Zoom Edit)
Parameter pag. Parameter pag.
PITCH ENVELOPE p. 40 Patch EDIT p. 34
TVF PARAMETER p. 40 LFO 1/2 p. 46
TVF ENVELOPE p. 41 STEP LFO p. 47
TVA ENVELOPE p. 43
1
2
3
Alle parameters bekijken en
bewerken (PRO EDIT)