Operation Manual

44
Een Patch creëren
MATRIX CTRL1–4
Deze functie stelt u in de gelegenheid om met MIDI opdrachten realtime veranderingen aan de toonparameters te maken. Dit wordt Matrix
control genoemd. Maximaal vier Matrix controls kunnen er in een Patch gebruikt worden.
Om de Matrix control te gebruiken, dient u in te stellen welke MIDI opdracht (CTRL Source parameter) gebruikt zal worden om de CTRL
Destination parameter te veranderen, en in welke mate (CTRL Sens parameter), en op welke toon het effect toegepast wordt (CTRL Switch
parameter).
Velocity en Key follow corresponderen met Note opdrachten.
Hoewel er geen MIDI opdrachten voor LFO 1 door TVA Envelope zijn, kunnen ze wel als Matrix Control gebruikt worden. In dit geval
verandert u de tooninstellingen in realtime door Patches af te spelen.
Als u de algemene controllers voor de JUNO-G wilt gebruiken, selecteert u ‘SYS CTRL1’-‘SYS CTRL 4’. MIDI opdrachten ,gebruikt als System
Control 1-4, worden ingesteld met de System Ctrl 1-4 Source parameters (p. 160).
Er zijn parameters, die bepalen of Pitch Bend, Controller Number 11 (Expression) en Controller Number 64 (Hold 1) ontvangen worden
(p. 45). Wanneer deze instellingen ‘ON’ staan, de MIDI opdrachten worden ontvangen, en er een verandering in de gewenste instelling
gemaakt wordt, veranderen ook de Pitch Bend, Expression en Hold 1 instellingen. Als u alleen de gewenste parameter wilt veranderen, zet u
dit op ‘OFF’.
Er zijn parameters waarbij u kunt instellen welke specifieke MIDI opdrachten voor elk kanaal in een Performance ontvangen worden (p. 67).
Wanneer een Patch met de Matrix Control instellingen aan een Part is toegewezen, dient u te controleren, dat MIDI opdrachten, die voor de
Matrix Control gebruikt worden, ontvangen worden. Als de JUNO-G zo ingesteld is, dat zulke MIDI opdrachten niet ontvangen worden, zal
de Matrix Control niet functioneren.
Matrix control instellingen/Overige instellingen
Parameter Waarde Uitleg
CTRL 1–4 Source OFF, CC01–31, 33–95,
PITCH BEND,
AFTERTOUCH,
SYS CTRL1–4,
VELOCITY,
KEY FOLLOW, TEMPO,
LFO1, LFO2, PITCH
ENV, TVF ENV, TVA
ENV
MIDI opdrachten, die gebruikt worden om de toonparameter met de Matrix control te veranderen
OFF: Matrix control wordt niet gebruikt.
CC01-31,33-95: Controller nummers 1-31, 33-95
PITCH BEND: Pitch Bend AFTERTOUCH: Aftertouch
SYS CTRL1-4: MIDI opdrachten, die als algemene matrix controls gebruikt worden
VELOCITY: Kracht waarmee u een toets indrukt KEY FOLLOW: Keyboardpositie met C4 als 0
TEMPO: Het ingestelde tempo (song recorder tempo) of het tempo van een externe MIDI sequencer
LFO1: LFO 1LFO2: LFO 2 PITCH ENV: Pitch Envelope TVF ENV: TVF Envelope TVA ENV: TVA
Envelope
Parameter Waarde Uitleg
CTRL 1–4
Destination 1–
4
OFF, PITCH, CUTOFF, RES-
ONANCE, LEVEL, PAN,
OUTPUT LEVEL, CHORUS
SEND,
REVERB SEND,
LFO1/2 PITCH DEPTH,
LFO1/2 TVF DEPTH,
LFO1/2 TVA DEPTH,
LFO1/2 PAN DEPTH,
LFO1/2 RATE,
PCH ENV A-TIME,
PCH ENV D-TIME,
PCH ENV R-TIME,
TVF ENV A-TIME,
TVF ENV D-TIME,
TVF ENV R-TIME,
TVA ENV A-TIME,
TVA ENV D-TIME,
TVA ENV R-TIME, TMT,
FXM DEPTH, MFX CTRL1–
4, TIME
Toonparameter, die bestuurd wordt met de Matrix Control
Maximaal vier parameters kunnen voor elke Matrix Control ingesteld worden, en dus gelijktijdig veranderd
worden.
* In deze handleiding worden Parameters, die met de Matrix control veranderd kunnen, worden aangegeven met een ‘
’.
Parameter Waarde Uitleg
CTRL 1–4 Sens 1–4 -63– +63 Mate waarin het effect van de Matrix control toegepast wordt.
Als u de geselecteerde parameter in een positieve (+) richting wilt veranderen – bijvoorbeeld een hogere waarde,
naar rechts, sneller, etc—vanaf zijn huidige instelling, selecteert u een positieve (+) waarde. Als u de geselecteerde
parameter in een negatieve (-) richting wilt veranderen – bijvoorbeeld een lagere waarde, naar links, langzamer,
etc—vanaf zijn huidige instelling, selecteert u een negatieve (-) waarde. Voor zowel positieve als negatieve waardes
zorgen grotere absolute waardes voor grotere veranderingen. Zet dit op ‘0’ als u het effect niet wilt toepassen.