Operation Manual
63
Een Performance creëren
Met de JUNO-G heeft u totale controle over een grote verschei-
denheid aan instellingen. Elk item dat ingesteld kan worden, wordt
een parameter genoemd. Wanneer u de waarde van parameters
verandert, bent u aan het Bewerken. Dit hoofdstuk gaat over de
procedures, die bij het creëren van Performances gebruikt worden,
en over de functies van de Performance parameters.
In de Performance Mode kunt u de Part instellingen in een lijst
bekijken. Dit wordt het ‘PART VIEW’ scherm genoemd. In dit
scherm kunt u een lijst bekijken, die de instellingen voor acht Parts
tegelijk weergeeft, zoals de toegewezen Patch, en de volume en pan
instellingen. U kunt deze instellingen hier ook bewerken, en
gedetailleerde instellingen maken, wat niet kan in het PERFORM
PLAY of het PART MIXER scherm.
1. Ga naar het PERFORM PLAY of het PART MIXER scherm.
2. Druk op [F5 (PARTVIEW)].
Het PART VIEW scherm verschijnt.
3. Druk op [ ][ ] om de Part te selecteren.
4. Druk op [F1]-[F6] en/of [ ][ ] om de parameter te
selecteren.
De naam van de parameter op de cursorlocatie wordt in de
bovenste lijn van het PART VIEW scherm weergegeven.
5. Gebruik de VALUE draaiknop of [INC][DEC] om de waarde
te veranderen.
6. Wanneer u klaar bent het met maken van instellingen, drukt
u op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
Als u naar het vorige scherm terugkeer,t zonder op te slaan,
wordt er een ‘*’ links van de performancegroep weergegeven.
Als u het apparaat uitzet of een ander geluid selecteert, terwijl
het display ‘*’ weergeeft, gaat uw bewerkte Ritme set verloren.
‘Initialize’ betekent het formatteren van de instellingen van het
geselecteerde geluid naar een standaardset waardes.
* De Initialize bewerking is alleen van toepassing op het geselecteerde
geluid. De geluiden in het gebruikersgeheugen worden niet beïnvloed.
Als u alle instellingen van de JUNO-G naar de fabriekswaardes wilt
herstellen, voert u een Factory Reset uit (p. 164).
1. Druk op MODE [PERFORM] om naar het PERFORM PLAY
scherm te gaan.
2. Selecteer de Performance, die u wilt formatteren (p. 59).
3. Druk op [F6 (INIT), terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt.
Het Performance Initialize venster verschijnt.
4. Druk op [ ][ ] om het type Initialization te selecteren.
Default: Formatteert de geselecteerde Performance in
het tijdelijk gedeelte naar de
standaardwaardes. Gebruik deze instelling,
wanneer u een geluid vanuit het niets wilt
creëren.
Sound Control: Formatteert de waardes van de volgende Part
parameters. Cutoff Offset, Resonance Offset,
Attack Time Offset, Release Time Offset,
Decay Time Offset, Vibrato Rate,
Vibrato Depth, Vibrato Delay
5. Druk op [F6 (SELECT)].
U wordt om bevestiging gevraagd.
6. Druk op [F6 (EXEC)].
De initialisatie wordt uitgevoerd.
* Druk op [F5 (CANCEL)] om te annuleren.
Wanneer u Patches (of Ritme sets) in de Performance Mode gebruikt,
worden sommige instellingen, zoals effect instellingen door de
Performance instellingen beïnvloed. Als u een Patch (Ritme set) wilt
bewerken, terwijl u beluistert hoe deze in de Performance zal
klinken, gebruikt u deze procedure:
1. Controleer dat MODE [PERFORM] oplicht.
2. Druk op EDIT [Patch].
De Patch (Ritme set), die aan de huidige Part is toegewezen,
wordt in het Patch EDIT scherm toegewezen.
3. De rest van de procedure is hetzelfde als, die, wanneer u
instellingen in de Patch Mode maakt (p. 30, p. 49).
Wanneer u een Patch heeft bewerkt, drukt u op EDIT [WRITE]
om de Patch op te slaan.
Veranderingen, die u aan de geluidsinstellingen maakt zijn tijdelijk,
en gaan verloren als u het apparaat uitzet of een ander geluid selec-
teert. Als u het veranderde geluid wilt behouden, dient u het in de
interne USER groep (gebruikersgeheugen) of de CARD groep
(geheugenkaart) op te slaan.
Wanneer u de performanceinstellingen bewerkt, verschijnt er een ‘*’
in het PERFORM PLAY scherm.
De parameters van elke
Part instellen
Performance instellingen
formatteren
De instellingen van een
Patch, die aan een Part is
toegewezen, veranderen
Performances opslaan, die
u gemaakt heeft (Write)