Operation Manual

64
Een Performance creëren
Wanneer u iets opslaat, gaat de data, die eerst op de
savebestemming stond, verloren.
1. Bewerk de Performance.
2. Druk op EDIT [WRITE].
Het WRITE MENU scherm verschijnt.
3. Druk op [F1 (PERF)].
*U kunt ook [ ][ ] gebruiken om ‘Performance’ te selecteren, en op
[ENTER] drukken.
Het PERFORMANCE NAME schern verschijnt.
4. Wijs een naam aan de Performance toe.
Zie voor meer informatie over het toewijzen van namen p. 24.
5. Wanneer u de naam heeft ingevoerd, drukt u op [F6
(WRITE)].
Een scherm verschijnt, waarin u de schrijfbestemming-
Performance kunt selecteren.
6. Gebruik de VALUE draaiknop, [INC][DEC] of [ ][ ] en [F1
(USER)][F2 (CARD)] om de schrijfbestemming en het Ritme
set nummer te selecteren.
7. Druk op [F6 (WRITE)].
U wordt om bevestiging gevraagd.
8. Druk op [F6 (EXEC)] om de save bewerking uit te voeren.
* Druk op [F5 (CANCEL)] om te annuleren.
Schakel de JUNO-G nooit uit, terwijl data opgeslagen wordt.
Wanneer u de instellingen voor een
Patch of Ritme set verandert, die aan
een Part in een Performance is
toegewezen
Als u een Patch of Ritme set heeft bewerkt, die aan een Part in een
Performance is toegewezen, en vervolgens de Performance probeert
op te slaan, voordat u de bewerkte Patch of Ritme set heeft
opgeslagen, verschijnt de volgende melding.
Sla in zulke gevallen altijd eerst de Patches en Ritme sets op, en sla
dan pas de Performance op.
[F5 (PART VIEW)]
[F1 (Patch)]
* Wanneer de cursor op een Type, Groep of Nummer staat, kunt u op
[ENTER] drukken om het Patch LIST scherm te openen en een Patch
vanuit de lijst kiezen (p. 27).
[F2 (LVL PAN)]
Functies van parameters
van elke Part (Performance
parameters)
Parameter Waarde Uitleg
Type Patch,
Ritme
Stelt de toewijzing van een Patch (Patch) of Rit-
me set (Ritme) voor alle Parts in.
Group USER,
PR-A–F,
GM,
CARD,
USAM,
CSAM,
EXP
Selecteert de groep, waartoe de gewenste Patch
behoort. (* Als type Patch is)
USER: Gebruikersgeheugen
PR-A-F: Preset A-F
GM: General MIDI (GM2)
Card: Card
USAM: User sample
CSAM: Card sample
EXP: Wave Uitbreidingskaart
USER,
PRST,
GM,
CARD,
EXP
Selecteer de groep, waartoe de gewenste Ritme
set behoort (* Als type Ritme is)
USER: Gebruikersgeheugen
PRST: Preset A-F
GM: General MIDI (GM2)
Card: Card
EXP: Wave Uitbreidingskaart
Number 001–**** Selecteert de gewenste Patch of Ritme set bij zijn
nummer.
Parameter Waarde Uitleg
Level 0–127 Volume van elke Part
Deze instelling is hoofdzakelijk be-
doeld om de volumebalans tussen
Parts in te stellen
Pan L64–0–63R Linker/rechter positie van elke Part
Kbd OFF, ON
()
Bepaalt voor elke Part of de keyboard
controller sectie met de interne geluidsge-
nerator verbonden is.
Solo OFF, ON
()
Vink ‘(
) ’ deze instelling aan als u alleen
deze Part wilt horen, dit wordt het ‘solo-
en’ van de Part genoemd.
Mute OFF, ON
()
Zet elke Patch wel (
) of niet (OFF) stil.
Gebruik deze instellingen als u bijvoor-
beeld het instrument voor karaoke wilt
gebruiken door de Part, die de melodie
speelt, stil te zetten of, wanneer u iets
met een aparte geluidsmodule wilt
spelen.
* De Mute Switch parameter schakelt niet de
Part uit, maar zet het volume op de mini-
muminstelling om het geluid niet te laten
klinken. MIDI opdrachten worden dus nog
steeds ontvangen.