Operation Manual
65
Een Performance creëren
[F3 (PITCH)]
[F4 (OUTPUT)]
[F5 (FX SRC)]
[PAGE ↓] - [F1 (OFFSET)]
[PAGE ↓] - [F2 (VIBRATO)]
Parameter Waarde Uitleg
Octave -3– +3 Toonhoogte van het geluid van de Part (in 1-octaaf eenheden)
* Wanneer een Ritme set aan een Part is toegewezen, kunt u deze parameter niet wijzigen.
Coarse -48– +48 Toonhoogte van het geluid van de Part in halve tonen, +/-4 octaven
Fine -50– +50
Toonhoogte van het geluid van de Part (in 1-cent stappen, een cent is 1/100
ste
halve toon)
Bend 0–24, PAT Hoeveelheid toonhoogte verandering in halve tonen (2 octaven), die zal optreden, wanneer de Pitch Bend hendel bewogen wordt.
De hoeveelheid verandering, wanneer de hendel bewogen wordt, is hetzelfde voor de linker- en rechterkant.
Als u de Pitch Bend Range instelling van de Patch wilt gebruiken, die aan de Part is toegewezen (p. 37), zet u dit op ‘PAT’.
Parameter Waarde Uitleg
Asgn MFX 1–3, A,
B, 1–4, PAT
1–3
Bepaalt voor elke Part, hoe het directe geluid uitgevoerd wordt.
MFX: Output in stereo door multi-effecten. U kunt ook chorus of reverb op het geluid, dat door de multi-effecten gaat toepas-
sen.
A, B:Output naar de OUTPUT A (MIX) jack of de OUTPUT B jack in stereo, zonder multi-effecten.
1-4: Output naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono, zonder multi-effecten.
PAT 1-3: De outputbestemming van de Part wordt door de instellingen van de Patch of Ritme set bepaald, die aan de Part is
toegewezen. Bepaalt welke multi-effecten (1-3) gebruikt worden.
* Als u instellingen gemaakt heeft, zodat geluiden apart naar de INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack gaan, maar er geen plug in
de INDIVIDUAL 2 jack is gestoken, worden de geluiden van de INDIVIDUAL 1 en INDIVIDUAL 2 jacks gemixt en gaat de output via
de INDIVIDUAL 1 jack.
* Als de Mix/Parallel parameter (p. 158) op ‘MIX’ ingesteld is, gaat alle output in stereo naar de OUTPUT A (MIX) jacks.
* Als u de Tone Out Assign op ‘MFX’ heeft ingesteld, dient u de MFX Output Assign parameter in te stellen zodat, die de outputbestemming
van het geluid bepaalt, dat door multi-effecten is gestuurd.
• Chorus en reverb worden altijd in mono uitgevoerd.
• De outputbestemming van het signaal nadat het door de chorus is gestuurd wordt ingesteld met de Chorus Output Select en
Chorus Output Assign parameters (p. 127).
• De outputbestemming van het signaal nadat het door reverb is gegaan stelt u in met de Reverb Output Assign parameter (p.
127).
Output 0–127 Niveau van het signaal, dat naar de outputbestemming wordt gestuurd, bepaald door Part Output Assign
Chorus 0–127 Niveau, dat voor elke Part naar de chorus gestuurd wordt
Reverb 0–127 Niveau, dat voor elke Part naar de reverb gestuurd wordt
Parameter Waarde Uitleg
MFX1–3 OFF, ON (✔) De instellingen van een specifieke Patch kunnen als instellingen voor MFX1-MFX3, chorus, en reverb worden gebruikt. Deze
instelling bepaalt de Part, waaraan deze Part toegewezen is.
Als er geen Part geselecteerd is, worden de instellingen van de Performance gebruikt.
Chorus
Reverb
Parameter Waarde Uitleg
Cutoff -64– +63 Stelt de cutoff frequentie bij voor de Patch of Ritme set, die aan een Part is toegewezen.
Reso -64– +63 Stelt de Resonantie bij voor de Patch of Ritme set, die aan een Part is toegewezen.
Attack -64– +63 Stelt de TVA/TVF Envelope Attack Time bij voor de Patch of Ritme set, die aan een Part is toegewezen.
Releas -64– +63 Stelt de TVA/TVF Envelope Release Time bij voor de Patch of Ritme set, die aan een Part is toegewezen.
Decay -64– +63 Stelt de TVA/TVF Envelope Decay Time bij voor de Patch of Ritme set, die aan een Part is toegewezen.
Parameter Waarde Uitleg
Vib Rate -64– +63 Stelt voor elke Part de vibrato snelheid in.
Depth -64– +63 Stelt voor elke Part de diepte van het vibrato effect in.
Delay -64– +63 Stelt voor elke Part de vertraging tot de vibrato in.
Coarse Tune en Octave Shift
De Coarse Tune en Fine Tune parameters, en de Octave Shift
parameter doen eigenlijk allemaal hetzelfde met het geluid,
namelijk het veranderen van de toonhoogte. Als C4 (middelste C)
bijvoorbeeld met de Coarse Tune parameter op ‘+12’ bespeeld
wordt, is de noot, die zal klinken C5 (een octaaf boven C4). Als C4
(middelste C) met de Octave Shift parameter op ‘+1’ bespeeld
wordt , is de noot, die zal klinken C5 (een octaaf boven C4).
Intern functioneren deze echter heel verschillend. Wanneer de
Coarse Tune parameter op ‘12’ is ingesteld, wordt de toonhoogte
zelf een octaaf verhoogd. Anderzijds, wanneer de Octave Shift
parameter op ‘+1’ staat, is het effect hetzelfde als, wanneer u een
toets met een hogere octaaf indrukt. Gebruik met andere woorden
de Coarse Tune parameter, wanneer u de toonhoogte verandert,
en de Octave Shift parameter, als u het gehele keyboard op wilt
schuiven, wanneer bijvoorbeeld het aantal toetsen niet voldoende