Operation Manual

Zelf klanken maken, Patches maken
99
Referentie
Pan Depth (-63~+63)
Hiermee laat u de LFO de stereopositie moduleren.
Hoe hoger de waarde, hoe intenser de modulatie.
Negatieve waarden inverteren de golfvorm, waar-
door het “pannen” in omgekeerde richting gebeurt.
Tip:
Kies voor twee Tones dezelfde modulatiesnelheid en
geef ze Pitch Depth-waarden van respectievelijk “+30” en
“-30”. De Tones worden dan in tegenfase gemoduleerd,
bijvoorbeeld voor een vibrato-effect waarbij de toonhoog-
tes in tegenstelde richtingen gaan.
Instellingen voor de hele Patch
De parameters die hieronder aan bod komen gelden
voor de hele Patch, dus nooit voor specifieke Tones.
Common-parameters
Met deze parameters bepaalt u hoe Tones worden
gecombineerd, welke speciale modulaties er worden
uitgevoerd, enz.
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets
[1].
U komt terecht in de COMMON-pagina.
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en
specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Struct 1&2/3&4 (Structure Type)
Met deze parameters kiest u de structuur (opbouw,
verbinding) van de Tones.
Opmerking:
Omdat het display voor dit soort parameters te
beperkt is, werken we hier met afkortingen. Zo staat “WG”
voor Wave Generator, “FILTER “ voor Filter, “AMP” voor
Amplifier , “B” voor Booster en “R” voor Ring Modulator.
TONE1
TONE2
Type 1
De Tones zijn geheel onafhankelijk van
elkaar. Gebruik deze structuur wanneer u
zoveel mogelijk PCM-klanken wilt gebrui-
ken, of wanneer u gestapelde Patches wilt
maken waarbij iedere Tone een andere klank
heeft.
Type 2
De filters van de eerste (1 of 3) en de tweede
Tone (2 of 4) worden gestapeld. De AMP van
de eerste Tone bepaalt de balans tussen de
twee Tones en het uitgangsvolume wordt
bepaald door de TVA van de tweede Tone.
Op deze manier wordt de filterkarakteristiek
versterkt.
Type 3
Deze structuur combineert de twee filters en
vervormt de golfvormen met behulp van de
Booster (zie blz. 100).
REALTIME ERASE
EDIT
11
PAG E