Instructieboekje Saab 9-3 Veiligheid Sloten en diefstalalarm 9-3 Cabriolet Instrumenten en bediening Interieur Starten en rijden Onderhoud van de auto Technische gegevens Trefwoordenregister 15 47 63 83 123 151 205 273 291
Voorwoord In dit instructieboekje vindt u de informatie en aanwijzingen die u nodig hebt voor het gebruik en onderhoud van uw Saab. In dit boekje worden weliswaar de belangrijkste verschillen tussen de modelvarianten weergegeven, maar het heeft niet de intentie om de specificatie van de verschillende modellen in detail te beschrijven. Ook vanwege verschillende wettelijke eisen kunnen de nodige verschillen voorkomen.
Dashboard Brandstofmeter _______________ Snelheidsmeter _______________ Turbodrukmeter _______________ Temperatuurmeter _____________ Waarschuwings- en controlelampjes Toerenteller __________________ Kilometer- en dagteller _________ SID ________________________ 92 90 91 91 84 90 93 92 Richtingaanwijzers _______ 106 Cruisecontrol ____________ 173 Groot licht/dimlicht, hendel _ 102 Mistachterlicht ___________ Voorste mistlichten _______ Groot licht/dimlicht________ Gloeilampen vervangen ___ Koplamphoo
Exterieur Cabriolet _______________ Carrosserie _____________ Lakschade herstellen _____ Bescherming tegen corrosie Onderhoudsprogramma ___ Zonnedak ______________ Wassen ________________ In de was zetten en oppoetsen _____________ 63 267 268 268 269 130 265 Achterlichten ____________ Remlichten _____________ Gloeilampen vervangen ___ Verlichtingsdraaiknop _____ 232 232 225 102 Bagageruimte ___________ Verlichting ______________ Achterbank neerklappen ___ Doorsteekluik ___________ Reservewiel________
Interieur Achteruitkijkspiegel ____________ Make-upspiegel _______________ Zijspiegels ___________________ 129 134 128 Airbag _________________ 35 Stuurwielverstelling _______ 124 Binnenverlichting, lampjes vervangen___________________ Binnenverlichting, bediening _____ Zonnedak____________________ 238 133 130 Airbag _________________ Kinderzitjes_____________ Veiligheidsgordels _______ Veiligheidsgordels, onderhoud _____________ Kinderslot ______________ 35 28 16 264 53 Dashboardkastje ________
Motorruimte, injectiemotor 3 Motor, beschrijving_____________ Motorolie, verversen ___________ Motorolie, bijvullen_____________ Oliekwaliteit, viscositeit _________ Technische gegevens, motor_____ Belangrijke informatie voor het rijden Chassisnummer _________ Kleurcode ______________ Motornummer ___________ Waarschuwingsstickers ____ Versnellingsbaknummer ___ 283 283 283 11 283 Uitlaatgasreiniging________ Aandrijfriem _____________ Eenvoudig storingzoeken (ACC) _________________ Dynamo _____________
Motorruimte, turbobenzinemotor Motor, beschrijving_____________ Motorolie, verversen ___________ Motorolie, bijvullen_____________ Oliekwaliteit, viscositeit _________ Technische gegevens, motor_____ Belangrijke informatie voor het rijden 207 213 213 276 276 156 Koelvloeistof, controleren/bijvullen 216 Rijden tijdens de zomer _________ 191 Radiateur____________________ 276 Temperatuurmeter _____________ 91 Chassisnummer _________ Kleurcode ______________ Motornummer ___________ Waarschuwingsstickers
Motorruimte, benzinemotor V6 Motor, beschrijving_____________ Motorolie, bijvullen_____________ Oliekwaliteit, viscositeit _________ Technische gegevens, motor_____ Belangrijke informatie voor het rijden 210 213 276 276 156 Stuurbekrachtiging _______ 219 Vloeistof controleren/bijvullen 219 Chassisnummer _________ Kleurcode ______________ Motornummer ___________ Waarschuwingsstickers ____ Versnellingsbaknummer ___ 283 283 283 11 283 Uitlaatgasreiniging________ Aandrijfriem _____________ Eenvoudig sto
Motorruimte, dieselmotor 3 Chassisnummer _________ Kleurcode ______________ Motornummer ___________ Waarschuwingsstickers ____ Versnellingsbaknummer ___ 283 283 283 11 283 Uitlaatgasreiniging________ Aandrijfriem _____________ Eenvoudig storingzoeken (ACC) _________________ Dynamo ________________ 158 222 Motor, beschrijving_____________ Motorolie, verversen ___________ Motorolie, bijvullen_____________ Oliekwaliteit, viscositeit _________ Technische gegevens, motor_____ Belangrijke informatie voor h
Motorruimte, dieselmotor TTiD 3 Chassisnummer _________ Kleurcode ______________ Motornummer ___________ Waarschuwingsstickers ____ Versnellingsbaknummer ___ 283 283 283 11 283 Uitlaatgasreiniging________ Aandrijfriem _____________ Eenvoudig storingzoeken (ACC) _________________ Dynamo ________________ 158 222 Motor, beschrijving_____________ Motorolie, verversen ___________ Motorolie, bijvullen_____________ Oliekwaliteit, viscositeit _________ Technische gegevens, motor_____ Belangrijke informatie
Waarschuwingsstickers Standverwarming op brandstof 3 Koelventilator: Zet de verwarming uit tijdens het tanken. Koelventilator kan spontaan aanslaan. A/C-systeem: Koudemiddel onder hoge druk. Maak of neem geen aansluitingen van het A/C-systeem los, voordat het systeem is afgetapt. Een onjuiste werkwijze kan verwondingen veroorzaken. Werkzaamheden aan het A/C-systeem mogen alleen door vakkundig personeel worden uitgevoerd. Werkbeschrijving (zie Werkplaatshandboeken).
• Een kinderzitje NOOIT op een passagiersstoel met AIRBAG aanbrengen. • Gevaar voor ERNSTIG of DODELIJK letsel. Banden verwisselen: De krik alleen voor het aangegeven model gebruiken. De krik niet zwaarder belasten dan 1100 kg. De krik alleen gebruiken op een egale en stevige ondergrond. Niet onder een auto kruipen die slechts op een krik steunt, maar steunbokken gebruiken. Eventuele passagiers eerst laten uitstappen.
Voorbeelden van symbolen die u in uw auto kunt aantreffen Vonken en open vuur vermijden.
(Hier is met opzet een lege bladzijde ingevoegd.
Veiligheid 15 Veiligheid Veiligheidsgordels _____ Stoelen _______________ Hoofdsteunen _________ Kinderen en veiligheid __ Airbag________________ 3 Een sterretje geeft aan dat de uitrusting niet op alle auto’s is aangebracht (afhankelijk van het model, het motortype, de marktspecificatie, de gekozen opties en/of accessoires).
Veiligheid Veiligheidsgordels WAARSCHUWING • Met het oog op de verkeersveiligheid moet u de veiligheidsgordels omdoen en afstellen, terwijl de auto stilstaat. • De veiligheidsgordels moeten altijd en door alle inzittenden van de auto worden gebruikt. Zie ook Kinderen en veiligheid (zie blz. 28). • Controleer of de vergrendeltong goed in de gordelsluiting vastklikt.
Veiligheid Positie van vergrendelde veiligheidsgordels WAARSCHUWING • Wanneer u bij een aanrijding onder de gordel doorglijdt, kan het heupgedeelte van de gordel snijwonden in de maagstreek veroorzaken. Houd het heupgedeelte daarom altijd voldoende strak. De juiste zithouding • Elke veiligheidsgordel mag door slechts één persoon tegelijk worden gebruikt. Wanneer twee personen van dezelfde gordel gebruik maken, kunnen ze bij een aanrijding bekneld raken en verwondingen oplopen.
Veiligheid Vastzetten van de veiligheidsgordel Veiligheidsgordels, voor Doe de gordel om door deze langzaam naar buiten te trekken en de vergrendeltong in de gordelsluiting te duwen. Zorg dat de vergrendeltong goed vastklikt. Trek het heupgedeelte zo laag mogelijk over de heupen. Pak het diagonale gedeelte van de gordel bij de gordelsluiting beet en trek de gordel naar de schouder toe omhoog om het heupgedeelte strak te trekken.
Veiligheid U kunt de gordelgeleider hoger zetten door deze in de gewenste positie te duwen. Om de geleider lager te laten zetten moet u de ontgrendelknop indrukken en tegelijkertijd de geleider omlaagduwen. Let erop dat de geleider in de nieuwe positie vastklikt. Aanstaande moeders Aanstaande moeders moeten de gordel dusdanig omdoen, dat de gordel nooit druk uitoefent op de buik. Trek het heupgedeelte van de gordel zo laag mogelijk over de heupen.
Veiligheid Gordelspanners WAARSCHUWING Laat veiligheidsgordels, gordelspanners en bijbehorende onderdelen na een aanrijding in een Saab-werkplaats nakijken. U wordt geadviseerd contact op te nemen met een erkende Saab-werkplaats. Wijzig of herstel veiligheidsgordels nooit zelf. U wordt geadviseerd contact op te nemen met een erkende Saabwerkplaats. Sport Sedan en Sport Estate: De veiligheidsgordels voor de voorstoelen hebben gordelspanners en krachtbegrenzers.
Veiligheid 21 Veiligheidsgordels, achterbank, Sport Sedan en Sport Estate Veiligheidsgordel, achterbank, Cabriolet (zie blz. 77) WAARSCHUWING • Let erop dat de veiligheidsgordels niet klem komen te zitten, wanneer u het ruggedeelte van de achterbank voorof achteroverklapt (zie blz. 138). • Lading op de achterbank moet u altijd zorgvuldig vastzetten met behulp van de veiligheidsgordel. Zo voorkomt u dat de lading in geval van een aanrijding naar voren schiet en verwondingen kan veroorzaken.
Veiligheid Voor het verstellen van de bestuurdersstoel kunt u het beste de onderstaande volgorde aanhouden: Stoelen WAARSCHUWING Verstel de bestuurderstoel alleen, wanneer de auto stilstaat. Handmatig bediende stoelen 1 Positie in de hoogterichting 2 Positie in de lengterichting 3 Helling van het ruggedeelte 4 Hoogte van de hoofdsteun Voor een goede zithouding kunt u de volgende instellingen van de stoel veranderen: U verstelt het stuurwiel het allerlaatst (zie blz. 124).
Veiligheid Verstelling in de lengterichting Verstelling in de lengterichting WAARSCHUWING Controleer na het verstellen of de stoel in de nieuwe stand is vastgeklikt. Als dat niet het geval is, kan het gebeuren dat de stoel tijdens het rijden plotseling uit positie schiet en bij een eventuele aanrijding voor verwondingen zorgen. Stel de positie van de stoel in de lengterichting in met de hendel voor op de stoel.
Veiligheid Elektrisch bediende voorstoelen 3 WAARSCHUWING • De elektromotoren voor de verstelling van de elektrisch bediende voorstoelen zijn erg krachtig. Let daarop tijdens het verstellen van de stoel en zorg dat niets bekneld raakt of beschadigingen oploopt. • Let erop dat kinderen zich kunnen bezeren bij het spelen met de elektrisch bediende stoelen. • Neem daarom altijd de autosleutel (afstandsbediening) uit het contactslot, als u de auto verlaat.
Veiligheid Verstelling van het ruggedeelte Helling van het ruggedeelte WAARSCHUWING Zorg dat het ruggedeelte tijdens het rijden rechtop staat, zodat de veiligheidsgordel, de airbag en het ruggedeelte maximale bescherming bieden bij een krachtige remmanoeuvre of een eventuele aanrijding, en dan met name bij een aanrijding van achteren. Kantel het ruggedeelte met de achterste hendel.
Veiligheid Wanneer het contact ingeschakeld is, zijn alle verstelfuncties van de stoel te activeren. Wanneer er een portier openstaat en de afstandsbediening niet in het contactslot steekt, zijn de verstelfuncties 20 minuten lang te activeren. In het geheugen wordt ook de stand van de zijspiegels opgeslagen. Voorkeurstand opslaan en oproepen 1 Zet de stoel en de zijspiegels in de gewenste stand. De lendensteun is niet opgenomen in de geheugenfunctie.
Veiligheid Hoofdsteunen Sport Sedan en Sport Estate Hoofdsteun, Cabriolet (zie blz. 76) WAARSCHUWING • Stel de hoogte van de hoofdsteun dusdanig af dat deze maximale steun biedt en de kans op nekletsel bij een eventuele aanrijding beperkt. • Klap de hoofdsteun omhoog op de zitplaatsen die in gebruik zijn. De voorstoelen zijn uitgerust met SAHR (Saab Active Head Restraint). Dit systeem beperkt de kans op nekletsel bij aanrijdingen van achteren.
Veiligheid Kinderen en veiligheid WAARSCHUWING • Zet kinderen altijd in de gordel vast. • Een kinderzitje NOOIT op een passagiersstoel met AIRBAG aanbrengen. • Gevaar voor ERNSTIG of DODELIJK letsel. WAARSCHUWING WAARSCHUWING • Laat kleine kinderen nooit zonder toezicht in de auto achter; zelfs niet voor korte tijd. – Kleine kinderen en huisdieren raken al snel door de warmte bevangen en kunnen daaraan bezwijken. – Kinderen kunnen de auto in beweging brengen en zichzelf of anderen daarbij verwonden.
Veiligheid Algemene informatie over kinderen en veiligheid De veiligheid van uw kinderen is uiteraard net zo belangrijk als die van volwassenen. Kinderen moet u vervoeren in speciale veiligheidsuitrusting. Deze bescherming moet worden aangepast aan de lengte en het gewicht van het kind. U wordt geadviseerd contact op te nemen met een erkende Saab-dealer als u de auto wilt uitrusten met babyzitjes, kinderzitjes of verhogingskussens.
Veiligheid Modellen met passagiersairbag WAARSCHUWING •Een kinderzitje NOOIT op een passagiersstoel met AIRBAG aanbrengen. •Gevaar voor ERNSTIG of DODELIJK letsel. Achterbank, kinderzitje monteren Naar achteren gerichte kinderzitjes met verankeringsbanden moet u vastzetten aan de bevestigingsogen onder de bestuurders- en de passagiersstoel (zie afbeelding). ISOFIX-zitje monteren (zie blz. 34). Sport Sedan en Sport Estate Bevestig iedere verankeringsband aan de dichtstbijzijnde bevestigingsoog.
Veiligheid 31 Modellen waarbij de passagiersairbag buiten werking gesteld is 3 Kinderzitje monteren De passagiersairbag van een Cabriolet kan niet buiten werking worden gesteld. WAARSCHUWING • Bij gebruik van een kinderzitje op een passagiersstoel met een passagiersairbag die buiten werking gesteld is, mag u het zitje niet aan de verstelknop vastzetten waarmee u de stoel in de lengterichting verstelt. Als u dat namelijk wel doet, kan de stoel in geval van een aanrijding uit positie schieten.
Veiligheid Saab adviseert u overal in de auto bij voorkeur een kinderzitje van Saab te gebruiken 3. Bij gebruik van andere merken geldt echter het volgende: Groep Gewicht (leeftijd) lengte Passagiersstoel Buitenste zitplaats achterbank Middelste zitplaats achterbank 0 en 0+ tot 13 kg (tot ca. 2 jaar) X 1) U L 1 9–18 kg (ca. 9 mnd–4 jaar) X 1) U L 2 en 3 15–36 kg (ca.
Veiligheid Groep Gewicht (leeftijd) lengte 0 en 0+ tot 13 kg (tot ca. 2 jaar) 1 9–18 kg (ca. 9 mnd–4 jaar) 2 15–25 kg (ca. 3–6 jaar) 3 15–36 kg (ca. 3–12 jaar) korter dan 1,40 m Kinderzitjes 3 aanbevolen door Saab, goedgekeurd conform ECE R44.
Veiligheid ISOFIX Ter vereenvoudiging van de montage van kinderzitjes zijn er bevestigingspunten conform het ISOFIX-systeem in de auto aangebracht. ISOFIX vormt de norm voor montage van kinderzitjes binnen de automobielindustrie. Dergelijke bevestigingspunten vindt u op de beide buitenste zitplaatsen van de achterbank. De bevestigingspunten bestaan voor ieder kinderzitje uit twee beugels. Deze beugels mogen alleen worden gebruikt voor daarvoor bestemde speciale kinderzitjes.
Veiligheid Onderdelen van het airbagsysteem Airbag • stuurairbag • passagiersairbag WAARSCHUWING Doe het volgende om het gevaar voor verwondingen te beperken: • Maak altijd gebruik van de veiligheidsgordel. • Stel de stoel altijd dusdanig af dat u zo ver mogelijk van het stuurwiel/dashboard af zit, maar toch nog goed bij het stuurwiel, de bedieningselementen en de pedalen kunt komen.
Veiligheid lende factoren zoals de grootte van de krachten die tijdens de aanrijding ontketend worden en waar de auto wordt geraakt. Als de aanrijdingssensoren krachten registreren die overeenkomen met een aanrijding op hoge snelheid (fase II van de airbags wordt geactiveerd), worden ook de gordijnairbags geactiveerd (Sport Sedan en Sport Estate) (zie blz. 41). Bij activering van de airbags wordt de pluspool van de accu losgekoppeld (geldt voor modellen met een V6-motor) (zie blz. 222).
Veiligheid Airbagsysteem 1 2 3 4 5 6 Stuurwiel met airbag Passagiersairbag Zij-airbag Gordijnairbag (Sport Sedan en Sport Estate) Frontsensoren, op voorbumper Sensor voor bescherming bij aanrijdingen van opzij 7 Sensor voor bescherming bij aanrijdingen van opzij (Sport Sedan en Sport Estate) 8 Elektronica-unit met centrale sensor 37 Het is niet toegestaan accessoires of andere uitrusting te monteren in de gearceerde gebieden, waar in geval van een aanrijding airbags zich kunnen ontvouwen.
Veiligheid WAARSCHUWING • Alle inzittenden van de auto moeten altijd gebruik maken van de veiligheidsgordels, ook al is de auto uitgerust met airbags. • Aangezien de airbag zeer snel wordt opgeblazen en weer leegloopt, zal de airbag bij een eventuele tweede botsing tijdens dezelfde aanrijding geen bescherming meer bieden. Gebruik daarom altijd de veiligheidsgordel. • Het gas waarmee de airbag bij activering wordt gevuld is zeer heet.
Veiligheid Werking van de stuurairbag bij een frontale botsing Passagiersstoel met airbag WAARSCHUWING Begin van de botsing. De sensoren hebben de vertraging waargenomen en geven via de centrale sensor een signaal af aan de gasgenerator die ervoor zorgt dat de airbag wordt opgeblazen. De airbag bereikt de bestuurder. De airbag is nu helemaal opgeblazen. De airbag begint leeg te lopen. • Een kinderzitje NOOIT op een passagiersstoel met AIRBAG aanbrengen. • Gevaar voor ERNSTIG of DODELIJK letsel.
Veiligheid Bescherming tegen hoofdletsel De bekleding van de dakstijlen en het plafond (niet in de kap van de Cabriolet) zijn dusdanig vormgegeven dat ze energie absorberen, wanneer u er met uw hoofd tegenaan stoot. Na een aanrijding moet u de beschermende elementen verwijderen op de plaatsen die bezet waren.
Veiligheid 41 Gordijnairbag 3 WAARSCHUWING • Het is belangrijk dat u niet met uw hoofd tegen de zijruit aangeleund zit. De gordijnairbag wordt namelijk opgeblazen in juist dit gebied tussen de zijruit en uw hoofd. Als u wel tegen de zijruit aangeleund zit, biedt de gordijnairbag mogelijk niet de juiste bescherming.
Veiligheid Er zijn gordijnairbags ingebouwd in de lange kanten van het plafond (tussen de voorste en de achterste dakstijlen) om bescherming te bieden tegen hoofdletsel. Wanneer de zij-airbags in de voorstoelen worden opgeblazen, worden ook de gordijnairbags geactiveerd. Dit is het geval bij aanrijdingen van opzij. De gordijnairbags beperken het gevaar voor hoofdletsel van de inzittenden die op de buitenste zitplaatsen zitten.
Veiligheid Waarschuwingslampje airbag WAARSCHUWING Als het waarschuwingslampje op het hoofdinstrument na het starten niet dooft of tijdens het rijden gaat branden, werkt het airbagsysteem niet meer naar behoren. Laat de auto dan zo spoedig mogelijk nakijken. U wordt geadviseerd contact op te nemen met een erkende Saabwerkplaats (zie blz. 88). Onderhoud van het airbagsysteem Het systeem moet volgens het Onderhoudsprogramma worden gecontroleerd. Voor het overige is het systeem onderhoudsvrij.
Veiligheid Hanteren en verschroten van airbags en gordelspanners WAARSCHUWING • Het is niet toegestaan om wijzigingen aan te brengen in het stuurwiel of in de elektrische installatie van het airbagsysteem. • Bij alle laswerkzaamheden moet u beide accupolen loskoppelen en afdekken. • Wanneer u na spuitwerkzaamheden in de nabijheid van de elektronica-unit de onderdelen geforceerd wilt laten drogen, moet u eerst de massapunten en de bedrading afdekken.
Veiligheid Wanneer worden de stuurairbag en de passagiersairbag opgeblazen? Veroorzaakt de chemische reactie tijdens het opblazen een harde knal? De airbags worden alleen opgeblazen bij bepaalde frontale aanrijdingen afhankelijk van de kracht van de botsing, de hoek van impact, de snelheid van de auto en het deformatievermogen van het object dat wordt geraakt. Het opblazen van de airbag gaat gepaard met een krachtig geluid dat echter niet schadelijk is voor uw gehoor.
Veiligheid Is het materiaal (stof/rook) dat vrijkomt schadelijk voor de gezondheid? De meeste mensen die na het opblazen van de airbag langere tijd hebben doorgebracht in een auto met weinig of geen ventilatie, klagen over lichte irritatie van de luchtwegen of ogen. Zorg dat zo weinig mogelijk van het stof in aanraking komt met uw huid om huidirritatie te voorkomen. Bij aanhoudende klachten moet u contact opnemen met uw huisarts.
Sloten en diefstalalarm 47 Sloten en diefstalalarm Portieren _____________ Sloten ________________ Diefstalalarm 3 ________ Tankvulklep handmatig openen 3____________ 3 Een sterretje geeft aan dat de uitrusting niet op alle auto’s is aangebracht (afhankelijk van het model, het motortype, de marktspecificatie, de gekozen opties en/of accessoires).
Sloten en diefstalalarm Portieren Open het portier door de portierhandgreep onderhands omhoog te trekken. De onderstaande melding verschijnt op het SID, wanneer een van de portieren of de bagageklep openstaat of niet goed dicht is (de bijbehorende tekst verschijnt pas, wanneer de snelheid oploopt tot boven 25 km/h en het portier of de klep nog steeds niet gesloten is). Close doors. (Sluit portieren.
Sloten en diefstalalarm Opmerking! Functies van de afstandsbediening Om een nieuwe afstandsbediening bij te bestellen moet u er minstens één overhebben. Dit om ervoor te zorgen dat de elektronica-unit van het vergrendelingssysteem de nieuwe (bijbestelde) afstandsbediening leert herkennen. Neem daarom bij langere reizen e.d. een extra afstandsbediening mee en houd deze apart. Knop • Bescherm de afstandsbediening tegen vocht. • Spring niet te ruw met de afstandsbediening om.
Sloten en diefstalalarm Vergrendelen/ontgrendelen WAARSCHUWING Wanneer u de auto hebt vergrendeld, kan geen van de portieren (ook de bagageklep niet) vanaf de binnenzijde worden geopend. De TSL-functie 3 van de auto is geactiveerd. Laat bij het vergrendelen nooit personen in de auto achter. Het op afstand vergrendelen of ontgrendelen is van invloed op het diefstalalarm voor zover de auto daarmee uitgerust is.
Sloten en diefstalalarm Tijdelijke functiestoringen Er kunnen plaatselijk storingen in de functie van de afstandsbediening voorkomen onder invloed van interferentie door installaties of apparaten die op dezelfde frequentie als de afstandsbediening zitten. Bij eventuele storingen kunt u proberen of de afstandsbediening wel goed werkt vanaf een andere plaats rond de auto. U kunt de afstandsbediening ook op de ontvanger richten die bij het stuurwiel is aangebracht.
Sloten en diefstalalarm Vergrendelen als de accu uitgeput is U kunt het stuurslot alleen inschakelen en opheffen, wanneer de accuspanning hoog genoeg is. Als de accuspanning te laag wordt met de afstandsbediening in het contactslot, kunt u de afstandsbediening niet uitnemen. Om in dat geval de auto te kunnen verlaten, moet u het volgende doen: Vergrendel de auto door de vergrendelknoppen op de portieren omlaag te duwen.
Sloten en diefstalalarm • Wanneer u de auto vanaf de buitenzijde hebt vergrendeld, werkt deze knop echter niet. • Als u zittend in de auto de portieren vergrendeld met de afstandsbediening, activeert u de TSL-functie. Dit houdt in dat u de bedieningsknop op het bestuurdersportier buiten werking stelt, zodat u de auto alleen met de afstandsbediening kunt ontgrendelen. Als u in dat geval de afstandsbediening in het contactslot steekt, zal de TSL-functie worden opgeheven.
Sloten en diefstalalarm Vergrendelfuncties wijzigen Het is mogelijk enkele functies van het vergrendelingssysteem te wijzigen. U wordt geadviseerd contact op te nemen met een erkende Saab-werkplaats (zie blz. 284). Aantal afstandsbedieningen controleren Om te controleren hoeveel afstandsbedieningen er aan uw auto gekoppeld zijn kunt u het volgende doen: 1 Steek de afstandsbediening in het contactslot en draai deze naar stand ON.
Sloten en diefstalalarm 55 3 Vervang het batterijtje. Breng het nieuwe batterijtje op dezelfde manier aan als het oude (met de pluspool (+) omlaag). 4 Monteer de beide helften van de afstandsbediening en druk ze zo ver aan (zonder de knoppen aan te raken) dat u meerdere klikgeluiden hoort. Breng de traditionele sleutel weer in de afstandsbediening aan. Druk op het embleem om de traditionele sleutel eruit te halen.
Sloten en diefstalalarm Elektronische startblokkering (immobilisatie) De afstandsbediening is voorzien van een elektronische code die gekoppeld is aan de auto. Wanneer u de sleutel in het contactslot steekt, vindt een controle van deze code plaats. De lichtdiode geeft dan 3 seconden lang met tussenpozen twee korte lichtsignalen af. Als de code juist is, kunt u de motor starten.
Sloten en diefstalalarm Houd alle ruiten dicht, wanneer u het diefstalalarm activeert. De bewegingsmelder zou anders voorbijgangers voor potentiële dieven kunnen houden en het alarm laten afgaan. 11 seconden nadat u de auto op afstand hebt vergrendeld, zal het alarm worden ingeschakeld. Gedurende de vertragingstijd brandt de lichtdiode (led) continu. Na afloop van de vertragingstijd licht de lichtdiode om de 3 seconden eenmaal op. De lichtdiode zit boven op het dashboard.
Sloten en diefstalalarm Alarm uitschakelen wanneer het is afgegaan Als het alarm is afgegaan (de richtingaanwijzers knipperen en de sirene klinkt), kunt u het weer uitschakelen met een druk op een van de knoppen op de afstandsbediening of (wanneer u in de auto zit) door de afstandsbediening naar stand ON te draaien (zie onder). De licht- en geluidssignalen verdwijnen. De auto wordt ontgrendeld. De licht- en geluidssignalen verdwijnen. De auto blijft vergrendeld staan.
Sloten en diefstalalarm Bewegingsmelder en hellingssensor buiten werking stellen Als u bijvoorbeeld uw hond alleen in de auto achterlaat, de auto op een veerpont parkeert of een interieurverwarming aansluit, moet u de sensoren buiten werking stellen. U doet dat als volgt: 1 Kies voor Settings (Instellingen) met de stuurknoppen, of (zie ook blz. 98). 2 Houd de knop SET ingedrukt totdat er een geluidssignaal klinkt. 3 Kies voor Theft Alarm (Diefstalalarm). 4 Druk de SET-knop in.
Sloten en diefstalalarm Functies, overzicht Vergrendelen/ activeren De richtingaanwijzers lichten eenmaal op. Ontgrendelen/ deactiveren De richtingaanwijzers lichten tweemaal op. Ontgrendelen/ deactiveren van bagageklep De richtingaanwijzers lichten driemaal op. Het alarm gaat af De richtingaanwijzers knipperen 5 minuten lang. De sirene klinkt 30 seconden lang met tussenpozen van 10 seconden en dat maximaal 10 maal achtereen.
Sloten en diefstalalarm 61 Quickguide, led en SID-melding Activiteit Led-signaal SID-melding Oorzaak/Maatregel Activering (vertragingstijd) Brandt 11 seconden lang. Alarm geactiveerd Om de 3 seconden een kort lichtsignaal. Key not accepted. Contact service. (Sleutel niet geaccepteerd. Bezoek een werkplaats.) Er wordt een fout geregistreerd bij het insteken van de afstandsbediening in het contactslot. Deactivering Dooft. Alarm niet geactiveerd Brandt niet.
Sloten en diefstalalarm Tankvulklep handmatig openen 3 Sport Sedan Als u de tankvulklep die wordt aangestuurd door de centrale vergrendeling niet kunt ontgrendelen, moet u de volgende maatregelen treffen. Controleer zekering 7 in de zekeringhouder aan de korte kant van het dashboard (zie blz. 242). Als deze zekering kapot is of na vervanging opnieuw doorbrandt, kunt u de tankvulklep als volgt handmatig openen. 1 Open het klepje rechts in de bagageruimte.
9-3 Cabriolet 63 9-3 Cabriolet Adviezen voor de bediening van de kap _ Kap bedienen_________ Kap handmatig sluiten _ Waarschuwingen en meldingen die op SID kunnen verschijnen __ “Easy Entry” _________ Hoofdsteun __________ Veiligheidsgordel, achterbank, Cabriolet_ 3 Een sterretje geeft aan dat de uitrusting niet op alle auto’s is aangebracht (afhankelijk van het model, het motortype, de marktspecificatie, de gekozen opties en/of accessoires).
9-3 Cabriolet Adviezen voor de bediening van de kap • Nadat de kap is gesloten en voordat u wegrijdt, moet u altijd controleren of de kap goed in de plafondbalk is vergrendeld (zie blz. 68). • Nadat de kap is geopend, moet u voor het wegrijden controleren of de kapafdekking is vergrendeld (zie blz. 66). • Bij temperaturen lager dan –5 °C mag u de kap niet bedienen. • Let erop dat sommige automatische wasstraten schade aan de kap kunnen veroorzaken.
9-3 Cabriolet Kap bedienen WAARSCHUWING • Kom niet aan de scharnieren en geleiderails bij het openen van de kap. Zorg dat u niet met uw handen bekneld raakt tussen de kap en de voorruitbalk. • Bedien de kap niet wanneer er omstanders dicht bij de auto staan. • Controleer na het openen van de kap of de kapafdekking goed vergrendeld is. • Controleer na het sluiten van de kap of de kap goed vastzit aan de bovenkant van de voorruit. N.B.
9-3 Cabriolet Als u de kapbedieningsknop na het geluidssignaal omlaag blijft drukken, zullen alle ruiten na enige vertraging worden geopend. Kap openen De kap kan alleen worden geopend wanneer: Kap op afstand openen 3 • de auto niet sneller rijdt dan 30 km/h; U kunt de kap ook op afstand openen wanneer u naast de auto staat door op de ont- • de accuspanning hoger is dan 10 V; grendelingsknop op de afstandsbediening te drukken (zie ook blz. 125).
9-3 Cabriolet 1 De achterruit komt iets omhoog. Het kapomhulsel in de bagageruimte komt omlaag. 2 De kapafdekking gaat open. a 2,2 m b 5 cm 3 De kap wordt geopend. 4 De kapafdekking gaat dicht.
9-3 Cabriolet Alle zijruiten worden tijdens het sluiten van de kap automatisch iets geopend om de afdichtrubbers te beschermen. Controleer of kap met de vergrendelingshaken vastzit aan de voorruitbalk. Kap sluiten De kap kan alleen worden gesloten wanneer: • de auto niet sneller rijdt dan 30 km/h; Als u de kapbedieningsknop na het geluidssignaal omhoog blijft drukken, zullen alle ruiten na enige vertraging worden gesloten. • de accuspanning hoger is dan 10 V; • de bagageklep vergrendeld is.
9-3 Cabriolet 1 De kapafdekking gaat open. 2 De kap wordt gesloten. 3 De kapafdekking gaat dicht. 4 De achterruit komt omlaag.
9-3 Cabriolet Kap handmatig sluiten WAARSCHUWING U mag de kap alleen geforceerd sluiten om deze in noodgevallen (bijvoorbeeld bij een elektrische storing) te sluiten. Wanneer u de kap handmatig sluit, mag u niet aan de kapbedieningsknop op het dashboard komen. U kunt anders verwondingen oplopen of schade toebrengen aan het kapmechanisme. Wanneer u de kap handmatig hebt gesloten, mag u deze niet handmatig openen. Het kapmechanisme kan dan namelijk schade oplopen.
9-3 Cabriolet De kapafdekking gaat open 4 Sluit de bagageklep volledig om te voorkomen dat de kapafdekking tegen de bagageklep aankomt. Begin van handmatig sluiten WAARSCHUWING 5 Klap de kapafdekking naar achteren toe open. • Kom niet aan de scharnieren en geleiderails bij het sluiten van de kap. 6 Klap de ruggedeelten van de voorstoelen voorover. • Houd uw handen uit de buurt van de voorruitbalk. • Er bestaat anders gevaar voor beknelling.
9-3 Cabriolet De kap wordt op de voorruitbalk vergrendeld De kapafdekking wordt gesloten 8 Ga op de ene voorstoel zitten en vergrendel de kap aan de voorruitbalk. Maak gebruik van de wielsleutel en de inbussleutel. Draai deze ongeveer een kwartslag linksom. Controleer of de kap vergrendeld is door de voorkant van de kap te proberen omhoog te duwen. De kap mag daarbij niet omhoogkomen. 9 Til de achterruit volledig omhoog en houd de ruit in deze stand vast. Sluit de kapafdekking.
9-3 Cabriolet 73 Waarschuwingen en meldingen die op SID kunnen verschijnen Op het SID kunnen de onderstaande meldingen verschijnen met betrekking tot het kapsysteem. De meldingen gaan vergezeld van een geluidssignaal: Oorzaak Soft top front not locked. (Voorkant kap niet vergrendeld.) Soft top power pack overheated. (Kapbedieningsmotor oververhit.) De automatische vergrendeling van de kap op de • Verrijd de auto zodat deze horizontaal staat, voorruit is mislukt.
9-3 Cabriolet De accu van de auto levert een te lage spanning Battery low. (Slecht geladen om de kap te kunnen bedienen. accu.) Soft top obstructed. Clear obstacles. (Kap wordt mogelijk gehinderd. Verwijder obstakel.) Complete soft top operation to open boot. (Bediening kap afronden om bagageklep te openen.) Beëindig de kapbediening. Complete soft top operation before driving. (Bediening kap afronden alvorens weg te rijden.) Beëindig de kapbediening. Sluit de bagageklep. Close boot.
9-3 Cabriolet 75 “Easy Entry” WAARSCHUWING • Controleer altijd of het ruggedeelte geblokkeerd staat, nadat u het weer rechtop hebt gezet. • Controleer of het verstelmechanisme voor de positie in de lengterichting goed vastzit. Zowel het ruggedeelte als het zitgedeelte moet geblokkeerd staan om de kans op verwondingen bij een remmanoeuvre of een aanrijding te beperken. Dit geldt in het bijzonder bij gebruik van een naar achteren gericht kinderzitje op de achterbank.
9-3 Cabriolet Hoofdsteun WAARSCHUWING Stel de hoogte van de hoofdsteun dusdanig af dat deze maximale steun biedt en de kans op nekletsel bij een eventuele aanrijding beperkt. De voorstoelen zijn uitgerust met SAHR (Saab Active Head Restraint). Dit systeem beperkt de kans op nekletsel bij aanrijdingen van achteren. SAHR is een mechanisch systeem dat door het lichaamsgewicht wordt geactiveerd. Het mechanisme is ingebouwd in het ruggedeelte en staat in verbinding met de hoofdsteun.
9-3 Cabriolet Veiligheidsgordel, achterbank, Cabriolet De twee zitplaatsen op de achterbank zijn voorzien van een driepuntsgordel met automatisch oprolmechanisme. Doe de gordel om door deze langzaam naar buiten te trekken en de vergrendeltong in de gordelsluiting te duwen. Zorg dat de vergrendeltong goed in de gordelsluiting vastklikt. Pak het diagonale gedeelte van de gordel bij de gordelsluiting beet en trek de gordel naar de schouder toe omhoog om het heupgedeelte strak te trekken.
9-3 Cabriolet Roll-over-bescherming WAARSCHUWING • De roll-over-bescherming werkt met krachtige veren die de rolbeugels bij een aanrijding met kracht omhoogduwen. Als de rolbeugels niet goed vergrendeld zitten, is letsel niet uitgesloten. • Als u de rolbeugels na activering handmatig terugduwt, bieden ze bij een volgende aanrijding geen bescherming meer.
9-3 Cabriolet Sluiten Elektrisch bediende zijruiten Kap gesloten – de zijruiten worden ieder afzonderlijk gesloten. Kap geopend – beide zijruiten zijn te sluiten met de knop voor de voorste zijruit. WAARSCHUWING Voorste zijruiten automatisch sluiten: Trek de knop volledig omhoog en laat deze weer los. De achterste zijruiten moeten volledig gesloten zijn. De voorste zijruiten zijn verkrijgbaar met klembeveiliging 3.
9-3 Cabriolet Elektrisch bediende zijruiten vooraan met klembeveiliging afstellen 3 De elektrisch bediende zijruiten moeten worden afgesteld, wanneer de automatische sluitingsfunctie niet werkt of als de auto stroomloos is geweest. De klembeveiliging werkt namelijk pas na afstelling. Voor afstelling geldt het volgende: 1 De kap moet zijn gesloten. 2 De portieren en de achterste zijruiten moeten zijn gesloten. 3 De motor moet stationair lopen.
9-3 Cabriolet Zonneklep Op de zonnekleppen zit een make-upspiegeltje met verlichting. De verlichting gaat branden, zodra u het spiegelklepje opent. Bagageruimteverlichting De verlichting van de bagageruimte licht op/dooft, wanneer u de bagageklep opent of sluit. Als u de bagageklep langer dan 20 minuten laat openstaan, zal de verlichting automatisch doven om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt. Gloeilampen vervangen (zie blz. 237).
9-3 Cabriolet Spoiler op bagageklep 3 Bagageklep handmatig ontgrendelen WAARSCHUWING Als de bagageklep niet via de centrale vergrendeling ontgrendeld wordt, kunt u de bagageklep handmatig ontgrendelen. Bij bepaalde varianten zit er een spoiler op de bagageklep. In dat geval bestaat het gevaar dat u bij het sluiten van de klep bekneld raakt tussen de spoiler en het achterspatbord.
Instrumenten en bediening 83 Instrumenten en bediening Waarschuwings- en controlelampjes ______ Instrumenten __________ SID (Saab Information Display) _____________ Schakelaars ___________ Wissers en sproeiers ___ Automatische klimaatregeling (ACC) _ 3 Een sterretje geeft aan dat de uitrusting niet op alle auto’s is aangebracht (afhankelijk van het model, het motortype, de marktspecificatie, de gekozen opties en/of accessoires).
Instrumenten en bediening Hoofdinstrument Waarschuwings- en controlelampjes Welke waarschuwingen en aanduidingen er kunnen verschijnen hangt af van de motorvariant en het uitrustingsniveau. Waarschuwingslampje, ABS Het waarschuwingslampje voor het ABS gaat branden, wanneer er een storing in het anti-blokkeerremsysteem optreedt. De volgende aanduiding verschijnt op het SID: Hoofdinstrument 1 2 3 4 Toerenteller Snelheidsmeter Turbodrukmeter 3 Brandstofniveaumeter Antilock brake malfunc.
Instrumenten en bediening Waarschuwingslampje, oliedruk (motorolie) Waarschuwing, laadstroom Het lampje brandt, wanneer de accu niet wordt opgeladen door de dynamo. Als het lampje tijdens het rijden oplicht, moet u de auto zo spoedig mogelijk tot stilstand brengen en de motor afzetten. De volgende aanduiding verschijnt op het SID: Battery not charging. Make a safe stop. (Accu wordt niet bijgeladen. Breng auto veilig tot stilstand.) Aandrijfriem controleren (zie blz. 222).
Instrumenten en bediening Het lampje voor de storingsmelding gaat branden, wanneer er een storing optreedt in het brandstof- of ontstekingssysteem. U kunt dan alleen nog voorzichtig en met een beperkt motorvermogen rijden (zie blz. 156). De volgende melding verschijnt op het SID: Reduced engine power. Contact service. (Beperkt motorvermogen. Bezoek een werkplaats.) Voorste mistlichten 3 Het controlelampje voor de voorste mistlichten gaat branden, wanneer de mistlichten voor ontstoken is (zie blz.
Instrumenten en bediening Als het peil in orde is moet u het rempedaal twee- tot driemaal stevig intrappen en vervolgens het remvloeistofpeil opnieuw controleren. Als het peil dan nog steeds in orde is, kunt u – heel voorzichtig – verder rijden naar de dichtstbijzijnde werkplaats om het remsysteem te laten nakijken. U wordt geadviseerd daarvoor contact op te nemen met een erkende Saab-werkplaats. Het remsysteem is voorzien van een speciale regeling die EBD (Electronic Brakeforce Distribution) wordt genoemd.
Instrumenten en bediening Controlelampje, brandstofreserve Controlelampje, cruisecontrol 3 Het waarschuwingslampje voor de brandstofreserve gaat branden, wanneer er minder dan ca. 10 liter brandstof in de brandstoftank zit (zie ook de functie D.T.E. (actieradius) op blz. 93). Het lampje brandt wanneer het systeem is ingeschakeld. zie blz. 173. Waarschuwing, airbag Het lampje brandt wanneer er een storing in het airbagsysteem is ontstaan (zie blz. 35).
Instrumenten en bediening Controlelampje. TCS of ESP® 3 WAARSCHUWING Controlelampje, TCS OFF of ESP® OFF 3 In normale rijomstandigheden verhoogt het TCS de veiligheid en het rijcomfort, maar beschouw het systeem niet als een vrijbrief om sneller te kunnen rijden. Betracht altijd de nodige voorzichtigheid bij het nemen van bochten en het rijden over gladde wegen (zie blz.177/179). Het controlelampje voor het TCS gaat branden, wanneer het systeem in werking treedt.
Instrumenten en bediening Lampcontrole De bovenstaande waarschuwings- en controlelampjes moeten gaan branden, wanneer u het contact naar stand ON draait. De lampjes moeten ca. 4 seconden na het aanslaan van de motor weer doven of wanneer tijdens een interne controle gebleken is, dat de gecontroleerde functies/systemen feilloos werken. Instrumenten Toerenteller De toerenteller geeft het aantal duizenden omwentelingen aan dat de motor per minuut maakt.
Instrumenten en bediening 91 N.B. Als de wijzernaald ondanks deze maatregelen in het rode gebied blijft staan, moet u de auto tot stilstand brengen en de motor enige tijd stationair laten lopen. Als de wijzernaald verder in het rode gebied uitslaat, moet u de motor afzetten. Temperatuurmeter Deze temperatuurmeter voor de motor geeft de koelvloeistoftemperatuur van de motor aan. Onder normale omstandigheden moet de wijzernaald in het midden van het veld staan.
Instrumenten en bediening Als de wijzernaald echter herhaalde malen tot in het rode vak uitslaat en de motor tegelijkertijd aan vermogen verliest doordat het controlesysteem de laaddruk beperkt, moet u onmiddellijk contact opnemen met een werkplaats. U wordt geadviseerd daarvoor contact op te nemen met een erkende Saab-werkplaats. Als de snelheid oploopt tot boven 230 km/h, wordt een verdere snelheidstoename beperkt door een verlaging van de laaddruk.
Instrumenten en bediening 93 Druk op de CLR-knop om de SID-melding te bevestigen. Meldingen die worden bevestigd maar niet worden verholpen, verschijnen de volgende keer dat de motor wordt gestart opnieuw. Boordcomputerfuncties van SID Bij het afzetten van de motor verschijnen ter herinnering de waarschuwingen/meldingen die nog actief zijn. Ook ziet u dan welke waarschuwingen/meldingen u hebt bevestigd met de CLR-knop.
Instrumenten en bediening SID2 3 bevat ook de volgende functies: Dist Afstand tot punt van bestemming. Deze functie kan tevens dienstdoen als dagteller. Als u zowel de afstand als de berekende snelheid aangeeft, krijgt u een berekende aankomsttijd (zie blz. 96). Speed Ø Gemiddelde snelheid Speed W Snelheidswaarschuwing Settings Instelling van bijvoorbeeld (Instellingen) alarmtijd, taal, regensensor 3 Phone 3 (Telefoon) Verwerking van bijvoorbeeld nummerlijsten (zie het Infotainment-boekje).
Instrumenten en bediening Dist als dagteller gebruiken 1 Kies Dist met de stuurknoppen, of . 2 Houd de CLR-knop ca. 1 seconde lang ingedrukt. Boordcomputer resetten 1 Houd de CLR-knop ingedrukt (ca. 3 seconden), totdat er een geluidssignaal klinkt. De volgende functies worden gereset: Rechts op het display licht vervolgens een pijltje op om aan te geven dat de dagteller actief is. • Fuel Ø (de waarde wordt teruggezet naar 10l/100 km) Bepaalde functie resetten • D.T.E.
Instrumenten en bediening Aankomsttijd berekenen (Hoe laat kom ik op het punt van bestemming aan als ik de af te leggen afstand weet?) De berekende aankomsttijd wordt rechts op het display weergegeven. Aankomsttijd bij een bepaalde gemiddelde snelheid berekenen Als u een pauze inlast, wordt deze tijd bij de eerdere berekende aankomsttijd opgeteld.
Instrumenten en bediening De berekende aankomsttijd wordt tijdens het rijden voortdurend bijgewerkt op basis van de gemiddelde snelheid sinds de instelling van de waarde in Dist. U moet daarbij wel sneller dan 20 km/h rijden. Wanneer u tijdens het rijden voor Dist kiest, kunt u zien hoeveel kilometer u nog moet rijden. Wanneer de functie Dist een waarde van 0 km heeft bereikt, werkt Dist als dagteller. De laatst ingestelde waarde geldt daarbij als beginwaarde voor de dagteller.
Instrumenten en bediening Alarm 1 Kies Settings (Instellingen) met de stuurknoppen, of . Settings (Instellingen) In dit menu kiest u bijvoorbeeld de taal en de meeteenheid. 2 Houd de knop SET ingedrukt totdat er een geluidssignaal klinkt. 1 Kies Settings (Instellingen) met de stuurknoppen, of . 3 Kies voor Alarm Clock (Wekker) met de stuurknoppen. Nu verschijnt OFF (Uit) of ON (Aan). 2 Houd de knop SET ingedrukt totdat er een geluidssignaal klinkt.
Instrumenten en bediening Alarm Clock (Wekker), blz. 98. ON (Aan) OFF (Uit) Language (Taal) ENGLISH UK (Engels GB) DEUTSCH (Duits) SVENSKA (Zweeds) FRANCAIS (Frans) ITALIANO (Italiaans) ESPANOL (Spaans) Speed scale Illumin. (Verlichting schaalverdeling kilometerteller) 0–260 km/h 0–140 km/h Unit (Eenheid) METRIC (Metrisch) US (Amerikaans) IMPERIAL (Brits) Climate System (Klimaatregeling), blz. 120. Next Service: xx% (Volgende service: xx%).
Instrumenten en bediening Theft Alarm (Diefstalalarm) Als de auto een bewegingsmelder en een hellingssensor heeft, kunnen deze worden uitgeschakeld (kies DOOR ONLY (Alleen portier)) als u bijvoorbeeld een hond in de auto laat terwijl u deze vergrendelt. Ook als u aan boort van een veerboot parkeert, kan het handig zijn om DOOR ONLY (Alleen portier) te kiezen. Anders kan het alarm op zee afgaan. Park Assistance (Parkeerhulp) De parkeerhulp kan worden uitgeschakeld met OFF (Uit).
Instrumenten en bediening Service-indicator resetten Reset de service-indicator als volgt: 1 Draai met de motor afgezet de afstandsbediening in het contactslot naar stand ON. 2 Houd het rempedaal ingedrukt (alleen bij modellen met een dieselmotor). 3 Kies Settings (Instellingen) met de stuurknoppen, of . 4 Houd de knop SET ingedrukt totdat er een geluidssignaal klinkt. 5 Kies voor Time for Service (Tijd voor onderhoud.).
Instrumenten en bediening Schakelaars Verlichting gedoofd De buitenverlichting is gedoofd. Het is mogelijk grootlichtsignalen te geven. Stadslichten U kunt de stadslichten onafhankelijk van de stand van het contactslot inschakelen. Als de verlichtingsdraaiknop in de stand voor de stadslichten staat, wordt er bij het openen van het bestuurdersportier een geluidssignaal afgegeven om u eraan te herinneren dat u de stadslichten moet uitschakelen. Rijd niet alleen met de stadslichten.
Instrumenten en bediening 103 “Follow Me Home”-verlichting Wanneer u de functie “Follow Me Home” activeert, blijven het dimlicht en de achteruitrijlichten nog ca. 30 seconden lang branden nadat u het bestuurdersportier hebt gesloten. 1 Neem de afstandsbediening uit. 2 Open het bestuurdersportier. 3 Haal de hendel voor het wisselen van groot licht/dimlicht naar het stuurwiel toe, in de eindstand. Het dimlicht en de achteruitrijlichten zullen ca.
Instrumenten en bediening De drie verschillende standen van de bedieningsknop lenen zich voor de volgende beladingssituaties: Stand Aantal inzittenden 1 2–3 op achterbank en eventueel 1 op voorstoel. 2 2–3 op achterbank. 3 1–2 of 1–4 Lading Max. 30 kg. 40–80 kg in bagageruimte. Max. lading in bagageruimte. Max. lading in bagageruimte en een caravan of aanhanger. Modellen met xenonlampen 3 Modellen met xenonlampen zijn uitgerust met automatische koplamphoogteregeling 3 (bepaalde markten).
Instrumenten en bediening 105 Het mistachterlicht bestaat uit één (1) gloeilamp. Bij auto’s bestemd voor landen met rechtshoudend verkeer zit het mistachterlicht links en bij auto’s voor landen met linkshoudend verkeer rechts. Lichtbundel instellen op links- of rechtshoudend verkeer (zie blz. 203). Snelweglichtregeling Bij rijsnelheden vanaf ca. 110 km/h worden de koplampen iets naar boven toe gekanteld voor een langere lichtbundel. Wanneer de snelheid tot ca.
Instrumenten en bediening Prioritering van geluidssignalen Als twee of meer functies, bijvoorbeeld richtingaanwijzers, parkeerhulp en gordelwaarschuwing, tegelijkertijd actief zijn, wordt prioriteit gegeven aan de functie die op dat moment het belangrijkst is. Voorste mistlichten 3 Bepaalde modellen zijn voorzien van extra mistlichten in de voorspoiler. Gebruik deze mistlichten alleen bij slecht zicht. Het mistlicht wordt automatisch uitgeschakeld bij het afzetten van de motor.
Instrumenten en bediening 107 Gevarendriehoek 3 De gevarendriehoek is rechts in de bagageruimte aan de bekleding bevestigd. WAARSCHUWING Plaats een gevarendriehoek op ca. 50-100 meter achter de auto, zodat achteropkomend verkeer tijdig wordt gewaarschuwd. Als heuvels e.d. het zicht belemmeren, moet u een grotere afstand aanhouden. Alarmlichten De knop voor de alarmlichten vindt u op het bedieningspaneel voor de klimaatregeling.
Instrumenten en bediening Wissers en sproeiers Ruitensproeiers Voorruitwissers U schakelt de ruitensproeiers in door de hendel naar het stuurwiel toe te halen. Stand 1 is een terugverende stand, waarbij de voorruitwissers één enkele slag maken. U kunt de intervalfunctie van de ruitenwissers instellen met de draaiknop aan het uiteinde van de ruitenwisserhendel. U kunt de intervalfunctie in 5 verschillende standen zetten variëren van 2 tot 15 seconden.
Instrumenten en bediening Koplampsproeiers 3 Wanneer de koplampen geactiveerd zijn, worden de koplampen tegelijk met de voorruit schoongesproeid. De koplampsproeiers worden 0,6 seconden na inschakeling van de ruitensproeiers geactiveerd. De koplampen worden iedere 5de keer dat u de voorruitsproeiers activeert schoongesproeid of eerder als er meer dan 2 minuten zijn verstreken sinds de laatste sproeibeurt van de voorruit. Draaiknop voor instelling van intervalfunctie wissers.
Instrumenten en bediening Als u de hendel in stand AUTO laat staan bij het afzetten van de motor, moet u de hendel (een volgende keer dat u de motor start) eerst in stand 0 of 3 zetten en daarna terughalen naar stand AUTO om de regensensor opnieuw te activeren. Als er iets mis is met het systeem, wordt er op lage snelheid gewist wanneer u de hendel in stand AUTO zet.
Instrumenten en bediening Achterruitwisser, 9-3 Sport Estate De sproeikop is niet afstelbaar. De bediening is als volgt: Wanneer er minder dan 1 liter sproeiervloeistof in het reservoir zit, worden de achterruitsproeiers niet langer geactiveerd om de resterende vloeistof alleen voor de voorruitsproeiers te gebruiken. Tegelijkertijd verschijnt de volgende melding op het SID: • een enkele slag: haal de hendel naar stand 2, waarna de hendel naar de ruststand terugveert.
Instrumenten en bediening Automatische klimaatregeling (ACC) Het ACC-systeem (Automatic Climate Control) regelt automatisch de gewenste interieurtemperatuur, onafhankelijk van de weersomstandigheden. Het systeem regelt op de snelst mogelijke manier de ingestelde temperatuur. Let erop dat het niet sneller warm/koud wordt, wanneer u een hogere/lagere temperatuur instelt dan gewenst is. Voor de beste werking van het ACC-systeem moet u alle ruiten en een eventueel zonnedak zoveel mogelijk dicht houden.
Instrumenten en bediening 113 Het systeem gebruikt informatie van zeven sensoren, te weten: • De sensor voor de buitentemperatuur. • De sensor voor de interieurtemperatuur (bij de achteruitkijkspiegel). • De zonnesensor (boven op het dashboard). • De sensoren voor de mengluchttemperatuur, 2 stuks (in de vloerroosters voorin).
Instrumenten en bediening Temperatuurregeling Het interieur van de auto is in twee temperatuurzones verdeeld: • De bestuurdersplaats. • De passagierplaats en de achterbank. U kunt de temperatuur instellen op een waarde tussen 16 en 26 °C. Luchtrooster, dashboard Dashboardroosters U kunt de dashboardroosters afstellen om de richting van de luchtstroom te wijzigen.
Instrumenten en bediening 115 MAX. verwarming (rood controlelampje) MAX. koeling, (blauw controlelampje) Condenswater MAX. verwarming wordt verkregen als de temperatuurknop naar de eerste stand langs 26 wordt gedraaid (naar rode lichtdiode). MAX. koeling wordt verkregen als de temperatuurknop naar de eerste stand langs 16 wordt gedraaid (naar blauwe lichtdiode). Wanneer de A/C-compressor in werking is, zal de binnenkomende lucht van vocht worden ontdaan.
Instrumenten en bediening Functies Eventueel handmatig verrichte instellingen worden niet gewijzigd door de automatische klimaatregeling. U annuleert handmatige instellingen met een druk op AUTO. De temperatuur wordt altijd automatisch op peil gehouden. De temperatuur, de luchtverdeling, de ventilator en de recirculatie worden automatisch geregeld. U annuleert een bepaalde handmatige keuze door op AUTO te drukken. Bij het starten van de motor staat het ACC-systeem altijd in de stand AUTO.
Instrumenten en bediening Luchtverdeling Eenmaal indrukken: Wanneer u de ontwasemingsfunctie handmatig inschakelt, worden alle ruiten van condens ontdaan (de luchtstroom naar de achterste zijruiten wordt afgesloten) en wel als volgt: Ontwaseming - vloer • De ventilator draait op hoge snelheid. • De lucht stroomt uit de ontwasemingsroosters. • De temperatuur wordt iets verhoogd. • De recirculatiefunctie wordt uitgeschakeld. • De achterruitverwarming/zijspiegelverwarming wordt ingeschakeld.
Instrumenten en bediening Starten bij koud weer De automatische regeling stelt om te beginnen de ontwasemingsstand, maximale verwarming en een lage ventilatorsnelheid in. Naarmate de temperatuur van de motor oploopt, stroomt er meer lucht uit de vloerroosters en gaat de ventilator sneller draaien. Wanneer de interieurtemperatuur de ingestelde waarde bereikt, worden de ventilatorsnelheid en de verwarming automatisch tot een bepaald niveau gereduceerd.
Instrumenten en bediening Maatregelen in speciale weersomstandigheden Problemen met condens- of ijsvorming op de ruiten komen normaal gesproken alleen in extreme omstandigheden voor zoals bij hevige regenval en koude in combinatie met een hoge luchtvochtigheid of wanneer de inzittenden hevig transpireren of natte kleding dragen.
Instrumenten en bediening ACC, Cabriolet Settings (Instellingen) Als de kap wordt geopend, worden meerdere functies in het ACC-systeem beïnvloed. U kunt een aantal van de functies van de ACC naar wens afstemmen. Het volgende geldt: 1 Kies Settings (Instellingen) met de stuurknoppen, of . • de gevoeligheid van de temperatuurknop wordt gewijzigd 2 Houd de knop SET ingedrukt totdat er een geluidssignaal klinkt.
Instrumenten en bediening Uitleg bij het instellen van de werking van de ACC onder Settings (Instellingen). Rear Defroster (Ontwaseming achter) AUTO De achterruitverwarming en zijspiegelverwarming verlopen automatisch. Deze optie maakt deel uit van Default Settings (Standaardinstellingen). MANUAL (Handmatig) De achterruitverwarming en zijspiegelverwarming worden ingeschakeld met een druk op de bijbehorende knop op het ACCpaneel.
Instrumenten en bediening A/C Mode (A/C-stand) AUTO De A/C-compressor wordt automatisch in- en uitgeschakeld. Deze optie maakt deel uit van Default Settings (Standaardinstellingen). OFF (Uit) De A/C-compressor is uitgeschakeld (zie ook blz. 116). De A/C-compressor wordt echter tijdelijk ingeschakeld, wanneer u tijdens het rijden op de AC- of AUTO-knop drukt bij een buitentemperatuur hoger dan +5 °C.
Interieur 123 Interieur Stuurwielverstelling ____ Elektrisch bediende zijruiten _____________ Achteruitkijkspiegel en zijspiegels ___________ Zonnedak 3 ___________ Binnenverlichting ______ Bekerhouder 3 ________ Asbakken 3 ___________ Opbergvakken _________ Bagageruimte _________ 3 Een sterretje geeft aan dat de uitrusting niet op alle auto’s is aangebracht (afhankelijk van het model, het motortype, de marktspecificatie, de gekozen opties en/of accessoires).
Interieur Stuurwielverstelling WAARSCHUWING Met het oog op de verkeersveiligheid moet u stuurwiel verstellen, terwijl de auto stilstaat. U kunt de stand van het stuurwiel in de lengte- en de hoogterichting verstellen. U vindt de blokkeerhendel onder de stuurkolom. 1 Hef de blokkering op door de hendel naar links te halen. 2 Zet het stuurwiel in de gewenste stand. 3 Duw de blokkeerhendel weer van u af om het stuurwiel in de nieuwe stand vast te zetten.
Interieur 125 Elektrisch bediende zijruiten WAARSCHUWING Let op het gevaar voor beknelling tijdens het sluiten van de zijruiten om ernstig of dodelijk letsel te voorkomen. • Haal bij het verlaten van de auto altijd de afstandsbediening uit het contactslot. Dit om te voorkomen dat kinderen met de elektrisch bediende zijruiten kunnen gaan spelen en ze kunnen activeren.
Interieur Op afstand sluiten 3 , Sport Sedan en Sport Estate Sluiten WAARSCHUWING Wees uiterst voorzichtig bij het sluiten van de zijruiten om te voorkomen dat iemand bekneld raakt. Trek de voorkant van de knop één positie omhoog. De opgaande beweging van de zijruit wordt onderbroken, wanneer de ruit helemaal gesloten is of wanneer u de knop loslaat. Automatisch sluiten 3: Til de knop volledig omhoog en laat deze weer los. Zie Afstellen op blz. 127, als de zijruit niet automatisch sluit.
Interieur Als de elektrisch bediende zijruiten vooraan door bijvoorbeeld vuil of ijs dusdanig klemmen dat de klembeveiliging wordt geactiveerd (zodat de ruiten niet kunnen worden gesloten), kunt u de klembeveiliging tijdelijk buiten werking stellen om de ruiten toch te kunnen sluiten. 1 Zorg dat het contact in stand ON staat. Knop om de bedieningsknoppen voor de achterste zijruiten op de achterportieren en de klembeveiliging van de zijruiten buiten werking te stellen.
Interieur Achteruitkijkspiegel en zijspiegels Zijspiegels Instellen De zijspiegels zijn elektrisch te bedienen en te verwarmen. De bedieningsknoppen vindt u op het bestuurdersportier. 1 Kies een zijspiegel met de bovenste knop. 2 Stel de zijspiegel in met het drukplaatje U kunt de stand van het spiegelglas ook handmatig instellen door het glas voorzichtig in de gewenste richting te duwen. De zijspiegels worden automatisch verwarmd bij inschakeling van de achterruitverwarming.
Interieur 129 Achteruitkijkspiegel met automatische anti-verblindingsregeling 3 Druk op knop 2 om de automatische antiverblindingsregeling te activeren. De achteruitkijkspiegel is voorzien van twee sensoren: één aan de voorkant en één aan de achterkant. De sensor aan de voorkant registreert of het buiten licht of donker is. Kantelknop voor anti-verblindingsstand 1 Normale stand 2 Anti-verblindingsstand Achteruitkijkspiegel De achteruitkijkspiegel heeft een anti-verblindingsstand.
Interieur Zonnedak 3 WAARSCHUWING Let op het gevaar voor beknelling tijdens het sluiten van het elektrisch bediende zonnedak om ernstig of dodelijk letsel te voorkomen. • Haal bij het verlaten van de auto altijd de afstandsbediening uit het contactslot. Dit om te voorkomen dat kinderen met het elektrisch bediende zonnedak kunnen gaan spelen en het kunnen activeren.
Interieur Sluiten WAARSCHUWING Wees uiterst voorzichtig bij het sluiten van het zonnedak om te voorkomen dat iemand bekneld raakt. Handbediend sluiten Duw de knop tot in de eerste stand naar voren toe. Het zonnedak komt tot stilstand, zodra u de knop weer loslaat. Automatisch sluiten 3 Duw de knop tot in de tweede stand naar voren toe en laat de knop weer los. Het zonnedak sluit dan volledig.
Interieur Klembeveiliging 3 WAARSCHUWING Let erop dat het zonnedak niet wordt gehinderd, wanneer u het zonnedak zonder klembeveiliging sluit. Het zonnedak is voorzien van een klembeveiliging. Deze beveiliging treedt in werking, wanneer het zonnedak tijdens het sluiten in zijn beweging wordt gehinderd. Het zonnedak komt in dat geval tot stilstand en schuift weer iets verder open.
Interieur 1 Binnenverlichting volledig uitgeschakeld 2 Portieren regelen aan/uit 3 Binnenverlichting aan, onafhankelijk van de portieren Binnenverlichting De binnenverlichting bestaat uit een voorste en achterste plafondlampje, vloerverlichting en instapverlichting in de portieren (bepaalde varianten). De schakelaar voor de binnenverlichting vindt u op de plafondconsole bij de achteruitkijkspiegel.
Interieur Bagageruimteverlichting Bekerhouder 3 De verlichting van de bagageruimte licht op/dooft, wanneer u de bagageklep opent of sluit. Als u de bagageklep langer dan 20 minuten laat openstaan, zal de verlichting automatisch doven om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt. WAARSCHUWING • De bekerhouder is niet bedoeld om porseleinen of glazen bekers e.d. in te zetten, omdat dergelijke voorwerpen bij een aanrijding verwondingen kunnen veroorzaken.
Interieur 135 Asbakken 3 Bij auto’s met asbakken zit de ene asbak voor de versnellingspook/keuzehendel en de andere in de achterwand van de middenconsole. Bekerhouder in dashboard 3 Bekerhouder in opbergvak tussen voorstoelen 3 Bekerhouder onder zitgedeelte achterbank 3 Open de voorste asbak door lichtjes op de voorkant te duwen. Verwijder de asbak door het aan weerszijden beet te pakken en recht omhoog te tillen. Plaats de asbak terug door deze recht omlaag te duwen.
Interieur Opbergvakken WAARSCHUWING Houd de klep van het dashboardkastje tijdens het rijden gesloten. Dit geldt in het bijzonder voor modellen met een passagiersairbag. De klep van het dashboardkastje kan namelijk verwondingen veroorzaken in geval van een aanrijding. Voorste asbak met aansteker 3 Achterste asbak 3 U vindt ook opbergvakken onder de asbak voorin en in de portieren (bij auto’s met Bose® Surround-system ontbreken de opbergvakken in de achterportieren).
Interieur Open het dashboardkastje door op de knop links op de sierstrip te drukken. Het dashboardkastje van de Cabriolet is afsluitbaar met de traditionele sleutel (zie blz. 55). Schuifluikje in dashboardkastje voor aanvoer van koude lucht 3. Dit maakt het mogelijk om bijvoorbeeld chocolade ook bij warm weer koel te bewaren.
Interieur Bagageruimte Ruggedeelte achterbank neerklappen, Sport Sedan Cabriolet: Het ruggedeelte van de achterbank is niet neer te klappen. WAARSCHUWING • Rijd nooit weg wanneer het ruggedeelte niet goed geblokkeerd is, omdat dit de kans op verwondingen verhoogt bij een krachtige remmanoeuvre of een aanrijding. • Laat kinderen of huisdieren nooit zonder toezicht in de auto achter. Bij warm weer kan de temperatuur in de passagiersruimte/bagageruimte oplopen tot 70–80 °C.
Interieur 139 Het ruggedeelte van de achterbank is voor het gemak in tweeën verdeeld, zodat u het smalle en het brede gedeelte ieder apart kunt neerklappen. Dicht bij de scharnieren in de bagageruimte vindt u de hendels waarmee u de blokkering van de beide ruggedeelten kunt opheffen. Het neerklappen gaat gemakkelijker, wanneer u de voorstoelen niet te ver naar achteren hebt staan. 1 Hef de blokkering van het neer te klappen ruggedeelte op door aan de bijbehorende hendel in de bagageruimte te trekken.
Interieur Bagageruimteverlichting WAARSCHUWING • Zorg dat u de lading zorgvuldig vastzet, bijvoorbeeld met de middelste veiligheidsgordel. Dit om te voorkomen dat de lading bij een remmanoeuvre of een aanrijding wordt weggeslingerd en verwondingen veroorzaakt. • Voor het behoud van de normale rijeigenschappen van de auto, mag u de maximale laadcapaciteit van de auto niet overschrijden (zie blz. 274). De verlichting in de bagageruimte gaat branden, wanneer u het luik opent.
Interieur WAARSCHUWING • Leg de zware tassen en koffers plat op de vloer neer. Leg daarna de kleinere en lichtere tassen en koffers er bovenop. • Zet zware en grote voorwerpen altijd vast aan de verankeringsogen in de bagageruimte. Zo verkleint u de kans dat de lading bij een aanrijding of een krachtige remmanoeuvre wordt weggeslingerd en verwondingen veroorzaakt.
Interieur Ruggedeelte achterbank neerklappen, Sport Estate WAARSCHUWING • Rijd nooit weg wanneer het ruggedeelte niet goed geblokkeerd is, omdat dit de kans op verwondingen verhoogt bij een krachtige remmanoeuvre of een aanrijding. • Laat kinderen of huisdieren nooit zonder toezicht in de auto achter. Bij warm weer kan de temperatuur in de passagiersruimte/bagageruimte oplopen tot 70–80 °C. Kleine kinderen raken al snel door de warmte bevangen.
Interieur WAARSCHUWING • Leg de zware tassen en koffers plat op de vloer neer. Leg daarna de kleinere en lichtere tassen en koffers er bovenop. • Belast het bagagenet nooit overmatig. Als de elastische banden knappen kunt u verwondingen oplopen. Gebruik geen bagagenet dat tekenen van slijtage vertoont. • Zet zware en grote voorwerpen altijd vast aan de verankeringsogen in de bagageruimte.
Interieur Doorsteekluik, Sport Estate Voor het transport van lange, smalle voorwerpen is het ruggedeelte van de achterbank voorzien van een doorsteekluik. Bij het in- en uitladen van lange voorwerpen moet u de motor afzetten en de handrem aantrekken. Als u dat niet doet, kan het namelijk gebeuren dat u per ongeluk tegen de versnellingspook/keuzehendel stoot, waarbij de auto in beweging kan komen. • Klap de armleuning omlaag en open het doorsteekluik door de handgreep omhoog te trekken.
Interieur Verankeringsogen, Sport Estate In de bagageruimte vindt u verankeringsogen waaraan u de eventuele lading kunt vastzetten. Zorg dat u de lading zo ver mogelijk naar voren schuift en zo laag mogelijk houdt. Rijden met een geopende bagageklep (zie blz. 196). 145 Lading verankeren WAARSCHUWING • Schuif de zware tassen en koffers altijd zo ver mogelijk naar voren in de bagageruimte, dat wil zeggen tegen het ruggedeelte van de achterbank aan.
Interieur • Dek scherpe randen af om schade aan de sjorbanden te voorkomen. Bagagenet 3 WAARSCHUWING • Klap bij het vervoer van zware bagage de achterbank niet neer, omdat de verankeringsmogelijkheden bij een neergeklapte achterbank beperkt zijn. Alleen een opgeklapte achterbank kan bij een aanrijding voorkomen dat de lading verschuift. • Belast het bagagenet 3 nooit overmatig. Als de elastische banden knappen kunt u verwondingen oplopen. Gebruik geen bagagenet dat tekenen van slijtage vertoont.
Interieur 147 Bagagenet, verticaal, 9-3 Sport Estate Monteer het net achter de rugleuning van de achterbank. 1 Verwijder de achterste dekplaatjes aan het plafond. 2 Monteer de bovenste twee bevestigingen van het net aan de achterste twee bevestigingspunten aan het plafond. 3 Bevestig de haken van het net aan de twee verankeringsogen bij de achterbank. Span de banden aan. U kunt het bagagenet ook achter de voorstoelen monteren, wanneer de achterbank in zijn geheel neergeklapt is.
Interieur Bagagenet, voor vloerbevestiging, 9-3 Sport Estate 3 1 Klap de vloerplaat omhoog. Plaats de zijkant van de vloerplaat in de uitsparingen van de zijstukken. 2 Plaats de koffer/tas op de onderliggende vloer en bevestig de haken van het net aan de opgeklapte vloerplaat. Bagagenet, voor vloerbevestiging, 9-3 Sport Estate 1 Bovenste bevestiging.
Interieur Ruggedeelte passagiersstoel neerklappen 3 WAARSCHUWING Laat niemand op de achterbank achter de passagiersstoel plaatsnemen, wanneer het ruggedeelte van de stoel neergeklapt is. Om het vervoer van lange en smalle voorwerpen te vereenvoudigen kunt u het ruggedeelte van de passagiersstoel naar voren toe neerklappen. 1 Zet de hoofdsteun in de laagste stand (zie blz. 27). 2 Duw de stoel naar achteren zodat het ruggedeelte volledig kan worden neergeklapt en daarbij niet tegen het dashboard aankomt.
Interieur Bagagerolhoes 3, 9-3 Sport Estate N.B. Leg geen voorwerpen op een uitgerolde bagagerolhoes. De rolhoes dient alleen om inkijk te voorkomen en is niet bedoeld om er zaken op te leggen. Monteren • Pak de cassette dusdanig beet dat het uitrolbare stuk naar achteren wijst. • Houd de cassette links en rechts boven de pen (1). Duw de cassette omlaag en draai deze iets naar voren, totdat u een “klik” hoort.
Starten en rijden 151 Starten en rijden Contactslot __________ Stuurslot ____________ Motor starten _________ Belangrijke informatie voor het rijden_______ Tanken ______________ Inrijperiode___________ Handbak _____________ Automaatbak 3 _______ Cruisecontrol 3 _______ Remmen _____________ Traction Control System (TCS) ______________ Electronic Stability Program (ESP®) 3 ___ Handrem_____________ Parkeren_____________ 3 Een sterretje geeft aan dat de uitrusting niet op alle auto’s is aangebracht (afhankeli
Starten en rijden Contactslot N.B. Het contactslot zit in de middenconsole tussen de voorstoelen. N.B. Vuil, kruimels en vocht kunnen schade aan het contactslot veroorzaken. Gebruik de middenconsole dan ook niet om spullen op weg te zetten. Zorg dat er geen sneeuw in het contactslot kan komen en daar smelt. Hierdoor kan het contactslot vastvriezen. WAARSCHUWING • Neem altijd de afstandsbediening uit het contact, wanneer u kinderen alleen in de auto achterlaat.
Starten en rijden Stuurslot Het stuurslot werkt elektrisch. Het treedt in werking, wanneer u de afstandsbediening uit het contactslot neemt. Het stuurslot wordt opgeheven, wanneer u de afstandsbediening in het contactslot steekt. U hoort een klikkend geluid, wanneer het stuurslot in werking treedt of wordt opgeheven.
Starten en rijden In dat geval kunt u de eerste 15 minuten na het starten de hydraulische klepstoters duidelijk horen tikken. Dit houdt echter niet in dat er iets mis is met de motor. Laat de motor echter geen hogere toeren maken dan 3000 omw/min, zolang u het tikkende geluid hoort. Motor starten Zolang de motor niet op bedrijfstemperatuur is, moet u niet te veel gas geven en de motor niet te zwaar belasten. Rijd pas met de auto weg, wanneer alle waarschuwings- en controlelampjes weer zijn gedoofd.
Starten en rijden Dieselmotor 3 Starten tijdens de winter (dieselmotor) Bij strenge vorst is het mogelijk dat de startmotor tot maar liefst 60 seconden lang moet draaien. Bij langdurig verblijf in landen met een koud klimaat wordt het gebruik van motorverwarming geadviseerd. Laat de motor ca. 10 seconden lang stationair lopen. Geef pas volgas, als er 2-3 minuten zijn verstreken nadat de motor is aangeslagen.
Starten en rijden Belangrijke informatie voor het rijden Modellen met turbobenzinemotor 1 Tijdens het starten en rijden. • Trek niet volgas op, voordat de motor op bedrijfstemperatuur is gekomen. Dit om overmatige slijtage van te voorkomen. Als de turbodrukmeter herhaaldelijk tot in het rode vak uitslaat, kan de motor plotseling aan vermogen verliezen omdat een beveiligingsfunctie de laaddruk automatisch beperkt. U wordt geadviseerd contact op te nemen met een erkende Saab-werkplaats.
Starten en rijden Limited performance. (Beperkte prestaties.) Het lampje 3 brandt als er een storing in de motor of versnellingsbak (auto’s met automaatbak) is ontstaan die tijdens het rijden voor problemen kan zorgen maar die niet van invloed is op de uitlaatgasreiniging. Er kan nog steeds met de auto worden gereden, maar misschien met beperkte prestaties. Neem te gelegener tijd contact op met een werkplaats. U wordt geadviseerd daarvoor contact op te nemen met een erkende Saab-werkplaats.
Starten en rijden Belangrijke informatie over modellen met een benzinemotor De katalysator vormt een onderdeel van het systeem voor de uitlaatgasreiniging en is in het uitlaatsysteem gemonteerd. Het actieve gedeelte van de katalysator bestaat uit een keramisch element met een cellenstructuur waarvan de wanden overtrokken zijn met een legering van edelmetalen. N.B. Maak alleen gebruik van ongelode (loodvrije) benzine.
Starten en rijden Belangrijke informatie over modellen met een dieselmotor N.B. Wanneer u de brandstoftank helemaal leegrijdt, bestaat het gevaar dat er met de brandstof mee lucht de motor in wordt gepompt. De temperatuur in de katalysator kan daardoor zo hoog oplopen dat deze beschadigd raakt.
Starten en rijden De regeneratie vindt automatisch plaats. De tijd tussen elke regeneratie wordt beïnvloed door het type verkeer waarin de auto rijdt. Rijden op snelwegen levert de langste intervallen op. Een regeneratie kan max. 8 minuten duren.
Starten en rijden Gebruik brandstof van gerenommeerde oliemaatschappijen. Voor de beste prestaties wordt u geadviseerd gebruik te maken van benzine met het onderstaande octaangetal: Alle benzinemotoren van Saab kunnen op benzine met een octaangetal van 91 (RON) en 98 (RON) lopen (RON = Research Octane Number). • E85 voor auto’s die zijn aangepast Het motorstuursysteem registreert het verloop van de verbranding in de motor en stemt de regeling automatisch af op de gebruikte soort brandstof.
Starten en rijden Tankdop N.B. Bepaalde benzinetoevoegingen kunnen in combinatie met ethanol slechtere rijprestaties veroorzaken. Giet de tank daarom om de 10000 km vol met zuivere benzine (RON 95). Rijd het merendeel van de tankinhoud op voordat u opnieuw E85 tankt. N.B. Houd een jerrycan met reservebrandstof gevuld met zuivere benzine (RON 95). • Naarmate het E85-gehalte toeneemt stijgen eveneens het motorkoppel en het motorvermogen.
Starten en rijden Modellen met een dieselmotor 3 N.B. Tank niet zoveel brandstof, dat deze tot in de vulpijp staat. De brandstof heeft enige ruimte nodig om bij warm weer bijvoorbeeld uit te kunnen zetten. Om condens in de tank te vermijden (en daarmee de kans op motorstoringen te beperken) moet u de tank altijd goed gevuld houden. Anti-condensmiddel in brandstoftank (zie blz. 189). Gebruik alleen dieselolie die bestemd is voor automotoren.
Starten en rijden Water in de brandstof 3 Wanneer u de tank hebt leeggereden De dieselolie uit de tank passeert een filter, voordat deze de motor bereikt. Als er water in de brandstof zit, wordt dat in het filter opgevangen. Wanneer de hoeveelheid water in het filter te groot wordt, verschijnt de volgende melding op het SID: Wanneer u de tank van een model met dieselmotor hebt leeggereden, moet u het volgende doen: Water in fuel. Contact service. (Water in de brandstof.
Starten en rijden Inrijperiode Zuigers, cilinders en lagers hebben een bepaalde inlooptijd nodig om egale en slijtagebestendige glijvlakken te krijgen. Een nieuwe motor moet u daarom niet al te zwaar belasten. Het inrijproces wordt hierdoor negatief beïnvloed, waardoor de levensduur van de auto en vooral die van de motor aanzienlijk zal afnemen. Modellen met een benzinemotor: laat de motor de eerste 2000 km geen hogere toeren maken dan 5000 omw/min.
Starten en rijden Handbak Trap bij het schakelen het koppelingspedaal zo ver mogelijk omlaag en laat het daarna weer rustig opkomen. Laat uw hand tijdens het rijden niet op de versnellingspook rusten. Daardoor kan onnodige slijtage in de versnellingsbak optreden. Om de achteruitversnelling (R) in te kunnen schakelen moet u eerst de pookknop omhoogtrekken en de blokkering opheffen. N.B. Schakel de achteruitversnelling pas in, wanneer de auto helemaal stilstaat en u het gaspedaal hebt losgelaten.
Starten en rijden 167 Automaatbak 3 WAARSCHUWING • Om de keuzehendel uit stand P of N te kunnen halen moet u op het rempedaal trappen. • Zet de keuzehendel nooit tijdens het rijden in stand P, R of N. U brengt dan niet alleen uzelf en eventuele passagiers maar ook uw medeweggebruikers in gevaar. Ook wanneer u de vergissing probeert te herstellen en een nieuwe rijstand kiest, kan de versnellingsbak schade oplopen.
Starten en rijden ongewenste stijging van de temperatuur in de versnellingsbak tegen te gaan. Bepaalde varianten maken de eerste minuut na de koude start gebruik van een speciaal schakelpatroon om te zorgen dat de katalysator sneller op temperatuur komt. Temperatuurbeveiliging van versnellingsbak Als de temperatuur van de versnellingsbakolie oploopt tot boven 150 °C, wordt het motorkoppel begrensd tot 200 Nm.
Starten en rijden Lock-up De koppelomvormer van de versnellingsbak is voorzien van een zogeheten lock-up. Dit houdt in dat de koppelomvormer in bepaalde versnellingen wordt uitgeschakeld, waardoor het motortoerental en het brandstofverbruik afnemen. Kickdown Wanneer u het gaspedaal helemaal intrapt, zal de versnellingsbak terugschakelen om sneller te kunnen optrekken. De kickdown is bijvoorbeeld handig tijdens het inhalen.
Starten en rijden Modellen met een vijftraps automaatbak Park Brake Shift Lock In deze stand kunt u alleen de 2de en 5de versnelling inschakelen. Gebruik de 2de versnelling op lage snelheden en de 5de versnelling op hoge snelheden. De 2de versnelling is alleen handmatig in te schakelen. De 5de versnelling is zowel handmatig in te schakelen als automatisch met de keuzehendel in stand D (zie blz. 172). De versnellingsbak is voorzien van een beveiligingsfunctie die Park Brake Shift Lock wordt genoemd.
Starten en rijden Schakelstanden P De keuzehendel en de versnellingsbak zijn geblokkeerd. U kunt de motor starten. Om de keuzehendel uit stand P of N te halen, moet u de blokkeerknop op de keuzehendel indrukken en het rempedaal ingetrapt houden. U mag de keuzehendel alleen in stand P zetten, wanneer de auto stilstaat. R U mag de keuzehendel alleen in stand R zetten, wanneer de auto stilstaat. U kunt de hendel alleen in deze stand zetten, als u de blokkeerknop indrukt.
Starten en rijden Sentronic, handmatig schakelen Zet de hendel in stand M (naar links vanuit stand D) om handmatig te kunnen schakelen. Schakel een hogere versnelling in door de keuzehendel naar voren te duwen of juist een lagere versnelling door de hendel naar achteren te halen. Na iedere schakeling veert de keuzehendel automatisch terug naar stand M. Tijdens het rijden kunt u handmatig schakelen om bijvoorbeeld tijdens het inhalen langer in de ingeschakelde versnelling te blijven rijden.
Starten en rijden Cruisecontrol 3 Het lampje CRUISE op het hoofdinstrument brandt, wanneer u de schuifknop in stand ON zet. Als u de motor afzet met de cruisecontrol in stand ON, zal het systeem ook de volgende keer dat u de motor inschakelt in stand ON staan. (kruissnelheidsregeling) WAARSCHUWING Maak geen gebruik van de cruisecontrol bij een nat en/of glad wegdek, in druk verkeer of op bochtige wegen.
Starten en rijden Verlagen van ingestelde snelheid Tijdelijk de snelheid verhogen Ingestelde snelheid hervatten U kunt de snelheid op een van de volgende manieren verlagen: Geef bij het inhalen bijvoorbeeld gas bij zonder terug te schakelen (modellen met een handbak). Wanneer u het gaspedaal vervolgens weer loslaat, zal de auto automatisch de ingestelde snelheid hervatten. Duw de schuifknop in stand RESUME om de eerder ingestelde snelheid te hervatten. U moet daarbij sneller rijden dan 25 km/h.
Starten en rijden Remmen Controleer tijdens het rijden zo nu en dan de werking van de remmen. Dit is vooral van belang, wanneer u bij hevige regenval, door grote waterplassen of op natte wegen door sneeuw al dan niet vermengd met wegenzout rijdt. Onder dergelijke omstandigheden kan de remwerking tijdelijk afnemen. Maak de remschijven dan droog door zo nu en dan lichtjes te remmen. Doe dit ook bij extreem vochtig weer en meteen na het schoonspuiten van de auto.
Starten en rijden Het remsysteem is voorzien van een elektronische regeling (EBD = Electronic Brakeforce Distribution), die de remdruk dusdanig verdeelt over de voor- en achterwielen, dat het remvermogen ongeacht de snelheid en de belading altijd optimaal is. Het ABS heeft een ingebouwde diagnosefunctie die zorgt dat het waarschuwingslampje voor het ABS oplicht, als er een storing optreedt (zie blz. 84).
Starten en rijden Traction Control System (TCS) Anti-doorslipregeling WAARSCHUWING Onder normale rijomstandigheden helpt het TCS de stabiliteit van de auto te verhogen. Beschouw het systeem echter niet als een vrijbrief om sneller te gaan rijden. Tref altijd de nodige veiligheidsmaatregelen bij het nemen van bochten en het rijden over gladde wegen.
Starten en rijden TCS OFF TCS tijdelijk uitschakelen Het controlelampje op het hoofdinstrument gaat branden als: Wanneer u de motor start, zal het TCS worden ingeschakeld. • u het systeem handmatig uitschakelt (bij snelheden lager dan 60 km/h); • er zich een storing in het ABS voordoet; • er iets mis is met het TCS en de volgende melding op het SID staat: Traction control failure. Contact service. (Storing aandrijfregelsysteem. Bezoek een werkplaats.
Starten en rijden Werkwijze van het ESP®-systeem Electronic Stability Program (ESP®) 3 Electronic Stability Program kan het risico beperken dat de auto gaat slippen door één of meer wielen af te remmen zonder dat u op het rempedaal trapt. Ook het motorvermogen wordt tijdelijk beperkt om de mate van doorslippen van de aangedreven wielen te reduceren.
Starten en rijden Als het ESP®-systeem actief is, hebben de banden minder grip op het wegdek en dient u verder extra voorzichtig te zijn. ESP® OFF Het controlelampje op het hoofdinstrument gaat branden als: • u het systeem handmatig uitschakelt (bij snelheden lager dan 60 km/h); • er zich een storing in het ABS voordoet; • er iets mis is met het systeem en de volgende melding op het SID staat: Stability control failure. Contact service. (Storing stabiliteitsprogramma. Bezoek een werkplaats.
Starten en rijden Bij het aanhalen van de handrem kunt u beter niet op het rempedaal trappen of net genoeg om te voorkomen dat de auto wegrolt. Handrem WAARSCHUWING U kunt de auto gemakkelijker van de handrem halen, wanneer u eerst op het rempedaal trapt en het in deze stand vasthoudt. Dit geldt met name wanneer de auto op een helling geparkeerd staat. • Trek bij het parkeren altijd de handrem aan. Zie blz. 183. als u de auto langdurig wilt parkeren.
Starten en rijden Parkeren op een helling Parkeren N.B. WAARSCHUWING • Laat kinderen of huisdieren nooit in de auto achter. Bij warm weer kan de temperatuur in de passagiers- en bagageruimte oplopen tot maar liefst 70–80 °C. • Parkeer de auto altijd zo, dat deze geen hinder of gevaar oplevert voor het overige verkeer. • Parkeer de auto niet op droog gras of op andere brandbare materialen. De katalysator kan bijzonder heet worden en brand veroorzaken.
Starten en rijden 183 Langdurig parkeren Als u van plan bent de auto gedurende een langere periode (ca. 3–4 maanden) niet te gebruiken, wordt geadviseerd de volgende maatregelen te treffen: • Tap de sproeiervloeistof uit het reservoir en de slangen af. • Spuit de auto schoon en zet deze in de was. De afdichtrubbers bij de motorkap, de bagageklep en de portieren kunt u schoonmaken en insmeren met glycerine. • Na het wassen moet u de remschijven “droogremmen” om roestvorming te voorkomen.
Starten en rijden Akoestisch parkeerhulpsysteem 3 (Saab Parking Assistance) WAARSCHUWING Als u bij het achteruitrijden wordt aangereden of schade veroorzaakt, bent u altijd schadeplichtig. • Het akoestisch parkeerhulpsysteem helpt u bij het achteruitrijden. • Let erop dat het systeem een kind dat op de grond ligt en/of kleine obstakels zoals een paaltje niet altijd kan ontdekken. Het parkeerhulpsysteem helpt u bij het parkeren en achteruitrijden.
Starten en rijden volgen elkaar sneller op naarmate u het obstakel dichter nadert. Als u de auto in de achteruitversnelling tot stilstand brengt, vallen de geluidssignalen na 2 seconden weg. Wanneer u vervolgens verder achteruitrijdt, worden er weer geluidssignalen afgegeven. Als de auto vooruitrijdt met de achteruitversnelling ingeschakeld, vallen de geluidssignalen weg. Wanneer de afstand tot het obstakel kleiner is dan ca. 30 cm, hoort u één lange toon. Wanneer het obstakel op ca.
Starten en rijden U kunt het systeem uitschakelen onder Settings (Instellingen). 1 Kies Settings (Instellingen) met de stuurknoppen, of . 2 Houd de knop SET ingedrukt totdat er een geluidssignaal klinkt. 3 Kies voor Park Assistance (Parkeerhulp). 4 Druk de SET-knop in. 5 Kies ON (Aan) of OFF (Uit). 6 Sluit af met een druk op de knop SET. Park Assistance (Parkeerhulp) ON (Aan) OFF (Uit) Uitleg bij ON (Aan) en OFF (Uit).
Starten en rijden Zuinig rijden Factoren die van invloed zijn op het brandstofverbruik Het brandstofverbruik wordt in hoge mate beïnvloed door factoren zoals de rijomstandigheden, het klimaat, de conditie van de wegen, de conditie van de auto, de snelheid en de rijstijl. Inrijperiode Tijdens de inrijperiode (de eerste 5000– 7000 km) kan het brandstofverbruik iets hoger liggen dan de aangegeven brandstofverbruikswaarden. Klimaat Tijdens de zomermaanden rijdt u zuiniger dan tijdens de wintermaanden.
Starten en rijden • Laat de motor niet warmdraaien wanneer de auto stilstaat. Bij stationair toerental komt de motor slechts zeer langzaam op temperatuur. De motorslijtage is het grootst tijdens de opwarmfase. Rijd daarom zo snel mogelijk weg nadat de motor is aangeslagen, maar laat de motor niet te hoge toeren maken. • Rijd zo rustig en anticiperend mogelijk. Stem uw rijstijl af op de heersende verkeersomstandigheden.
Starten en rijden Rijden tijdens de winter Onder koude weersomstandigheden moet u rekening houden met het volgende: • Controleer voordat u wegrijdt of de ruitenwisserbladen soms zijn vastgevroren. • Zorg dat de luchtinlaatopening van het verwarmingssysteem tussen de motorkap en de voorruit vrij is van sneeuw. • Spuit zo nodig een speciale olie in de portiersloten om bevriezing te voorkomen. Gebruik bij voorkeur molybdeendisulfideolie (MoS2).
Starten en rijden Let erop dat rubber een product met een beperkte houdbaarheid is. Zo is het mogelijk dat u de winterbanden al moet vervangen, voordat ze zijn versleten. Naarmate rubber ouder wordt, neemt de grip op het wegdek af. Voor modellen met een handbak geldt het volgende: als de voorwielen mochten gaan slippen, kunt u dit het beste ondervangen door te ontkoppelen en de wielen te laten uitrollen (d.w.z. de wielen worden niet aangedreven en evenmin geremd).
Starten en rijden Rijden tijdens de zomer Controleer altijd het koelvloeistofpeil, voordat u vertrekt. Bij een koude motor dient de koelvloeistof ter hoogte van het merkje KALT/COLD (op de deellijn van het expansiereservoir) of daar net boven te staan. Laat de motor na afloop van de rit 2-3 minuten stationair lopen. Als de naald van de temperatuurmeter tot in het rode gebied uitslaat, verschijnt de volgende melding op het SID: Hot engine. Make a safe stop. Idle engine. (Motor heet.
Starten en rijden Rijden met een aanhanger 3 WAARSCHUWING • Koppel geen aanhanger achter de auto bij een hellingspercentage van meer dan 15 %. De druk op de aangedreven wielen (voorwielen) wordt dan zo laag, dat ze kunnen doorslippen en hun grip op de weg verliezen. • De handrem is niet altijd krachtig genoeg om de auto plus de aanhanger tegen te houden. De wielen kunnen over het wegdek wegglijden. • Trek altijd de handrem van de aanhanger aan, voordat u de aanhanger loskoppelt.
Starten en rijden • Sommige aanhangers/caravans zijn uitgerust met een ander soort elektrische uitrusting dan de gebruikelijke buitenverlichting (zoals binnenverlichting, ventilator of acculader). Als deze uitrusting via het aanhangercontact is aangesloten op de auto, moet de aanhanger/caravan met een 13-polige connector worden aangesloten die voldoet aan de ISO-norm 11446 om in de benodigde individuele voeding te voorzien.
Starten en rijden De volgende aanduiding verschijnt op het SID, als de versnellingsbakolie te warm wordt: Gearbox too hot. Make a safe stop. Open hood. (Versnellingsbak te heet. Breng auto veilig tot stilstand. Open motorkap.) Wanneer deze aanduiding verschijnt, moet u de auto op een geschikte plek tot stilstand brengen en de motor stationair laten lopen, totdat de aanduiding weer verdwijnt. De keuzehendel moet daarbij in stand P staan.
Starten en rijden Rijden met lading op het dak WAARSCHUWING • Wanneer u lading op de daklastdrager vervoert, treden er wijzigingen op in het zwaartepunt en de aerodynamische eigenschappen van de auto. Houd daar rekening mee bij het nemen van bochten en bij het rijden met zijwind. Verdeling van de bagage in de caravan a Licht b Middelzwaar c Zwaar • Stem uw snelheid daarom af op de heersende omstandigheden. U mag lading met een gewicht tot maximaal 100 kg op het dak vervoeren.
Starten en rijden Rijden met een geopende bagageklep Rijd bij voorkeur niet met een bagageklep die geheel of gedeeltelijk openstaat om te voorkomen dat er uitlaatgassen de passagiersruimte in worden gezogen. Als u echter gedwongen bent om met een geopende bagageklep te rijden, moet u alle ruiten en een eventueel zonnedak sluiten en de interieurventilator op de maximale snelheid instellen. Rijden door diepe waterplassen N.B. Rijd niet door waterplassen die dieper zijn dan 20 cm.
Starten en rijden 197 Het voorste sleepoog ligt naast het reservewiel. Rechts in de bumper vindt u een dekplaatje waarachter de steun voor het sleepoog zit. 1 Werk de onderkant van het dekplaatje los met bijvoorbeeld een schroevendraaier. Beschadig de lak niet. 2 Draai het sleepoog vast. Het sleepoog is voorzien van linkse schroefdraad! 3 Steek de dopsleutel door het sleepoog om het goed strak vast te draaien.
Starten en rijden Auto slepen Modellen met een automaatbak N.B. N.B. Maak nooit gebruik van de sleepogen om de auto te bergen. • U mag de auto niet achteruit wegslepen. Zet de versnellingspook in de neutrale stand (op modellen met een automaatbak moet de keuzehendel in stand N staat). Schakel de stadslichten in. Rijd voorzichtig en zorg dat u de maximale snelheid voor het slepen nooit overschrijdt. Probeer de sleepkabel altijd strak te houden.
Starten en rijden Bergen Rijden met een reservewiel Bij het transport van de auto op een ander voertuig moet u de auto met passende verankeringen vastzetten. Het onderstel van de auto is voorzien van de benodigde bevestigingspunten. Ze bestaan uit langwerpige openingen die dusdanig verstevigd zijn dat ze bestand zijn tegen de krachten die bij dergelijke transporten kunnen ontstaan. Zie blz. 253. Bandenreparatieset 3 Op sommige markten is het reservewiel vervangen door een bandenreparatieset.
Starten en rijden 2 Zet ook de motor van de auto met de hulpaccu af. Starthulp met hulpaccu 3 Sluit eerst de pluspool van de hulpaccu op de pluspool van de lege accu aan. WAARSCHUWING • Bij werkzaamheden aan de accu van de auto kan een explosief gas worden gevormd. Als er een vonk ontstaat, kan dit knalgas dat rond de accu wordt gevormd exploderen. Vermijd daarom altijd vonken en open vuur bij werkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de accu. • De accu bevat bijtend zwavelzuur.
Starten en rijden Gebruik van acculader 3/ starthulpeenheid Om schade aan de elektrische en elektronische systemen van de auto te voorkomen moet u bij gebruik van een acculader/starthulpeenheid op het volgende letten. • Als de eenheid verschillende laadspanningen kent (6V/12V/18V/24V), moet u een spanning van 12 V gebruiken. • Gebruik de eenheid volgens de aanwijzingen van de fabrikant.
Starten en rijden Voordat u lange reizen maakt Saab geeft een speciaal boekje uit met adviezen en nuttige tips voor lange reizen. Het boekje dat verkrijgbaar is bij een erkende Saab-werkplaats, heet “Saab European Service Guide” 3 en bevat tevens een overzicht van alle erkende Saab-werkplaatsen in Europa met de bijbehorende adressen. Voordat u aan een lange reis begint, kunt u uw auto het best in een werkplaats laten nakijken.
Starten en rijden Auto’s met bochtverlichting 3 U stelt de lichtbundel voor het dimlicht op SID in op links- of rechtshoudend verkeer. 1 Kies Settings (Instellingen) met de stuurknoppen, of . 2 Houd de knop SET ingedrukt totdat er een geluidssignaal klinkt. 3 Kies Cornering headlights (Bochtverlichting) met de stuurknoppen. 4 Druk de SET-knop in. 5 Kies LEFT HAND TRAFFIC (LINKSRIJDEND VERKEER) of RIGHT HAND TRAFFIC (RECHTSRIJDEND VERKEER) met de stuurknoppen. 6 Sluit af met een druk op de knop SET.
Starten en rijden (Hier is met opzet een lege bladzijde ingevoegd.
Onderhoud van de auto 205 Onderhoud van de auto 3 Een sterretje geeft aan dat de uitrusting niet op alle auto’s is aangebracht (afhankelijk van het model, het motortype, de marktspecificatie, de gekozen opties en/of accessoires).
Onderhoud van de auto Motorkap De handgreep voor het ontgrendelen van de motorkap zit aan bestuurderszijde onder het dashboard. U kunt de motorkap als volgt openen: 1 Trek aan de handgreep. 2 De motorkap komt iets omhoog, waarna de motorkap alleen nog wordt tegengehouden door een blokkering aan de voorkant van de motorkap. 3 Druk het plaatje van de blokkering omhoog en til tegelijkertijd motorkap op. Wanneer u de motorkap sluit, moet u deze vanaf een hoogte van ca.
Onderhoud van de auto Motor Benzinemotor, injectiemotor 3 De benzinemotor bestaat uit een dwarsgeplaatste lijnmotor met vier cilinders, dubbele, bovenliggende nokkenassen en 16 kleppen. De versnellingsbak en de motor zijn tot een eenheid geïntegreerd. De versnellingsbak vindt u op de linkerzijde van de motor. Benzinemotor, turbomotor De benzinemotor bestaat uit een dwarsgeplaatste lijnmotor met vier cilinders, dubbele, bovenliggende nokkenassen en 16 kleppen.
Onderhoud van de auto Benzinemotor, injectiemotor 3 1 Vloeistofreservoir, stuurbekrachtiging 2 Expansiereservoir van het koelsysteem 3 Reservoir voor rem- en koppelingsvloeistof 4 Accu 5 Relais- en zekeringhouder 6 Sproeiervloeistofreservoir 7 Oliepeilstok, motorolie 8 Olievuldop
Onderhoud van de auto 209 Benzinemotor, turbomotor 1 Olievuldop 2 Expansiereservoir van het koelsysteem 3 Reservoir voor rem- en koppelingsvloeistof 4 Accu 5 Relais- en zekeringhouder 6 Sproeiervloeistofreservoir 7 Vloeistofreservoir, stuurbekrachtiging 8 Oliepeilstok, motorolie
Onderhoud van de auto Benzinemotor, V6 1 Vloeistofreservoir, stuurbekrachtiging 2 Expansiereservoir van het koelsysteem 3 Reservoir voor rem- en koppelingsvloeistof 4 Accu 5 Relais- en zekeringhouder 6 Sproeiervloeistofreservoir 7 Olievuldop 8 Oliepeilstok, motorolie
Onderhoud van de auto 211 Dieselmotor 3 1 Olievuldop 2 Expansiereservoir van het koelsysteem 3 Reservoir voor rem- en koppelingsvloeistof 4 Accu 5 Relais- en zekeringhouder 6 Sproeiervloeistofreservoir 7 Vloeistofreservoir, stuurbekrachtiging 8 Oliepeilstok, motorolie
Onderhoud van de auto Dieselmotor TTiD 3 1 Olievuldop 2 Expansiereservoir van het koelsysteem 3 Reservoir voor rem- en koppelingsvloeistof 4 Accu 5 Relais- en zekeringhouder 6 Sproeiervloeistofreservoir 7 Vloeistofreservoir, stuurbekrachtiging 8 Oliepeilstok, motorolie
Onderhoud van de auto 213 Motorolie Oliepeil controleren Controleer het oliepeil van de motor regelmatig. 1 Parkeer de auto daarbij op een egale ondergrond. 2 Zet de motor af en wacht 2–5 minuten (dieselmotoren 5 minuten). De motor moet op bedrijfstemperatuur zijn. 3 Neem de peilstok uit de houder en veeg deze aan een schone doek af, voordat u het peil controleert.
Onderhoud van de auto Aanbevolen oliekwaliteit (zie het Garantie- en Onderhoudsinspectieboekje van de auto). Zorg dat u na het bijvullen de olievuldop weer stevig vastdraait om motorstoringen te voorkomen. Het is normaal dat een motor een bepaalde hoeveelheid olie verbruikt. Het is dan ook niet ongewoon dat u tussen de reguliere onderhoudsbeurten door olie bij moet vullen. Controleer het oliepeil daarom regelmatig.
Onderhoud van de auto WAARSCHUWING • Langdurig en herhaald contact met motorolie kan leiden tot beschadiging van de huid en verhoogt de kans op kanker. • Probeer zoveel mogelijk te voorkomen dat uw huid in contact komt met olie. Als dit toch gebeurt, moet u de huid goed schoonwassen met water en zeep. • Bewaar de olie buiten het bereik van kinderen. • Raak het turboaggregaat en/of het uitlaatspruitstuk niet aan. Deze onderdelen kunnen na een rit bijzonder heet zijn.
Onderhoud van de auto Koelvloeistof WAARSCHUWING • Als het koelsysteem van de motor kookt, moet u de motorkap voorzichtig openen. Draai de dop van het expansiereservoir nooit helemaal los, wanneer de koelvloeistof nog heet is. • Er heerst een bepaalde overdruk in het koelsysteem, zodat er hete koelvloeistof en stoom vrij kan komen. Daarbij kunt u oogletsel en brandwonden oplopen. • Wees voorzichtig tijdens het bijvullen van ethyleenglycol.
Onderhoud van de auto Expansiereservoir koelsysteem, V6-motor Modellen met een 4-cilindermotor: Het expansiereservoir is gemaakt van doorschijnend materiaal, zodat u het peil eenvoudig kunt controleren. Bij een koude motor moet de koelvloeistof op of net boven het merkteken KALT/COLD (de deelnaad tussen het onderste en bovenste gedeelte van het reservoir (zie afbeelding)) staan. Vul zo nodig koelvloeistof bij die uit gelijke delen water en een door Saab goedgekeurde geconcentreerde koelvloeistof bestaat.
Onderhoud van de auto De voetrem en de handrem zijn zelfstellen. Rem-/ koppelingsvloeistof en remblokken U zult dan ook niet aan de hand van een abnormaal grote beweging van het rempedaal of de handremhendel kunnen ontdekken dat de remblokken versleten zijn en moeten worden vervangen. Het is om die reden van groot belang dat u de dikte van de remblokken regelmatig laat controleren zoals aangegeven in het Onderhoudsprogramma.
Onderhoud van de auto 219 Stuurbekrachtiging Het peil in het reservoir voor de stuurbekrachtigingsvloeistof moet worden gecontroleerd zoals aangegeven in het Onderhoudsprogramma. Zorg dat de wielen bij de controle van het peil in de rechtuitstand staan. Veeg het gebied rond de dop goed schoon, voordat u de dop losdraait. Veeg ook de peilstok af. Draai de dop vervolgens stevig op het reservoir vast om het peil te controleren. Bij een vloeistoftemperatuur van ca.
Onderhoud van de auto Controleer van tijd tot tijd het vloeistofpeil in de accu en de ladingstoestand. Accu WAARSCHUWING • Bij werkzaamheden aan de accu van de auto kan een explosief gas worden gevormd. Als er een vonk ontstaat, kan dit knalgas dat rond de accu wordt gevormd exploderen. Vermijd daarom altijd vonken en open vuur bij werkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de accu. • De accu bevat bijtend zwavelzuur.
Onderhoud van de auto N.B. • Zorg dat u de poolklemmen (+ en –) van de accu niet verwisselt. • De elektrische systemen van de auto kunnen schade oplopen, als u een van de accupolen of een van de kabels van de dynamo losmaakt terwijl de motor nog loopt. • Modellen met een benzinemotor: Wees extra voorzichtig bij het demonteren en monteren van de poolklem van de pluspool om schade aan de hoofdschakelaar 3 te voorkomen.
Onderhoud van de auto Hoofdschakelaar 3 Aandrijfriem WAARSCHUWING Wanneer de hoofdschakelaar de spanning heeft verbroken, mag u de hoofdschakelaar pas na een visuele inspectie van de elektrische installatie terugstellen. Bij zichtbare schade aan het systeem moet u de auto eerst in een werkplaats laten nakijken. U wordt geadviseerd contact op te nemen met een erkende Saabwerkplaats. Bij een aanrijding kan er kortsluiting in de dynamo en/of de startmotor ontstaan.
Onderhoud van de auto Een slippende of gebroken multi-V-riem kan ertoe leiden dat: Wissers en sproeiers • de motor onvoldoende wordt gekoeld (modellen met een dieselmotor); Wisserbladen • de accu niet wordt bijgeladen; • de A/C-compressor niet werkt; • de besturing niet meer wordt bekrachtigd (modellen met een dieselmotor). Het is van groot belang dat de aandrijfriem de juiste spanning heeft. De automatische riemspanner zorgt dat dit altijd het geval is.
Onderhoud van de auto Sproeiers Het sproeiervloeistofreservoir heeft een inhoud van 5,8 liter. Wanneer er minder dan 1 liter sproeiervloeistof in het reservoir zit, worden de koplampsproeiers niet langer geactiveerd om de resterende vloeistof alleen voor het sproeien van de voorruit te gebruiken. Tegelijkertijd verschijnt de volgende melding op het SID: Washer fluid level low. Refill. (Peil sproeiervloeistof laag. Bijvullen vereist.
Onderhoud van de auto Gloeilampen vervangen WAARSCHUWING Voordat u een gloeilamp in de koplampen vervangt, moet u de motor afzetten. Dit om te voorkomen dat u zich verwondt aan draaiende onderdelen in de motorruimte. De koelventilator van de motor kan ook als u de motor hebt afgezet gaan draaien. 225 Lampcontrole De gloeilampen buiten worden door de lampcontrole bewaakt.
Onderhoud van de auto Als de verkeerde gloeilamp gemonteerd is Als u een van de gloeilampen voor het groot licht of het dimlicht door exemplaar met een te hoge wattage vervangt, zal er een melding op het SID verschijnen dat de gloeilamp kapot is (bij een te hoge wattage kan de reflector schade oplopen). Als de volgende aanduiding verschijnt ondanks dat de lamp waarnaar de aanduiding verwijst brandt, hebt u waarschijnlijk een verkeerde gloeilamp gemonteerd. Right main beam failure.
Onderhoud van de auto Dimlicht, halogeen Linkerzijde 1 Til de slang opzij die langs de lange kant van het accudeksel loopt. 227 3 Vervang de gloeilamp zonder daarbij het lampglas van de nieuwe lamp aan te raken. Steek de lamphouder in de reflector en draai de houder rechtsom in de geblokkeerde stand vast. 4 Breng de dop weer op de achterzijde van het koplamphuis aan. Linkerzijde 2 Draai de twee bevestigingen aan de voorkant van het deksel los (kwartslag linksom) en verwijder het deksel.
Onderhoud van de auto Linkerzijde Groot licht, halogeen Linkerzijde 1 Til de slang opzij die langs de lange kant van het accudeksel loopt. 2 Draai de twee bevestigingen aan de voorkant van het deksel los (kwartslag linksom) en verwijder het deksel. 3 Haal de vulbuis voor de sproeiervloeistof omhoog. 4 Verwijder de luchtbuis aan de voorkant van de accubak. 5 Til de relais- en zekeringhouder voor de accu op (bepaalde varianten) (zie blz. 246).
Onderhoud van de auto Stadslichten 229 Beide zijden 1 De lamphouder is voorzien van een bajonetfitting. Draai de lamphouder iets linksom en trek deze naar buiten toe. De stadslichten bestaan uit lichtdioden (leds). Neem voor vervanging contact op met een werkplaats. 2 Ook de lamp heeft een bajonetfitting. Druk de lamp iets aan en draai deze linksom los. 3 Vervang de gloeilamp. 4 U kunt de nieuwe gloeilamp gemakkelijker aanbrengen, als u vanaf een punt vóór de auto recht in de gloeilamp kijkt.
Onderhoud van de auto 1 Draai een bout uit de wielkuip los. Klap de luchtafbuigplaat omlaag. 2 Verwijder het beschermkapje. Haak de twee borgveren los, waarmee de gloeilamp vastzit. 3 Maak de connector los. 4 Vervang de gloeilamp. Kom niet met uw vingers aan het lampglas. U kunt de lichtbundel hoger of lager afstellen door een schroevendraaier in het gat in de onderste grille bij het lampglas te steken. Zijrichtingaanwijzer 1 Duw het lampglas naar voren, zodat u het achterste gedeelte kunt lostrekken.
Onderhoud van de auto Sport Sedan 1 2 3 4 5 Richtingaanwijzers Achterlichten/remlichten Achteruitrijlichten Mistachterlicht (linkerzijde) Hoog geplaatst remlicht Sport Sedan: Als een van de gloeilampen in de remlichten kapotgaat, zal, om veiligheidsredenen, de gloeilamp in het achterlicht naast de kapotte gloeilamp dienstdoen als remlicht. Vervang de kapotte gloeilamp bij een passende gelegenheid.
Onderhoud van de auto Remlichten, achterlichten en richtingaanwijzers, Sport Sedan 1 Open het klepje in de bekleding achter het lamphuis. Rechterzijde: Haal de kunststof klinknagel los door de centrale pen 3 mm in te drukken (niet meer). Pak de kraag van de klinknagel vervolgens beet en trek de klinknagel naar buiten (zie ook blz. 233). 2 Duw de kunststof tong op het lamphuis waarmee de lamphouder vastzit omhoog. 3 Haal de lamphouder voorzichtig in zijn geheel uit het lamphuis. Vervang de lamp.
Onderhoud van de auto Richtingaanwijzers, achteruitrijlicht en mistachterlicht, Sport Estate 1 Verwijder het dekplaatje. 2 Haal de lamphouder met de kapotte lamp naar buiten toe. De lamphouder zit met een bajonetsluiting vast. 3 Vervang de gloeilamp. 4 Plaats de lamphouder en het dekplaatje terug. Achteruitrijlichten en mistachterlicht, Sport Sedan Bekleding op bagageklep verwijderen 1 Draai de twee schroeven los, waarmee de binnenste sluithandgreep op de bagageklep vastzit.
Onderhoud van de auto Achteruitrijlichten en mistachterlicht, Cabriolet Bekleding op bagageklep verwijderen 1 Haal de kunststof klinknagels los, door de centrale pennen 3 mm in te duwen (niet meer). Trek de klinknagels vervolgens aan de kraag naar buiten. Om de kunststof klinknagels te verwijderen kunt u gebruik maken van de uitstulping die op het heft van de schroevendraaier uit de gereedschapsset zit. Gloeilampen vervangen 1 Haal de lamphouder met de kapotte lamp naar buiten toe.
Onderhoud van de auto Plafondverlichting, voor, Sport Sedan en Sport Estate 1 Trek het lampglas aan de achterkant omlaag. 2 Vervang de gloeilamp. 3 Pas de geleidenokken aan de voorkant in en duw het lampglas omhoog. Plafondverlichting, Cabriolet 235 Deksel openen om het middelste gloeilampje te vervangen. 1 Trek de complete armatuur aan de achterkant omlaag. 2 Open het deksel dat de gloeilampjes afdekt, als u het middelste lampje wilt vervangen. Trek het gloeilampje uit de lamphouder.
Onderhoud van de auto Plafondverlichting, achter, Sport Sedan en Sport Estate 1 Neem de complete plafondconsole los door deze eerst aan de achterkant omlaag te trekken en daarna aan weerszijden van de voorkant. 2 Vervang de gloeilamp. Kentekenplaatverlichting Verlichting, dashboardkastje 3 1 Draai de twee schroeven los en verwijder de lens. 1 Haal het lamphuis los met een korte schroevendraaier. 2 Vervang de gloeilamp. 2 Vervang de gloeilamp.
Onderhoud van de auto Bagageruimteverlichting, Cabriolet 1 Haal het lamphuis aan de achterkant los. 2 Vervang de gloeilamp. 3 Bij het terugplaatsen van het lamphuis moet u eerst de connector inbrengen. Bagageruimteverlichting, Sport Estate 1 Trek het lamphuis iets naar voren en licht het aan de achterkant op. Gebruik daarvoor een dun en breed stuk gereedschap. 2 Vervang de gloeilamp. De gloeilamp is in de houder gestoken.
Onderhoud van de auto Overige lampen Voor het vervangen van de overige lampen dient u contact op te nemen met een werkplaats. U wordt geadviseerd contact op te nemen met een erkende Saab-werkplaats. Bagageruimteverlichting, Sport Sedan U vindt het lamphuis voor de bagageruimteverlichting onder de hoedenplank. 1 Haal het lamphuis los door het aan een van de korte zijden omlaag te trekken. 2 Voordat u de gloeilamp kunt vervangen, moet u de lens verwijderen.
Onderhoud van de auto 239 Gloeilampentabel Nr.
Onderhoud van de auto Zekeringen WAARSCHUWING Om kortsluiting/brand in de elektrische installatie van de auto te voorkomen moet u op het volgende letten. • U wordt geadviseerd contact op te nemen met een erkende Saab-werkplaats, voordat u wijzigingen aanbrengt in de elektrische uitrusting of nieuwe uitrusting aansluit. Een verkeerde aansluiting kan aanleiding geven tot schade aan de elektrische installatie. • Gebruik geen zekeringen met een hogere “nominale waarde” dan aangegeven is (zie blz. 242).
Onderhoud van de auto MAXI-zekeringen De grote zekeringen worden MAXI-zekeringen genoemd en moeten voorkomen dat er ernstige schade aan de elektrische systemen van de auto ontstaat. Elke MAXI-zekering beveiligt meerdere elektrische systemen en heeft daarom een hogere “nominale waarde” dan de gewone zekeringen. Reservezekeringen van dit type zijn niet bij de uitrusting van de auto inbegrepen. N.B.
Onderhoud van de auto Relais- en zekeringhouder aan korte kant dashboard Nr. Amp.
Onderhoud van de auto 243 Relais- en zekeringhouder in bagageruimte Relais- en zekeringhouder in bagageruimte, Sport Sedan Nr. Amp.
Onderhoud van de auto 25 30 26 30 27 10 28 29 15 – Elektrisch bediende bestuurdersstoel met geheugen 3 Remlicht, rechtsachter; richtingaanwijzer, linksachter; achterlicht, links; mistachterlicht; achteruitrijlicht, links; kentekenplaatverlichting; bagageruimteverlichting; verlichting aanhanger Lendensteun elektrisch bediende bestuurdersstoel 3 Telematica 3 – Relais- en zekeringhouder in bagageruimte, Cabriolet
Onderhoud van de auto Relais- en zekeringhouder in motorruimte Nr. Amp.
Onderhoud van de auto Relais R 1 Sproeierpomp, voorruit R 2 A/C-compressor, diesel R 3 – R 4 Brandstoffilter, dieselmotor (voorverwarming) R 5 Verstralers R 6 Claxon R 7 Stuur-unit, motorstuursysteem, dieselmotor; inspuiting, dieselmotor R 8 Startmotor R 9 Voorruitwissers AAN/UIT R10 Sproeierpomp, achterruit 3 R11 Contact +15 R12 Voorruitwissers, hoge/lage snelheid R13 – R14 Sproeierpomp 3 , koplampen Relais- en zekeringhouder vóór de accu 3 Nr. Amp.
Onderhoud van de auto Automatische bandenspanningscontrole 3 WAARSCHUWING De bandenspanningscontrole is bestemd om u te helpen. Als bestuurder bent u er altijd verantwoordelijk voor dat u met de juiste bandenspanning rijdt. Voor maximale veiligheid en comfort en minimale kosten moet u de bandenspanning regelmatig controleren, ook als de automatische bandenspanningscontrole geen alarm heeft geslagen. Het systeem bestaat uit sensoren op elk van de vier wielen en een ontvanger.
Onderhoud van de auto Als de bandenspanning echter blijft dalen en een waarde bereikt die 0,8 bar (12 psi) onder de aanbevolen of laagst toelaatbare waarde ligt, verschijnt de volgende alarmmelding op het SID. Er verschijnt tevens een alarmmelding wanneer de bandenspanning met meer dan 0,2 bar/minuut (3 psi/minuut) afneemt. Flat tyre front right. Make a safe stop. (Lekke band rechtsvoor. Stop z.s.m.
Onderhoud van de auto 249 Storingen Tyre pressure system failure. Contact service. (Storing bandenspanningscontrole. Bezoek een werkplaats.) De bovenstaande melding verschijnt op het SID, als: • er een wiel zonder druksensor gemonteerd werd (zoals een reservewiel); • één à drie druksensoren defect zijn of ontbreken; • er een storing in de ontvanger is opgetreden; • er een systeemstoring is opgetreden. De bovenstaande melding verschijnt niet, als geen van de wielen op de auto een druksensor bevat.
Onderhoud van de auto Wielen N.B. Let er bij gebruik van brede velgen en/of banden met een geringe bandhoogte op dat: • de banden en velgen schade kunnen oplopen door gaten in het wegdek e.d.; • de veren, schokdempers, wiellagers en carrosseriebevestigingen overmatig belast kunnen worden; • de banden in contact kunnen komen met onderdelen van het chassis en de carrosserie; • de functie in Electronic Stability Program (ESP ®) wordt geactiveerd.
Onderhoud van de auto ligt ca. 0,3 bar (4 psi) hoger dan die bij koude banden. Bij een verhoging van de bandentemperatuur van 10 °C, stijgt de bandenspanning met 0,1 bar (2 psi). Verlaag de bandenspanning nooit, wanneer de banden nog warm zijn. Als u de bandenspanning controleert wanneer de banden warm zijn, mag u de spanning zo nodig alleen verhogen. Een te lage bandenspanning is slechter voor de banden dan een iets te hoge spanning.
Onderhoud van de auto Slijtage-indicatoren Datumcode van de banden De banden zijn voorzien van zogeheten slijtage-indicatoren. Wanneer er nog maar 1,6 mm van het loopvlak over is, komen er dwarse richels zonder profiel tevoorschijn. U moet de banden in dat geval vervangen. Banden zijn slechts “beperkt houdbaar”. Naarmate de banden ouder worden, worden de banden steeds harder. Daarbij neemt de grip op de weg af. Dit fenomeen is met name merkbaar bij gebruik van winterbanden.
Onderhoud van de auto Reservewiel WAARSCHUWING Berg het reservewiel of de lekke band in de daarvoor bestemde ruimte onder het vloerluik in de bagageruimte en zet het met de bevestigingsmoer vast. Reservewiel (thuiskomer) Gebruik het reservewiel alleen als een van de normale banden van de auto lekgeraakt is. U mag maximaal 3500 km met het reservewiel rijden. N.B.
Onderhoud van de auto Sport Estate Sport Estate met subwoofer
Onderhoud van de auto Gevarendriehoek 3 Rijden met een reservewiel Berg de gevarendriehoek rechts achter in de bagageruimte op. WAARSCHUWING Om bij een volgeladen bagageruimte de gevarendriehoek gemakkelijker te kunnen pakken, kunt u het smalle ruggedeelte van de achterbank vooroverklappen en de gevarendriehoek door de opening in de achterbank verwijderen. Ruggedeelte achterbank neerklappen, Sport Sedan (zie blz. 138). Zorg dat u tijdens het wegslepen niet sneller rijdt dan 80 km/h.
Onderhoud van de auto Banden verwisselen WAARSCHUWING • Gebruik de krik van de auto alleen voor het verwisselen van banden of omleggen van sneeuwkettingen. De krik is niet bestemd voor onderhoud en reparaties. • Kruip nooit onder de auto, wanneer deze slechts op een krik steunt. Maak altijd gebruik van steunbokken. • Wees extra voorzichtig, als de auto op een helling geparkeerd staat. N.B.
Onderhoud van de auto 257 Bij het opkrikken van de auto moet u de krik onder een van de vier steunpunten (voor of achter) onder aan de drempelbalken aanbrengen. Als u gebruik maakt van een zogeheten garagekrik, moet u de hefplaat onder de gebruikelijke steunpunten voor een krik aanbrengen (zie afbeelding op blz. 258). Als uw auto is voorzien van een trekhaak, kunt u de krik ook onder de trekhaak aanbrengen. N.B. Plaats de krik alleen op de aangegeven punten onder de carrosserie.
Onderhoud van de auto IB4529 258 Kunststof doppen verwijderen 4 Krik de auto vervolgens zo ver omhoog, dat het wiel helemaal van de grond loskomt. Draai de wielbouten nu volledig los en verwijder het wiel. 5 Ontdoe de contactvlakken tussen de velg en de remschijf van vuil/roestaanslag. Laat het vet in het hart van het wiel echter zitten. Steunpunten voor een garagekrik 6 Monteer het wiel en bevestig de bouten. Draai de bouten nog niet helemaal vast.
Onderhoud van de auto Het vet in het hart van het wiel laten zitten 8 Trek de wielbouten na enkele tientallen kilometers rijden nog een keer goed na. Aanhaalmoment: Lichtmetalen velg: 110 Nm. Stalen velg: 110 Nm. Het wordt afgeraden om tijdens de wintermaanden opengewerkte lichtmetalen velgen te gebruiken, omdat dergelijke velgen de onderdelen van het remsysteem onvoldoende beschermen tegen opspattende modder en wegenzout.
Onderhoud van de auto N.B. Vervang de lekke band zo spoedig mogelijk. Vul de reparatieset bij een werkplaats. U wordt geadviseerd contact op te nemen met een erkende Saab-werkplaats. Het flesje met afdichtmiddel moet om de vier jaar worden vervangen (zie de datumstempel op het flesje). De rijeigenschappen van de auto kunnen negatief worden beïnvloed. Wanneer u met een te lage bandenspanning of een lekke band rijdt, kan er schade aan de band ontstaan die niet met het afdichtmiddel te repareren is.
Onderhoud van de auto 3 Haal de voedingskabel en de luchtslang uit de vakken in de onderzijde van de compressor. 261 4 Sluit de luchtslang van de compressor op de aansluiting op de fles aan. 7 Sluit de luchtslang van het flesje op het ventiel van de lekke band. 5 Duw het flesje in de uitsparing in de compressor. 8 Zorg dat de schakelaar op de compressor in stand 0 staat. 6 Draai het ventieldopje van de lekke band.
Onderhoud van de auto 14 Zoek de onderdelen van de reparatieset bij elkaar en leg ze op de daarvoor bestemde plaats in de auto terug. 15 Veeg eventueel afdichtmiddel dat naar buiten gelekt is met een doek af. 16 Plaats de gevarendriehoek in de auto terug. 17 Plak de bijgeleverde sticker met daarop de toelaatbare maximumsnelheid op een punt dat u vanaf de bestuurdersplaats kunt zien. 10 Schakel de compressor in. 11 Terwijl het flesje met afdichtmiddel wordt geleegd (ca.
Onderhoud van de auto 19 Stop na ca. 10 km (op zijn hoogst 10 minuten) om de bandenspanning te controleren. Daarbij moet u de luchtslang van de compressor rechtstreeks op het ventiel van de band aansluiten. Als de spanning hoger is dan 1,3 bar (19 psi) moet u deze corrigeren (zie blz. 282). U moet zo nodig vaker controleren totdat u bij de werkplaats aankomt. Als de spanning is gedaald tot een waarde lager dan 1,3 bar (19 psi), mag u niet langer met de auto rijden. Roep assistentie in.
Onderhoud van de auto Veiligheidsgordels WAARSCHUWING Wijzig of herstel de veiligheidsgordels nooit zelf, maar laat dergelijke werkzaamheden aan een werkplaats over. U wordt geadviseerd contact op te nemen met een erkende Saab-werkplaats. Laat veiligheidsgordels, gordelspanners en bijbehorende onderdelen na een aanrijding in een Saab-werkplaats nakijken. U wordt geadviseerd contact op te nemen met een erkende Saab-werkplaats. Controleer van tijd tot tijd of de veiligheidsgordels naar behoren werken.
Onderhoud van de auto Vloermatten Maak de vloermatten regelmatig schoon met een stofzuiger. U kunt ze ook met een stevige borstel afborstelen of met een spons en textielshampoo schoonmaken. Stofzuigers zonder geaarde stekker mag u niet buitenshuis gebruiken. Wassen Was de carrosserie regelmatig schoon. Wanneer de auto nog nieuw is, moet u deze met koud water en een schone, zachte borstelkop met de hand schoonmaken. Was de auto in het begin niet in een automatische wasstraat.
Onderhoud van de auto Cabriolet Bij gebruik van een hogedrukreiniger geldt het volgende: • onderkant van de auto (tot aan de portierhandgrepen): max. druk 100 bar en min. afstand 20 cm. • bovenkant van de auto: max. druk 100 bar en min. afstand 80 cm. • Was de auto bij voorkeur niet in een automatische autowasstraat. WAARSCHUWING • Lees en volg de aanwijzingen die op de verpakkingen van de aanbevolen reinigings- en impregneringsmiddelen staan.
Onderhoud van de auto 4 Beweeg de wasborstel heen en weer, niet kriskras of in cirkels. Gebruik een zachte borstel, van het type kleerborstel of een microvezeldoek, zodat het reinigingsmiddel schuimt. Gebruik nooit borstels met metaal. 5 Spoel de kap vervolgens met warm water af en borstel met de zachte borstel in de lengterichting van de auto, totdat alle schuim is weggespoeld. Borstel voorzichtig, zodat de stof niet beschadigd raakt.
Onderhoud van de auto Herstellen van lakschade Lakschade moet u zo spoedig mogelijk herstellen. De garantie tegen doorroesten geldt niet voor roestschade die het gevolg is van onbehandelde lakschade. Hoe eerder u de schade herstelt, des te kleiner is de kans dat er roestvorming optreedt. Lakschade die ontstaan is tijdens een aanrijding, is meestal van dien aard dat u deze voor het beste resultaat in een spuiterij moet laten herstellen.
Onderhoud van de auto Wanneer u bij het schoonmaken beschadigingen ontdekt, moet u de beschadigde gebieden eerst laten drogen en ze daarna bijwerken met een dikke laag corrosiewerend middel. Breng het middel met een kwastje op of gebruik een spuitbus. Onderhoudsprogramma Periodiek onderhoud Iedere auto heeft behoefte aan service en onderhoud, om de bedrijfszekerheid te waarborgen.
Onderhoud van de auto Om de inruilwaarde zo hoog mogelijk te houden en aanspraken te kunnen maken op de garantie, moet u het onderhoud bij de aangegeven kilometerstanden en op een vakkundige manier laten uitvoeren. Geef het Garantie- en Onderhoudsinspectieboekje af, wanneer u uw auto voor een onderhoudsbeurt naar de garage brengt en controleer na afloop of het Garantie- en Onderhoudsinspectieboekje op de juiste plaats van een stempel is voorzien. Recycling van automaterialen Op www.saab.
Onderhoud van de auto Opsporen van storingen Als er zich een storing in de airconditioning voordoet, kunt u zelf de onderstaande controles uitvoeren. Als de airconditioning daarna nog steeds niet naar volle tevredenheid werkt, moet u contact opnemen met een werkplaats. U wordt geadviseerd contact op te nemen met een erkende Saabwerkplaats. Opmerking! Wanneer de A/C-compressor werkt, wordt de binnenkomende lucht van vocht ontdaan.
Onderhoud van de auto (Hier is met opzet een lege bladzijde ingevoegd.
Technische gegevens 273 Technische gegevens Algemene gegevens ___ Motor _______________ Motorolie ____________ Brandstof ____________ Motorvarianten _______ Elektrisch systeem ____ Remsysteem _________ Velgen en banden _____ 3 Een sterretje geeft aan dat de uitrusting niet op alle auto’s is aangebracht (afhankelijk van het model, het motortype, de marktspecificatie, de gekozen opties en/of accessoires).
Technische gegevens Algemene gegevens Totale lengte, incl. bumpers Sport Sedan en Cabriolet ____________ Sport Estate ______________________ Totale breedte incl. zijspiegels__________ Max. hoogte _______________________ Wielbasis__________________________ Spoorbreedte voor_____________________________ achter ___________________________ Bodemspeling bij totaalgewicht _________ Aantal zitplaatsen, incl.
Technische gegevens Sport Estate ______________________ Max. asdruk: Sport Sedan, voor__________________ Sport Sedan, achter ________________ Cabriolet, voor ____________________ Cabriolet, achter ___________________ Sport Estate, voor __________________ Sport Estate, achter ________________ Gewichtsverdeling: Sport Sedan, Cabriolet en Sport Estate rijklaar gewicht, voor/achter __________ Sport Sedan en Cabriolet, totaalgewicht, voor/achter ____________ Max.
Technische gegevens Motor Type: Benzinemotor, 1,8l (1.8i)_____________ 4-cilindermotor, 2 bovenliggende nokkenassen, 16 kleppen Benzinemotor, 2,0l (1.8t, 2.0t en 4-cilindermotor, 2.
Technische gegevens Brandstof Benzinemotor: Inhoud brandstoftank _______________ Aanbevolen octaangetal _____________ Auto’s die zijn aangepast voor ethanol: Inhoud brandstoftank _______________ Aanbevolen brandstofkwaliteit ________ 277 Motorvarianten 58 liter Ongelood 95 (RON) 61 liter E85 (ook brandstof met een lager gehalte aan ethanol) Motoren die zijn aangepast voor E85 mogen alleen rijden op brandstof die voldoet aan de norm CWA 15293 of SS 155480.
Technische gegevens Elektrisch systeem 1.9 TiD 8v Vermogen, EEG bij 4000 omw/min_____ 88 kW (120 pk) Max. koppel, EEG bij 2000-2750 omw/min 280 Nm (28,5 kpm) 1.9 TiD 16v Vermogen, EEG bij 4000 omw/min_____ 110 kW (150 pk) Max. koppel, EEG bij 2000-2750 omw/min 320 Nm (32,5 kpm) 1.9 TTiD Twin-stage Turbo 16v Vermogen, EEG bij 4000 omw/min_____ Max. koppel voor auto’s met een handbak, EEG bij 2000–2500 omw/min _____ Max. koppel voor auto’s met een automaatbak, EEG bij 2000–2500 omw/min _ 1.
Technische gegevens Hydraulische eenheid voor kapbediening, Cabriolet Hoeveelheid olie ____________________ Type olie __________________________ 0,6 liter CHF 11S Velgen en banden Zomerbanden 6,5x15 ___________________________ 6,5x15 ___________________________ 6,5x16 ___________________________ 7x17 ____________________________ 195/65 R15 91 H 215/60 R15 94 V 215/55 R16 93 V 225/45 R17 94 W RF/XL 7,5x17 ___________________________ 235/45 R17 94 W/ 225/45 R17 94 W RF/XL 7,5x18 3 _________________________
Technische gegevens N.B. N.B. Sneeuwkettingen Het gebruik van velgen met een diameter groter dan 18" is niet toegestaan. Sneeuwkettingen zijn alleen te gebruiken in combinatie met de volgende soorten wielen/banden: Velg Band 6,5x15________ 195/65 R15 M+S of 195/65 R15 6,5x16________ 215/55 R16 M+S of 215/55 R16 U wordt geadviseerd contact op te nemen met een erkende Saabwerkplaats voor informatie over passende velgen voor sneeuwkettingen.
Technische gegevens Aanbevolen bandensoort per motorvariant 1.8i Zomerbanden 195/65 R15 91 H 2 2 2 2 2 2 1.8t 2.0t 2.0 Turbo 1) 2) 3) 2 2 2 2 2 2 – 2 2 2 2 2 V6 1.9 TiD 8v 1.
Technische gegevens Aanbevolen minimumbandenspanning, koude banden Bandenmaat Belading/snelheid (km/h) 195/65 R15 91 H 1–3 inz./0–160 4–5 inz./0–160 1–5 inz./160– Voor een lager brandstofverbruik 215/60 R15 94 V 1–3 inz./0–160 4–5 inz./0–160 1–5 inz./160– Voor een lager brandstofverbruik 215/55 R16 93 V 1–3 inz./0–160 4–5 inz./0–160 1–5 inz./160– Voor een lager brandstofverbruik 225/45 R17 94 W 1–3 inz./0–190 RF/XL 4–5 inz./0–190 1–5 inz./190– Voor een lager brandstofverbruik 235/45 R17 94W 1–3 inz.
Technische gegevens Plaatjes en stickers Wanneer u contact opneemt met een werkplaats kan het handig zijn als u het chassisnummer, het motornummer en het versnellingsbaknummer van de auto bij de hand hebt of weet te vinden.
Technische gegevens • Mogelijkheid om de auto automatisch te laten ontgrendelen, wanneer u de auto tot stilstand hebt gebracht en de afstandsbediening uit het contactslot neemt. Diefstalalarm 3 U wordt geadviseerd contact op te nemen met een erkende Saab-werkplaats. • Mogelijkheid om de bagageklep te vergrendelen wanneer u wegrijdt of 30 seconden na het sluiten. • Mogelijkheid om de binnenverlichting in te schakelen, wanneer het diefstalalarm afgaat.
Technische gegevens Waarschuwingen en aanduidingen die op het SID kunnen verschijnen Welke waarschuwingen en aanduidingen er kunnen verschijnen hangt af van de motorvariant en het uitrustingsniveau. De waarschuwingen/meldingen met een uitroepteken verschijnen samen met een waarschuwings- of controlelampje op het hoofdinstrument. Symbool Tekst Antilock brake malfunc. Contact service. (Storing antiblokkeerremsysteem. Bezoek een werkplaats.) Brake malfunction. Make a safe stop. (Storing remmen.
Technische gegevens Number of keys: Active key number: (Aantal sleutels: Actief sleutelnummer:) Steering lock malfunc. Make a safe stop. (Storing stuurslot. Breng auto veilig tot stilstand.) Pull out key, turn steering wheel. Restart. (Neem sleutel uit en draai aan stuurwiel. Opnieuw starten.) Theft protection failure. Contact service. (Storing diefstalbeveiliging. Bezoek een werkplaats.) Alarm tripped during last arming period. (Alarm afgegaan tijdens voorgaande activeringsduur.
Technische gegevens Left reversing light failure. (Storing achteruitrijlicht links.) Right reversing light failure. (Storing achteruitrijlicht rechts.) Number plate light failure. (Storing kentekenplaatverlichting.) Left rear tail light failure. (Storing achterlicht links achter.) Right rear tail light failure. (Storing achterlicht rechts achter.) Tyre pressure low, rear left. Check tyres. (Bandenspanning laag, linksachter. Controleer banden.) Tyre pressure low, rear right. Check tyres.
Technische gegevens Hulpverwarming en standverwarming 3 WAARSCHUWING • Zet de standverwarming op brandstof uit tijdens het tanken. • Maak nooit gebruik van de standverwarming op brandstof, wanneer de auto in een garage of iets dergelijks geparkeerd staat. Standverwarming op brandstof Modellen met een dieselmotor Op bepaalde markten zijn auto’s met een dieselmotor uitgerust met een hulpverwarming 3.
Technische gegevens Wanneer u de elektrische motorverwarming inschakelt, activeert u tegelijkertijd de 230V-aansluiting in het interieur (voor zover uw auto een dergelijke aansluiting heeft). Bij gebruik van de speciale accessoirekit voor tijdsturing geldt het volgende: De elektrische motorverwarming heeft een bedrijfstijd van maximaal 180 minuten. Als u een kortere bedrijfstijd wenst, bijvoorbeeld 30 minuten, dan kunt u de starttijd instellen op 30 minuten voor het vertrek.
Technische gegevens Bevestigingspunten voor een originele trekhaak van Saab 3 De maten tussen haakjes gelden voor de 9-3 Sport Estate
Trefwoordenregister Trefwoordenregister A Aanbevolen brandstofkwaliteit ____ Aanbevolen sneeuwkettingen _____ Aandrijfriem _______________ Aanhaalmoment voor wielen _____ Aanstaande moeders _________ Aansteker ________________ Aantal afstandsbedieningen controleren _______________ ACC ___________________ ACC, Cabriolet _____________ ACC, condenswater __________ Accu ___________________ Acculader/starthulpeenheid ______ Achterbank neerklappen, Sport Estate Achterbank neerklappen, Sport Sedan ______________
Trefwoordenregister Bekleding, schoonmaken _______ Belangrijke informatie over modellen met een benzinemotor __ Belangrijke informatie voor het rijden Belangrijke informatie, modellen met een dieselmotor _________ Benzinekwaliteit _____________ Benzinemeter ______________ Bergen __________________ Bescherming bij aanrijdingen van opzij ________________ Bescherming tegen corrosie _____ Bescherming tegen hoofdletsel ____ Bestuurdersstoel met geheugen ___ Bevestigingsogen ____________ Bewegingsmelder, di
Trefwoordenregister F Factoren die van invloed zijn op het brandstofverbruik ___________ Filter, roetfilter ______________ “Flat spots”, banden __________ “Follow Me Home”-verlichting _____ Functies, ACC ______________ Functies, diefstalalarm _________ 187 159 263 103 116 60 G Garagekrik ________________ Gebruik van acculader/ starthulpeenheid ___________ Geforceerd openen, tankvulklep, Sport Sedan ______________ Geheugen, bestuurdersstoel _____ Geheugenfunctie, elektrisch bediende bestuurdersstoel _____
Trefwoordenregister Kilometerteller ______________ Kinderen en veiligheid _________ Kinderslot, achterportier ________ Kinderzitjes _______________ Kinderzitjes van Saab _________ Klembeveiliging, elektrisch bediende zijruiten, Sport Sedan en Sport Estate ______________ Klembeveiliging, zonnedak ______ Kleurcodes, bekleding en carrosserie Klok ____________________ Knop voor accessoire, Sport Sedan en Sport Estate ____________ Knoppen op het bestuurdersportier _ Koelvloeistof ____________________ Kogel
Trefwoordenregister Op afstand openen van zijruiten, Sport Sedan ______________ Opbergvakken _____________ Openen van kap, Cabriolet ______ Openingshandgreep __________ Oppoetsen en in de was zetten ____ Opsporen van storingen in A/C en ACC _________________ Quickguide, afstandsbediening ____ 49 Quickguide, led en SID-melding ____ 61 270 R P Paniekalarm, diefstalalarm ______ Park Brake Shift Lock _________ Park Brake Shift Lock, tijdelijk buiten werking stellen ____________ Parkeerhulp _______________ P
Trefwoordenregister S Saab Information Display _______ 92 Saab Parking Assistance _______ 184 SAHR, actieve hoofdsteun ______ 27 Schade aan tweelaagslak herstellen _ 268 Schakelaars _______________ 102 Schoonmaken, veiligheidsgordels __ 264 Schuifdak ________________ 130 Sensor, voorruitwissers ________ 109 Sentronic, handmatig schakelen ___ 172 SID ____________________ 92 SID, boordcomputer __________ 93 Signalen wanneer het alarm afgaat _ 57 Skiluik, Sport Estate __________ 144 Skiluik, Sport Sedan
Trefwoordenregister Verankeren van lading _________ Verankeringsogen, Sport Estate ___ Verankeringsogen, Sport Sedan ___ Vereenvoudigde achterinstap, Cabriolet ________________ Vergrendelen als de accu uitgeput is Vergrendelen/ontgrendelen ______ Vergrendelfuncties wijzigen ______ Verlichting ________________ Verlichting in bagageruimte, Cabriolet Verlichting, dashboardkastje _____ Verlichting, gloeilampen vervangen _ Versnellingsbak, automatisch _____ Versnellingsbak, handgeschakeld __ Versnellingsbaknumme
Trefwoordenregister (Hier is met opzet een lege bladzijde ingevoegd.
Notities Notities 299
Notities
Notities 301
Notities
Notities 303
Notities