Operation Manual

Afdrukken_ 70
1. Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie
"Voorkeurinstellingen
openen" op pagina 66).
3. Klik op het tabblad Geavanceerd.
4. Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst.
5. Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst
voorkomt, selecteert u Bewerken... in de lijst en klikt u op Laden.
Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster
Openen.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in het vak Overzicht overlays.
6. Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor
afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens
wanneer u een document afdrukt een berichtvenster waarin u wordt
gevraagd te bevestigen of u een overlay op uw document wilt
afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is
geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt op uw
document.
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
De geselecteerde overlay wordt op uw document afgedrukt.
De resolutie van het overlaydocument moet gelijk zijn aan die van
de oorspronkelijke afdruktaak.
Een overlay verwijderen
Paginaoverlays die u niet meer gebruikt kunt u verwijderen.
1. Klik in het venster Voorkeursinstellingen op het tabblad
Geavanceerd.
2. Selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Overlay.
3. Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt
verwijderen.
4. Klik op Wissen.
5. Wanneer het venster met het bevestigingsbericht verschijnt, klikt u
op Ja.
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Opties op het tabblad Grafische elementen
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de
afdrukkwaliteit.
Welke opties u kunt selecteren, hangt mogelijk af van het
printermodel.
Als de optie is uitgegrijsd of niet wordt weergegeven, is ze niet van
toepassing voor de printertaal die u gebruikt.
De printertaal wijzigen:
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
- Voor Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en
faxapparaten.
- Voor Windows Server 2008/Vista selecteert u
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
- In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Apparaten en printers.
- In Windows Server 2008 R2 selecteert u
Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en
printers.
3. Selecteer het stuurprogramma van uw apparaat en klik met de
rechtermuisknop om Eigenschappen te openen.
4. In de eigenschappen van het printerstuurprogramma selecteert
u Apparaatopties.
5. Selecteer de juiste opties in de vervolgkeuzelijst Printertaal.
Kleur aanpassen
Als u een kleurverschil ervaart tussen de afdruk en het beeldscherm
kunt u kleurinstellingen zoals kleurcontrast of kleurniveau aanpassen.
Het printerstuurprogramma biedt grafische opties om de afdrukkwaliteit
af te stemmen op specifieke afdrukbehoeften.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie
"Voorkeurinstellingen
openen" op pagina 66).
2. Klik op het tabblad Grafische elementen. Raadpleeg de
on-linehelpfunctie voor iedere optie uit Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
Kleurenmodus: u kunt voor de kleuropties kiezen uit Kleur of
Grijstinten. De instelling Kleur biedt gewoonlijk de beste
afdrukkwaliteit voor documenten in kleur. Als u een gekleurd
document in grijstinten wilt afdrukken selecteert u Grijstinten.
Met Zwart-wit optimaliseren kunt u fijn afdrukken in het
zwart. Als u gebruikmaakt van deze optie zal het afdrukken
langzamer gaan.
Selecteer Geavanceerd in Kleurenmodus als u de kleur
handmatig wilt instellen. Verplaats de schuifregelaar voor
kleurenbalans in het tabblad Niveaus om de kleur aan te passen
of selecteer het tabblad Aanpassing om de kleuren te regelen
voor de verwerking van afbeeldingen.
Geavanceerd: als u geavanceerde opties wilt instellen, klikt u
op Geavanceerd. (Alleen PCL-stuurprogramma)
Lettertype/tekst: selecteer Tekst donkerder maken om tekst
donkerder af te drukken dan op een normaal document. Gebruik
Alle tekst zwart om alles in het zwart af te drukken, ongeacht de
kleuren op het scherm.
Rastercompressie: deze optie bepaalt het compressieniveau
van afbeeldingen voor de overdracht van gegevens van de
computer naar de printer. Als u deze optie instelt op Maximum
zal de afdruksnelheid hoger liggen, maar de afdrukkwaliteit lager.
(Alleen PCL-stuurprogramma)
Grafische controller: hiermee kunt u randen van letters en fijne
lijnen accentueren voor een betere leesbaarheid, en elke
kleurkanaalregistratie in kleurenafdrukmodus uitlijnen.
- Grijstintverbetering: hiermee kunnen gebruikers de details
van natuurfoto’s bewaren en het contrast en de leesbaarheid
tussen grijscontrasten verbeteren bij het afdrukken in
grijswaarden van gekleurde documenten. (Alleen
PCL-stuurprogramma)
- Fijne randen: hiermee kunt u tekstranden en fijne lijnen
accentueren voor een betere leesbaarheid.
Tonerspaarstand: als u deze optie aanpast, gaan de
tonercassettes langer mee en dalen de afdrukkosten per pagina
zonder noemenswaardig kwaliteitsverlies.
- U kunt de schuifregelaar verplaatsen van Geen besparing
tot Maximale besparing om het tonerverbruik te
verminderen.