KLEURENLASERPRINTER Installatiehandleiding
INHOUD Stap 1. Uitpakken .............................................. 3 Stap 2. Kennismaken met uw printer ................ 5 Stap 3. De beeldeenheid, transportriem en tonercassettes installeren ................ 7 Stap 4. Papier plaatsen ................................... 16 Stap 5. Een printerkabel aansluiten ................ 19 Aansluiten via een parallelle kabel ...............19 Aansluiten via een USB-kabel ......................20 Afdrukken binnen een netwerk ....................21 Stap 6.
Stap 1. Uitpakken verpakking. Controleer of de printer werd geleverd met de volgende items: Tonercassettes Netsnoer Transportriem beeldeenheid (Drum) CD-rom (drivers) Installatiehandleiding Cd-rom SyncThru (alleen CLP-500N) Beknopte handleiding SyncThru (alleen CLP-500N) OPMERKINGEN: • Waarschuw onmiddellijk uw verkoper als er items ontbreken of beschadigd zijn. • De onderdelen kunnen verschillen van land tot land.
2 Verwijder voorzichtig alle verpakkingstapes van de printer. 3 Trek de papierlade uit de printer en verwijder de verpakkingstapes van de lade. 4 Selecteer een locatie voor de printer: •Laat voldoende ruimte vrij voor de luchtcirculatie en om de laden en kleppen van de printer te kunnen openen.
Stap 2.
Rechterklep (open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen) Multifunctionele lade (open deze lade om speciaal papier te plaatsen) Greep (gebruik de greep om de printer op te tillen) Papierverwijderingsklep optionele lade 2 (open deze klep om vastgelopen papier in optionele lade 2 te verwijderen) Antenne voor draadloos netwerk* Netwerkpoort** Klep moederbord (open deze klep om optionele accessoires te installeren) Aan-/uitschakelaar Aansluiting netsnoer USB-poort Parallelle poort*** * Deze draadl
Stap 3. 1 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de klep een rechte hoek vormt met het hoofdframe. WAARSCHUWING: Als de linkerklep niet volledig open is, kan de ontgrendelknop van de bovenklep niet worden ingedrukt. 2 Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om de klep te ontgrendelen, en open ze volledig.
3 Neem de beeldeenheid uit de verpakking met behulp van de greep. 4 Verwijder het papier rond de beeldeenheid door de tape onder de greep van de beeldeenheid te verwijderen. WAARSCHUWINGEN: • Gebruik geen scherp voorwerp, zoals een mes of schaar, om de verpakking van de beeldeenheid te openen of om de tape van de papieren bescherming te verwijderen. U zou het oppervlak van de beeldeenheid kunnen beschadigen. • Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan licht, om schade te vermijden.
6 Houd de greep van de beeldeenheid vast met de groene rol WAARSCHUWING: Schuif de beeldeenheid voorzichtig naar binnen zodat u het oppervlak van de groene rol niet bekrast of beschadigt. 7 Schuif de beeldeenheid zo ver mogelijk naar beneden in de printer en vouw de greep naar beneden. WAARSCHUWING: Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan licht, om schade te vermijden. Sluit de boven- en linkerklep als de installatie om een bepaalde reden moet worden stopgezet.
8 Neem de transportriem uit de verpakking. 9 Verwijder het papier rond de transportriem door de tape te verwijderen. WAARSCHUWING: Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om de verpakking van de transportriem te openen. U zou het oppervlak van de transportriem kunnen beschadigen. 10 Knijp de spanningshendels aan weerszijden van de transportriem samen. Trek ze vervolgens naar buiten, zoals hieronder weergegeven.
12 Houd de greep van de transportriem vast en plaats deze op Nederlands één lijn met de sleuven in de printer. OPMERKING: Houd de transportriem horizontaal en draai hem niet om, anders kan losse toner worden gemorst. 13 Schuif de transportriem naar beneden in de printer. Druk de riem stevig aan zodat hij goed op zijn plaats zit.
14 Duw de vergrendelingshendels aan weerszijden stevig in de richting van de bovenklep, zoals hieronder weergegeven, om de transportriem op zijn plaats te vergrendelen. WAARSCHUWING: Als u de linkerklep enkele minuten geopend laat, kan de beeldeenheid worden blootgesteld aan licht. Dit veroorzaakt schade aan de beeldeenheid. 15 Nadat u hebt gecontroleerd of de linkerklep wel degelijk open is, sluit u de bovenklep. Controleer of de klep goed vergrendeld is.
16 Neem de tonercassettes uit hun verpakking. Nederlands WAARSCHUWING: Gebruik geen scherp voorwerp, zoals een mes of schaar, om de verpakking van de tonercassettes te openen. U zou het oppervlak van de tonercassettes kunnen beschadigen. 17 Neem beide zijden van de tonercassette vast en rol de cassette voorzichtig van links naar rechts om de toner te verdelen. 18 Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak zoals weergegeven, en verwijder het papier rond de tonercassette door de tape te verwijderen.
19 Rechts van de sleuf van de tonercassette bevindt zich een etiket met de kleur van de tonercassette die in de betreffende sleuf hoort. K Zwart Y Geel M Magenta C Cyaan 20 Schuif elke tonercassette in de juiste positie in de volgorde cyaan, magenta, geel en zwart. Duw de cassette met beide handen in de sleuf. Neem vervolgens de greep vast om de cassette naar binnen te schuiven. Hier vastnemen.
21 Sluit de linkerklep. Controleer of de klep goed vergrendeld is. Nederlands Als de tonercassettes niet juist geplaatst zijn, kan de linkerklep niet behoorlijk worden gesloten. Controleer nogmaals of de kleuren van de cassettes overeenstemmen met de kleuren aan de rechterkant. Oefen nooit kracht uit om de klep te sluiten. OPMERKING: Als u tekst afdrukt met een dekking van 5%, kunt u met een nieuwe zwarte-tonercassette ongeveer 7.000 pagina's en met een nieuwe kleurentonercassette ongeveer 5.
Stap 4. Papier plaatsen Lade 1 kan maximaal 250 vellen gewoon papier bevatten. U kunt papier van A4- of Letter-formaat gebruiken. Om papier te plaatsen: 1 Trek de lade uit de printer. 2 Duw de metalen plaat omlaag tot deze op zijn plaats klikt. 3 Buig de stapel papier naar voren en achteren om de vellen te scheiden, en waaier de stapel vervolgens uit terwijl u hem aan één zijde vasthoudt. Tik met de rand van de stapel op een vlak oppervlak om een gelijkmatige stapel te verkrijgen.
4 Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven. Nederlands Zorg ervoor dat alle vier de hoeken vlak in de lade en onder de hoekklemmen liggen, zoals hieronder weergegeven. 5 Let erop dat u de maximale hoogte van de stapel niet overschrijdt. Als u te veel papier in de lade plaatst, kan het papier vastlopen.
6 Druk de papiergeleider in zoals weergegeven, en schuif hem naar het papier tot hij net de rand van de stapel raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het papier, anders kan het papier buigen. OPMERKING: In de handleiding op de meegeleverde cd-rom is beschreven hoe u het papierformaat in de lade kunt wijzigen. 7 Schuif de lade weer in de printer. OPMERKINGEN: • Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van het papier, aangezien het papier hierdoor kan buigen.
Stap 5. Een printerkabel aansluiten Aansluiten via een parallelle kabel OPMERKINGEN: • Mogelijk is de parallelle poort niet beschikbaar, n sommige landen wordt de printer zonder parallelle poort geleverd. • Om de printer aan te sluiten op de parallelle poort van uw computer, hebt u een parallelle kabel nodig. U dient een IEEE1284-compatibele kabel met een lengte van max. 3 meter te kopen. 1 Zorg ervoor dat zowel de printer als de computer uit staan.
Aansluiten via een USB-kabel OPMERKING: Om de printer via de USB-poort aan te sluiten op uw computer, hebt u een USB-kabel nodig. U dient dan een USB 2.0 compatibele kabel met een lengte van max. 3 meter te kopen. 1 Zorg ervoor dat zowel de printer als de computer uit staan. 2 Steek de USB-printerkabel in de aansluiting aan de achterkant van de printer. Naar de USB-poort van uw computer 3 Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de USB-poort van uw computer.
Afdrukken binnen een netwerk De CLP-500N heeft een ingebouwde netwerkkaart. Als u een CLP-500 gebruikt, moet u een optionele netwerkkaart installeren. Als u de printer wilt gebruiken in zowel een bedraad als draadloos netwerk, moet u een optionele interfacekaart voor een bedraad/draadloos netwerk kopen. Voor informatie over de installatie van de kaart verwijzen we naar de handleiding van de printer op de cd-rom. Aansluiten via een Ethernet-kabel 1 Zorg ervoor dat de printer uit staat.
Aansluiten via een draadloos netwerk 1 Als u een kaart voor een bedraad/draadloos netwerk installeert, kunt u uw printer gebruiken in een draadloze omgeving. Voor informatie over de installatie van deze kaart verwijzen we naar de handleiding van de printer op de cd-rom. OPMERKING: Nadat u de printer hebt aangesloten, moet u de netwerkparameters configureren via het bedieningspaneel. Zie de handleiding van de printer. U kunt de met de kaart geleverde software gebruiken. Zie de handleiding van de software.
Stap 7. Een voorbeeldpagina afdrukken 1 Om een voorbeeldpagina af te drukken, houdt u de toets Upper Level ( ) van het bedieningspaneel twee seconden ingedrukt, als de printer aan staat. Vervolgens wordt een voorbeeldpagina met de eigenschappen en mogelijkheden van de printer afgedrukt. Stap 8.
Stap 9. De printersoftware installeren Naast software om af te drukken onder Windows, Linux bevat de meegeleverde cd-rom ook een on line handleiding en het programma Acrobat Reader dat u nodig hebt om de handleiding weer te geven. Als u afdrukt vanuit Windows: U kunt de volgende printersoftware installeren met behulp van de cd-rom. • Printerstuurprogramma voor Windows. Gebruik dit stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle te kunnen benutten. Zie pagina 25.
1 Plaats de cd-rom in het cd-rom-station. De installatie start automatisch. Als de installatie niet automatisch start: Kies Uitvoeren in het menu Start en typ x:\cdsetup.exe in het vak Openen (waar x staat voor de letter die toegewezen is aan het cd-rom-station). Klik vervolgens op OK. OPMERKING: Als tijdens de installatie het venster Nieuwe hardware gevonden verschijnt, klikt u op in de rechterbovenhoek van het venster of klikt u op Annuleren.
Printersoftware opnieuw installeren U dient de software opnieuw te installeren als de installatie mislukt is. 1 Kies Programma's in het menu Start van Windows. 2 Kies achtereenvolgens Samsung CLP-500 Series en Onderhoud stuurprogramma van Samsung CLP-500 Series. 3 Het venster Onderhoud stuurprogramma van Samsung CLP-500 Series verschijnt. Klik op Herstellen en vervolgens op Volgende. 4 Als de software opnieuw geïnstalleerd is, klikt u op Voltooien.
Stap 10. De handleiding weergeven U kunt de handleiding op het scherm weergeven in diverse formaten (pagina voor pagina, doorlopend, pagina’s naast elkaar, inzoomen tot 1600% en uitzoomen tot 12,5%, enz.). U kunt de handleiding desgewenst ook afdrukken. In Windows 1 Plaats de cd-rom in het cd-rom-station. 2 Als het taalkeuzevenster verschijnt, selecteert u de gewenste taal. 3 Klik op Bekijken handleiding. De handleiding wordt geopend en weergegeven in het programma Adobe Acrobat.
In Linux 1 Als het venster Aanmelden als administrator verschijnt, typt u 'root' in het aanmeldingsveld en voert u het systeemwachtwoord in. 2 Plaats de cd-rom met de printersoftware. 3 Klik op het pictogram onderaan op het scherm. Als het terminalvenster verschijnt, typt u: [root@local /root]# cd /mnt/cdrom (de cd-rom-map) [root@local cdrom]# gv manual/EnGuide.pdf OPMERKING: Als u een oude ghostscript-versie gebruikt, is het mogelijk dat u het PDF-bestand niet ziet.
Home Visit us at: www.samsungprinter.com Rev.1.
KLEURENLASERPRINTER Handleiding
Deze handleiding is louter informatief bedoeld. Alle informatie in deze handleiding kan worden gewijzigd zonder voorafgaande kennisgeving. Samsung Electronics is niet verantwoordelijk voor directe of indirecte wijzigingen die voortvloeien uit of verband houden met het gebruik van deze handleiding. © 2003 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden. • CLP-500, CLP-500N en het logo van Samsung zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
INHOUD Hoofdstuk 1 : Inleiding Bijzondere functies ................................................... 1.2 Printeronderdelen ..................................................... Voorkant ............................................................. Rechterkant ......................................................... Achterkant .......................................................... Hoofdstuk 2 : 1.4 1.4 1.5 1.6 Gebruik van het bedieningspaneel Kennismaking met het bedieningspaneel ..............
Afdrukken op speciale afdrukmaterialen ................. Afdrukken op enveloppen .................................... Afdrukken op etiketten ........................................ Afdrukken op transparanten ................................. Afdrukken op voorbedrukt papier .......................... Afdrukken op kaarten of aangepaste materialen ..... Hoofdstuk 4 : 3.14 3.14 3.16 3.17 3.20 3.21 Afdruktaken Functies van het printerstuurprogramma .................. 4.2 Een document afdrukken .............
Hoofdstuk 6 : Onderhoud van uw printer Een configuratiepagina afdrukken ............................. 6.2 De verbruiksartikelen vervangen .............................. 6.3 Beheer van tonercassettes ........................................ Opslag van tonercassettes ..................................... Verwachte gebruiksduur van de tonercassettes ........ De toner opnieuw verdelen .................................... 6.4 6.4 6.4 6.5 De tonercassettes vervangen .................................... 6.
Het configuratiehulpprogramma ............................... A.8 LLPR-eigenschappen wijzigen ................................. A.10 Bijlage B : Uw printer gebruiken in een netwerk Informatie over het delen van de printer op een netwerk ............................................. B.2 Een lokaal gedeelde printer instellen ........................ B.3 In Windows 95/98/Me ........................................... B.3 In Windows NT 4.0/2000/XP .................................. B.
Milieu- en veiligheidsoverweging Verklaring inzake laserveiligheid De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1, subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten van IEC825. Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd.
Ozonveiligheid Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan het apparaat op te stellen in een goed geventileerde ruimte. OZONE Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een Samsung-verkoper in uw buurt. Energiebesparing Deze printer gebruikt geavanceerde energiebesparingstechnologie waardoor het stroomverbruik wordt beperkt als de printer niet bezig is met afdrukken.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie Dit digitale apparaat overschrijdt niet de beperkingen van Klasse B voor radioruis van digitale apparaten zoals beschreven in de norm inzake interferentie veroorzakende apparaten met de titel 'Digital Apparatus', ICES-003 van de Industry and Science Canada.
Verklaring van overeenstemming (Europese landen) Goedkeuringen en certificeringen Het EG-conformiteitsmerkteken op dit product staat symbool voor de Verklaring van overeenstemming van Samsung Electronics Co., Ltd. met de volgende toepasselijke 93/68/EEG-richtlijnen van de Europese Unie per de aangegeven datums.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio's alleen worden gebruikt als een EGconformiteitsmerkteken met ( ) een registratienummer van een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool op het systeemlabel staan.
Als algemene richtlijn geldt dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam, voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen) doorgaans 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet meer dan 20 cm van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten aanstaan en uitzenden. Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender. Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten.
xii
1 INLEIDING Gefeliciteerd met de aankoop van uw printer! In dit hoofdstuk vindt u: • Bijzondere functies • Printeronderdelen
Bijzondere functies Uw nieuwe printer beschikt over bijzondere functies die de afdrukkwaliteit verhogen. U kunt: In kleur afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit • U kunt alle kleuren afdrukken met behulp van cyaan, magenta, geel en zwart. • U kunt tot 1200 x 1200 dpi afdrukken (effectieve output). Zie pagina 4.10. • In de zwartwitmodus drukt uw printer papier van A4formaat en Letter-formaat af met een snelheid van 20 respectievelijk 21 ppm (pagina's per minuut).
Bespaar tijd en geld • U kunt op beide zijden van het papier afdrukken om papier te besparen (dubbelzijdig afdrukken). Zie pagina 5.2. • U kunt meerdere pagina's op één vel afdrukken om papier te besparen. • U kunt voorbedrukte formulieren en briefhoofden gebruiken op gewoon papier. Zie “Gebruik van overlays” op pagina 5.13. • Deze printer bespaart automatisch stroom door het stroomverbruik aanzienlijk te verlagen wanneer er niet wordt afgedrukt.
Printeronderdelen Voorkant Bovenklep (open deze om de beeldeenheid (Drum) en transportriem te installeren) Papieruitvoer Papiersteun Bedieningspaneel (zie pagina 2.2.
Rechterkant 1 Rechterklep (open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen) Multifunctionele lade (open deze lade om speciaal afdrukmateriaal te plaatsen) Greep (gebruik de greep om de printer op te tillen) Papierstoringsklep optionele lade 2 (open deze klep om vastgelopen papier uit lade 2 te verwijderen) INLEIDING 1.
Achterkant Antenne voor draadloos netwerk* Netwerkpoort** Klep moederbord (open deze klep om optionele accessoires te installeren) USB-poort Parallelle poort*** Aan/uit-schakelaar Aansluiting netsnoer * Deze draadloze-netwerkpoort wordt niet geleverd met de printer. Dit is een optie die afzonderlijk moet worden gekocht en geïnstalleerd. ** De CLP-500N is standaard uitgerust met de netwerkpoort. Gebruikers van de CLP-500 kunnen een optionele netwerkkaart kopen en installeren.
GEBRUIK VAN HET 2 BEDIENINGSPANEEL In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u het bedieningspaneel van de printer kunt gebruiken.
Kennismaking met het bedieningspaneel Het bedieningspaneel aan de rechterbovenkant van uw printer heeft een display en zeven toetsen. Toetsen Display: geeft de printerstatus en de taken in behandeling weer. Status Display Bericht Beschrijving Ready • De printer is on line en klaar om af te drukken. • Als u op On Line/Continue drukt, schakelt de printer over naar off line. Offline • De printer is off line en kan niet afdrukken.
Toetsen Toets (status) Beschrijving Als een fout optreedt, gaat op de desbetreffende locatie op de status een lichtje branden. Er verschijnt een foutbericht op het display zodat u weet waar de fout is opgetreden. Voor meer informatie over de betekenis van de foutberichten verwijzen we naar pagina 7.27. • Druk op deze toets om te schakelen tussen on line en off line. • Druk in de menumodus op deze toets om terug te keren naar de modus Gereed.
Toets Beschrijving Druk in de menumodus op deze toets om het weergegeven submenu-item te selecteren of om de gewijzigde instelling te bevestigen. Het geselecteerde item is gemarkeerd met een *. Druk in de menumodus op deze toets om te bladeren door submenu-items of instellingenopties. Als u op ❿ drukt, gaat u naar de volgende optie. Als u op ➛ drukt, keert u terug naar de vorige optie. • Druk op deze toets om de huidige afdruktaak te annuleren.
Gebruik van de menu's van het bedieningspaneel Er zijn een aantal menu's beschikbaar zodat u gemakkelijk de printerinstellingen kunt wijzigen. Het diagram op pagina 2.6 geeft de menu's weer evenals alle items die in elk menu beschikbaar zijn. De items in elk menu en de opties die u kunt selecteren zijn meer gedetailleerd beschreven in de tabellen die beginnen op pagina 2.7. Toegang tot de menu's van het bedieningspaneel U kunt uw printer configureren vanaf het bedieningspaneel van de printer.
8 Om het menu te sluiten, drukt u herhaaldelijk op de toets Upper Level ( ) of op de toets Cancel ( ). Na 60 seconden inactiviteit (er werd geen toets ingedrukt), keert de printer automatisch terug naar de modus Gereed. OPMERKING: Afdrukinstellingen die via het printerstuurprogramma zijn ingesteld, heffen de instellingen op het bedieningspaneel op. Overzicht van de menu's van het bedieningspaneel De menu's van het bedieningspaneel worden gebruikt om de printer te configureren.
Het menu Information Dit menu bevat pagina's die u kunt afdrukken met informatie over de printer en zijn configuratie. Item Verklaring Configuration De configuratiepagina geeft de huidige configuratie van de printer weer. Zie pagina 6.2. Menu Map Het menu Map geeft de lay-out en de huidige instellingen van de menu-items van het bedieningspaneel weer. Demo Page Aan de hand van de voorbeeldpagina kunt u controleren of uw printer naar behoren werkt.
Item Verklaring In dit menu kunt u de marges instellen voor dubbelzijdig afdrukken. U kunt de waarde verhogen of verlagen in stappen van 0,1 mm. Duplex Margin • Top Margin: Stelt de bovenmarge in, van 0,0 tot 9,9 mm. • Left Margin: Stelt de linkermarge in, van 0,0 tot 9,9 mm. • Short Binding: Stelt de ondermarge van de achterkant van de pagina in voor korte binding, van 0,0 tot 10 mm. Bindpositie: Verschijnt op de bovenste regel van de pagina in de afdrukstand Staand.
Het menu Color In dit menu kunt u de kleurinstelling aanpassen. Item Verklaring Opties: Off, Auto*, Run Now Calibration Via dit menu-item kunt u de printer kalibreren voor een optimale afdrukkwaliteit in kleur. • Off: De printer wordt gekalibreerd door de standaardinstelling. • Auto: De printer wordt automatisch gekalibreerd voor een optimale afdrukkwaliteit in kleur. • Run Now: De printer wordt handmatig gekalibreerd. Met dit item kunt u een specifiek kleurcontrast afzonderlijk aanpassen.
Het menu Setup Via het menu Setup kunt u een waaier van printerfuncties configureren. (*: de standaardinstelling) Item Verklaring Opties: English*, German, French, Italian, Spanish, Portuguese, Russian LCD Language De instelling LCD Language bepaalt de taal waarin tekst op het display van het bedieningspaneel verschijnt en de taal waarin informatie wordt afgedrukt.
Item Verklaring Opties: Off*, On Dit item bepaalt hoe de printer reageert op een papierstoring. Jam Recovery • Off: De printer drukt pagina's niet opnieuw af. Met deze instelling kunt u de afdrukprestaties verhogen. • On: De printer drukt pagina's automatisch opnieuw af nadat u de papierstoring hebt verholpen. Opties: Low*, High Altitude Adj. U kunt de afdrukkwaliteit optimaliseren volgens de hoogte waarop u zich bevindt. Via dit item kunt u de tonercassette en andere verbruiksartikelen onderhouden.
Het menu Network Via dit menu kunt u de in uw printer geïnstalleerde netwerkkaart configureren, afhankelijk van de configuratie van het netwerk. U kunt de firmware van de netwerkkaart upgraden en de configuratie afdrukken. OPMERKING: Dit menu verschijnt alleen als de printer uitgerust is met een netwerkkaart (CLP-500N of CLP-500 met optionele netwerkkaart). (*: de standaardinstelling) Item Verklaring Opties: Yes, No* Stelt in of u het netwerk al dan niet wilt configureren.
Item IP Address Verklaring U kunt dit item alleen selecteren als u IP Get Method instelt op Static. Via dit item kunt u het IP-adres handmatig invoeren. Druk op de bladertoets om de waarde van de eerste byte in te stellen tussen 1 en 255, en druk vervolgens op de toets Enter. Stel de waarde voor de tweede tot de vierde byte op dezelfde wijze in. Subnet Mask U kunt dit item alleen instellen als u IP Get Method instelt op Static. Via dit item kunt u het subnetmasker handmatig invoeren.
Item Verklaring Opties: On*, Off U kunt selecteren of u al dan niet het Netware-protocol wilt gebruiken. Netware Als u On selecteert, krijgt u toegang tot het menu-item Config Netware. In het menu Config Netware kunt u de in uw netwerk gebruikte frametypeparameter opgeven. Opties: Yes, No* Config Netware U kunt dit item alleen instellen als Netware is ingesteld op On. Via dit item kunt u selecteren of u al dan niet de frametypeparameter instelt. Selecteer Yes om het frametype te selecteren.
GEBRUIK VAN 3 AFDRUKMATERIAAL Dit hoofdstuk beschrijft welke papiertypen u met uw printer kunt gebruiken en hoe u op de juiste wijze papier in de verschillende papierladen plaatst met het oog op een optimale afdrukkwaliteit.
Papier en andere media kiezen U kunt afdrukken op verscheidene afdrukmaterialen, zoals gewoon papier, enveloppen, etiketten, transparanten, ... Zie “Afdrukken op speciale afdrukmaterialen” op pagina 3.14. Gebruik alleen hoogwaardig papier van kopieerkwaliteit om een optimale afdrukkwaliteit te verkrijgen. Houd bij de keuze van het afdrukmateriaal rekening met het volgende: • Gewenst resultaat: Het papier dat u kiest moet geschikt zijn voor het project.
Richtlijnen voor papier en speciale materialen Volg de onderstaande richtlijnen bij het kiezen of plaatsen van papier, enveloppen of andere speciale materialen: • Als u tracht af te drukken op vochtig, gekruld, verkreukeld of gescheurd papier, kan dit papierstoringen en een slechte afdrukkwaliteit veroorzaken. • Gebruik uitsluitend losse vellen papier. Gebruik geen meerdelig papier. • Gebruik alleen hoogwaardig papier van kopieerkwaliteit voor een optimale afdrukkwaliteit.
Papier plaatsen Als u papier op de juiste wijze plaatst, voorkomt u papierstoringen en kunt u probleemloos afdrukken. Verwijder de papierlade niet terwijl een taak wordt afgedrukt. Als u dit wel doet, kan dit een papierstoring veroorzaken. Zie “Formaten en capaciteiten” op pagina 3.2 voor de toegestane papierinhoud van elke lade. Gebruik van lade 1 Lade 1 kan maximaal 250 vellen gewoon A4- of Letter-papier bevatten.
3 Buig de stapel papier naar voren en achteren om de vellen te scheiden, en waaier ze vervolgens uit terwijl u ze aan één zijde vasthoudt. Tik met de rand van de stapel op een vlak oppervlak om een gelijkmatige stapel te verkrijgen. 3 4 Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven. Zorg ervoor dat alle vier de hoeken vlak in de lade en onder de hoekklemmen liggen zoals hieronder weergegeven. GEBRUIK VAN AFDRUKMATERIAAL 3.
5 Overschrijd de maximumhoogte van de stapel niet. Als u te veel papier in de lade plaatst, kan het papier vastlopen. 6 Druk de papiergeleider in zoals weergegeven, en schuif hem naar het papier tot hij net de rand van de stapel raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het papier. De geleider kan het papier buigen. OPMERKING: Zie pagina 3.7 als u het papierformaat in de lade wilt wijzigen. 7 Schuif de lade weer in de printer.
Het papierformaat in de lade wijzigen De lade is vooraf ingesteld op het formaat Letter of A4, afhankelijk van uw land. Om het formaat te wijzigen in A4 of Letter, moet u de papierlengtegeleider juist aanpassen. 1 Til de papierlengtegeleider op en plaats hem in de juiste positie voor het papierformaat dat u in de lade wilt plaatsen.
2 Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven. Voor meer informatie verwijzen we naar stappen 4 en 5 op pagina 3.5 en pagina 3.6. 3 Druk de papiergeleider in zoals weergegeven, en schuif hem naar het papier tot hij net de rand van de stapel raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het papier, aangezien het papier hierdoor kan buigen. Gebruik van de optionele lade 2 De optionele lade, lade 2, kan maximaal 500 vellen normaal papier bevatten.
Gebruik van de multifunctionele lade De multifunctionele lade (MPT) bevindt zich aan de rechterkant van uw printer. U kunt deze lade sluiten als u ze niet gebruikt, zodat de printer compacter wordt. 3 Multifunctionele lade In de multifunctionele lade kunnen verschillende papiertypen en formaten worden geplaatst, zoals transparanten, kaarten en enveloppen.
2 Als u papier gebruikt, buigt u de stapel of waaiert u het papier uit om de vellen te scheiden voordat u de stapel in de lade plaatst. Houd transparanten vast aan de randen en raak de te bedrukken zijde niet aan. Vingerafdrukken kunnen problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken. 3 Plaats het afdrukmateriaal met de te bedrukken zijde omlaag en tegen de rechterrand van de lade.
Als u wilt afdrukken op papier dat voordien werd bedrukt via de multifunctionele lade, moet de bedrukte zijde omhoog liggen en de niet-gekrulde rand naar de printer toe. Als u problemen ondervindt met het plaatsen van het papier, draait u het papier om. OPMERKING: Plaats nooit te veel afdrukmateriaal. Het afdrukmateriaal trekt krom als u een stapel te diep of te ver in de lade plaatst.
Gebruik van de handmatige invoer Als u Handmatig selecteert voor de optie Invoer wanneer u de afdrukinstellingen wijzigt, kunt u handmatig een vel in de multifunctionele lade plaatsen. Handmatige invoer is nuttig als u na elke afgedrukte pagina de afdrukkwaliteit wilt controleren.
3 Als u een document afdrukt, selecteert u Handmatig voor Invoer in de softwaretoepassing, waarna u het juiste papierformaat en het juiste type papier selecteert. Voor meer informatie verwijzen we naar pagina 4.7. 3 4 Druk het document af. Op het display verschijnt een bericht met de vraag om papier te plaatsen. 5 Druk op de toets On Line/Continue ( ). De printer neemt het papier en drukt af. Nadat één pagina is afgedrukt, verschijnt het bericht opnieuw.
Afdrukken op speciale afdrukmaterialen Afdrukken op enveloppen • Plaats enveloppen uitsluitend in de multifunctionele lade. • Gebruik alleen enveloppen die aanbevolen zijn voor laserprinters. Voordat u enveloppen in de multifunctionele lade plaatst, dient u te controleren of ze niet beschadigd zijn en niet aan elkaar vastzitten. • Plaats geen enveloppen met postzegels in de lade. • Gebruik nooit enveloppen met haakjes, knipsluitingen, vensters, gecoate voeringen of zelfklevende stoffen.
4 Druk de papierbreedtegeleider in en schuif hem naar rechts zodat hij net de rand van de stapel raakt zonder dat de stapel wordt gebogen. 3 5 Als u afdrukt, selecteert u de multifunctionele lade, stelt u het type papier in op Enveloppen en selecteert u het papierformaat in de softwaretoepassing. Voor meer informatie verwijzen we naar pagina 4.7. GEBRUIK VAN AFDRUKMATERIAAL 3.
Afdrukken op etiketten • Gebruik alleen etiketten die aanbevolen zijn voor laserprinters. • Controleer of de kleefstoffen van de etiketten gedurende 0,1 seconde bestand zijn tegen een fixeertemperatuur van 180˚C. • Controleer of er tussen de labels geen kleefstof blootligt. Blootliggende delen kunnen ertoe leiden dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Blootliggend kleefmiddel kan ook leiden tot beschadiging van printeronderdelen.
3 Als u afdrukt, selecteert u de multifunctionele lade, stelt u het type papier in op Etiketten en selecteert u het formaat in de softwaretoepassing. Voor meer informatie verwijzen we naar pagina 4.7. 3 Afdrukken op transparanten • Als u een kleurendocument afdrukt, mag u geen transparanten met een bevestigd rugvel gebruiken. Dit kan problemen veroorzaken met de afdrukkwaliteit. • Gebruik alleen transparanten die aanbevolen zijn voor laserprinters.
Om af te drukken op transparanten: 1 Open de multifunctionele lade en vouw de papiersteun open. 2 Plaats transparanten alleen in de multifunctionele lade. Plaats ze met de te bedrukken zijde omlaag, waarbij de bovenkant met de witte rand eerst in de printer gaat. Pas de geleider aan aan de breedte van de transparanten. 3.
3 Als u afdrukt, selecteert u de multifunctionele lade, stelt u het type papier in op Transparanten en selecteert u het papierformaat in de softwaretoepassing. Voor meer informatie verwijzen we naar pagina 4.7. 3 OPMERKINGEN: • Om te vermijden dat transparanten aan elkaar kleven, laat u de afgedrukte vellen best niet op een stapel liggen. • Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit de printer hebt verwijderd.
Afdrukken op voorbedrukt papier • Voorbedrukt papier is papier dat al een bepaalde opdruk heeft voordat het door de printer wordt gestuurd (bijvoorbeeld papier met een voorbedrukt logo bovenaan op de pagina). • Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of gevaarlijke stoffen vrijgeeft als hij gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur van de printer (180˚C).
3 Als u afdrukt, selecteert u de multifunctionele lade, stelt u het type papier in op Voorbedrukt en selecteert u het papierformaat in de softwaretoepassing. Voor meer informatie verwijzen we naar pagina 4.7. 3 Afdrukken op kaarten of aangepaste materialen • Briefkaarten, 90 mm op 140 mm U kunt met uw printer afdrukken op (index)kaarten en andere aangepaste materialen. Het minimumformaat is 90 mm op 140 mm en het maximumformaat is 216 mm op 356 mm.
Om af te drukken op kaarten: 1 Open de multifunctionele lade en vouw de papiersteun open. 2 Plaats het afdrukmateriaal alleen in de multifunctionele lade met de te bedrukken zijde omlaag en de korte zijde eerst. Schuif de geleider tot hij de stapel net raakt zonder deze te buigen. 3.
3 Als u afdrukt, selecteert u de multifunctionele lade en stelt u het type en formaat van het papier in in de softwaretoepassing. Voor meer informatie verwijzen we naar pagina 4.7. 3 Als het formaat van uw afdrukmateriaal niet vermeld is in de vervolgkeuzelijst Formaat op het tabblad Papier, klikt u op de knop Aangepast en stelt u het formaat handmatig in. Zie pagina 4.7. GEBRUIK VAN AFDRUKMATERIAAL 3.
MEMO 3.
4 AFDRUKTAKEN Dit hoofdstuk beschrijft de afdrukopties en algemene afdruktaken.
Functies van het printerstuurprogramma Uw printerstuurprogramma's ondersteunen de volgende standaardfuncties: • Ladeselectie • Papierformaat, afdrukstand en type media • Aantal exemplaren De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die worden ondersteund door uw printerstuurprogramma's. SPL Functie Win9x/Me Win2000/XP NT4.
Een document afdrukken Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn om af te drukken vanuit verschillende Windows-toepassingen. De precieze stappen voor het afdrukken van een document kunnen verschillen afhankelijk van de softwaretoepassing die u gebruikt. Raadpleeg de handleiding van uw softwaretoepassing voor de precieze afdrukprocedure. 4 OPMERKING: Voor meer informatie over printen met een Linux-systeem, zie Bijlage A. 1 Open het document dat u wilt afdrukken.
5 Klik op OK in het venster Afdrukken om de afdruktaak te starten. Een afdruktaak annuleren U kunt een afdruktaak stoppen vanuit een programma, vanuit een afdrukwachtrij of via de toets Cancel ( ) op de printer. Om een afdruktaak te stoppen vanaf het bedieningspaneel: • Als de afdruktaak al wordt afgedrukt, drukt u op de toets Cancel ( ). De printer drukt de pagina's af die al door de printer gaan en verwijdert de rest van de afdruktaak.
Printerinstellingen Via het venster Eigenschappen van de Samsung CLP-500 kunt u toegang krijgen tot alle informatie die u nodig hebt als u uw printer gebruikt. Als de printereigenschappen worden weergegeven, kunt u de instellingen die u voor uw afdruktaak nodig hebt controleren en wijzigen. Het venster Eigenschappen van uw printer bestaat uit 5 tabbladen: Layout, Papier, Grafisch, Extra en Info. Als u de printereigenschappen opent via de map Printers, kunt u meer op Windows gebaseerde tabbladen weergeven.
Het tabblad Layout Het tabblad Layout bevat opties waarmee u de weergave van het document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen. De layoutopties omvatten Meerdere pagina's per vel, Boekje afdrukken en Poster afdrukken. U kunt op dit tabblad ook de optie Dubbelzijdig afdrukken selecteren. Zie pagina 4.3 voor meer informatie over het openen van uw softwaretoepassing. 1 2 Het afdrukvoorbeeld geeft de voorbeeldpagina weer met de door u opgegeven instellingen.
Eigenschap 3 Dubbelzijdig (afdrukken op beide zijden) Beschrijving Met de optie Dubbelzijdig afdrukken kunt u automatisch beide zijden van het papier bedrukken. Als u de standaardinstelling van het printerstuurprogramma gebruikt, selecteert u Printerinstelling. Voor meer informatie verwijzen we naar pagina 5.3. 4 Het tabblad Papier U kunt de volgende opties gebruiken voor basispapierinstellingen. Zie pagina 4.3 voor meer informatie over het openen van uw softwaretoepassing.
Eigenschap 2 Formaat Beschrijving Via Formaat kunt u het formaat van het papier in de lade selecteren. Als het vereiste formaat niet in het vak Formaat staat, klikt u op Aangepast. Als het venster Aangepast papierformaat verschijnt, stelt u het papierformaat in en klikt u op OK. De instelling verschijnt in de lijst zodat u deze kunt selecteren. Voer de aangepaste naam in die u wilt gebruiken. Voer het papierformaat in. 3 Invoer Zorg ervoor dat Invoer is ingesteld op de desbetreffende papierlade.
Eigenschap 5 Andere lade voor eerste pagina Beschrijving Hiermee kunt u de eerste pagina afdrukken op een ander type papier dan de rest van het document. U kunt de lade voor de eerste pagina selecteren. Plaats bijvoorbeeld dik papier voor de eerste pagina in de multifunctionele lade, en normaal papier in lade 1. Selecteer vervolgens voor de optie Invoer Lade 1 en voor de optie Andere lade voor eerste pagina Multifunctionele lade.
Het tabblad Grafisch Gebruik de volgende grafische opties om de afdrukkwaliteit aan te passen aan uw specifieke afdrukbehoeften. Zie pagina 4.3 voor meer informatie over het openen van uw softwaretoepassing. Klik op het tabblad Grafisch om de grafische eigenschappen weer te geven. 1 2 3 Eigenschap 1 Resolutie 2 Kleurmodus 4.10 AFDRUKTAKEN Beschrijving U kunt voor de afdrukresolutie kiezen uit 1200 dpi (best) en 600 dpi (normaal).
Eigenschap 2 Kleurmodus (vervolg) Beschrijving Als u op Kleur aanpassen klikt, kunt u het uiterlijk van de afbeeldingen van het document wijzigen. Het afdrukvoorbeeld geeft de voorbeeldpagina weer met de door u opgegeven instellingen. • Basisinstellingen voor kleuren: U kunt aanpassen hoe afbeeldingen worden weergegeven door de instellingen onder Niveaus te wijzigen. • Tint afstemmen: U kunt het tintenbereik van afbeeldingen aanpassen door de optie Tintcurve te wijzigen.
Eigenschap 3 Geavanceer- de opties (vervolg) Beschrijving • Als bitmap in printer laden: Als deze optie is geselecteerd, downloadt het stuurprogramma de lettertypegegevens als bitmapafbeeldingen. Documenten met complexe lettertypen (bijv. Koreaanse of Chinese letterypen) of verschillende soorten lettertypen worden met deze instelling sneller afgedrukt. • Als grafische informatie afdrukken: Als deze optie is geselecteerd, downloadt het stuurprogramma alle lettertypen als afbeeldingen.
Het tabblad Extra Zie pagina 4.3 voor meer informatie over het openen van uw softwaretoepassing. Klik op het tabblad Extra om toegang te krijgen tot de volgende functies: 1 2 4 3 Optie 1 Watermerk 2 Overlay 3 Uitvoeropties Beschrijving U kunt een achtergrondafbeelding met tekst maken die wordt afgedrukt op elke pagina van uw document. Zie “Gebruik van watermerken” op pagina 5.10. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren en papier met briefhoofd.
Optie Beschrijving 3 Uitvoeropties Vastgelopen afdruk herhalen: Als deze optie is geselecteerd, bewaart de printer de kopie van een afgedrukte pagina tot de printer aangeeft dat de pagina de printer heeft verlaten. Als een papierstoring optreedt, drukt de printer de laatste pagina opnieuw af nadat u het probleem hebt opgelost. (vervolg) Tabblad Info Op het tabblad Info worden de copyrightinformatie en het versienummer van het stuurprogramma weergegeven.
3 Klik op Opslaan. Als u favorieten opslaat, worden alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen. Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u het item in de vervolgkeuzelijst Favorieten. De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet. Om een favoriet te verwijderen, selecteert u het item in de lijst en klikt u op Verwijderen.
MEMO 4.
5 GEAVANCEERD AFDRUKKEN Dit hoofdstuk beschrijft de afdrukopties en geavanceerde afdruktaken.
Afdrukken op beide zijden van het papier U kunt automatisch afdrukken op beide zijden van het papier. Voordat u afdrukt, dient u de gewenste afdrukstand van uw documenten op te geven. U kunt kiezen uit: • Lange zijde, de klassieke lay-out die gebruikt wordt in boekbinden, of staand. • Korte zijde, wat vaak gebruikt wordt voor kalenders, of liggend. 2 2 3 2 3 2 5 5 3 5 3 5 Lange zijde Korte zijde OPMERKINGEN: • Druk niet af op beide zijden van etiketten, transparanten, enveloppen of dik papier.
Vanuit de softwaretoepassing 1 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3. 2 Selecteer de afdrukstand op het tabblad Layout. 3 In het deel Dubbelzijdig afdrukken selecteert u ofwel Printerinstelling, Uit, Korte zijde of Lange zijde. 5 4 Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier. 5 Klik op OK en druk het document af.
De schaal van uw document aanpassen U kunt uw afdruktaak schalen op een pagina. 1 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3. 2 Op het tabblad Papier selecteert u Aangepast afdrukken in de vervolgkeuzelijst Type. 3 Voer de schaalfactor in in het invoervak Percentage. U kunt ook op de knop of ❷ klikken. 4 Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier in Papierinstellingen.
Uw document aanpassen aan een geselecteerd papierformaat A Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk papierformaat, ongeacht de grootte van het digitale document. Dit kan nuttig zijn als u de fijne details in een klein document wilt controleren. 1 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3. 2 Op het tabblad Papier selecteert u Aanpassen aan 5 papierformaat in de vervolgkeuzelijst Type.
Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier 1 2 3 4 U kunt selecteren hoeveel pagina's moeten worden afgedrukt op één vel papier. Als u meer dan één pagina per vel wilt afdrukken, zijn de pagina's kleiner en worden ze op het vel gerangschikt in de door u opgegeven volgorde. U kunt tot 16 pagina's afdrukken op één vel. 1 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3.
Schakel het selectievakje Paginakaders afdrukken in om een kader rond elke pagina op het vel af te drukken. Paginakaders afdrukken is alleen beschikbaar als het aantal pagina's per vel 2, 4, 9 of 16 is. 5 Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier. 6 Klik op OK en druk het document af.
3 Configureer de posteroptie: U kunt voor de paginalay-out kiezen uit 2x2, 3x3 of 4x4. Als u 2x2 selecteert, wordt de afbeelding automatisch gespreid over vier fysieke pagina's. Geef een overlap in millimeter of inch op zodat de vellen gemakkelijker aan elkaar kunnen worden geplakt. 0,1 inch 0,1 inch 4 Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier. 5 Klik op OK en druk het document af. U kunt de poster voltooien door de vellen aan elkaar te plakken. 5.
Boekje afdrukken Met de functie Boekje afdrukken kunt u uw document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina's zo gerangschikt dat u het papier na het afdrukken dubbel kunt vouwen om een boekje te vormen. 1 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3. 2 Op het tabblad Layout selecteert u Boekje afdrukken in de vervolgkeuzelijst Type.
Gebruik van watermerken Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document. U zou bijvoorbeeld de tekst 'CONCEPT' of 'VERTROUWELIJK' in grote grijze letters diagonaal kunnen afdrukken over de eerste pagina of over alle pagina's van een document. Er zijn verschillende vooraf gedefinieerde watermerken die met uw printer worden geleverd. U kunt deze watermerken wijzigen, of u kunt nieuwe watermerken toevoegen aan de lijst.
Een watermerk maken 1 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3. 2 Klik op het tabblad Extra en klik op de knop Watermerken bewerken in het deel Watermerk. Het venster Watermerk verschijnt. 5 3 Typ tekst in het vak Tekst in watermerk. U kunt maximaal 40 tekens invoeren. De tekst wordt weergegeven in het voorbeeldvenster.
Een watermerk bewerken 1 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3. 2 Klik op het tabblad Extra en klik op de knop Watermerken bewerken in het deel Watermerk. Het venster Watermerk verschijnt. 3 Selecteer het watermerk dat u wilt bewerken in de lijst Huidige watermerken om de tekst van het watermerk en de opties te wijzigen. Zie pagina 5.11. 4 Klik op Bijwerken om de wijzigingen op te slaan. 5 Klik op OK.
Gebruik van overlays Wat is een overlay? Dear ABC Regards WORLD BEST Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die op de vaste schijf van de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die kunnen worden afgedrukt in een willekeurig document. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren en papier met briefhoofd. In plaats van voorbedrukt papier met briefhoofd te gebruiken, kunt u een overlay maken met precies dezelfde informatie als op uw papier met briefhoofd.
4 Klik in het venster Overlays op Overlay maken. 5 Typ in het vak Bestandsnaam in het venster Overlay maken een naam van maximaal acht tekens. Selecteer indien nodig het doelpad. (De standaardinstelling is C:\Formover.) 6 Klik op Opslaan. De naam wordt weergegeven in het vak Overzicht overlays. 7 Klik op OK of Ja als u klaar bent. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de vaste schijf van uw computer.
Een paginaoverlay gebruiken Nadat u een overlay hebt gemaakt, kan deze met uw document worden afgedrukt. Om een overlay met een document af te drukken: 1 Maak of open het document dat u wilt afdrukken. 2 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3. 3 Klik op het tabblad Extra. 4 Selecteer een overlay in de vervolgkeuzelijst Overlay.
6 Indien nodig klikt u op Overlay bevestigen voor afdrukken. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens wanneer u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u gevraagd wordt te bevestigen of u een overlay op uw document wilt afdrukken. Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en een overlay werd geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt met uw document. 7 Klik op OK of Ja om het afdrukken te starten.
6 ONDERHOUD VAN UW PRINTER Dit hoofdstuk bevat informatie over het onderhoud van uw printer en suggesties voor afdrukken van hoge kwaliteit en energiebesparing.
Een configuratiepagina afdrukken U kunt een configuratiepagina afdrukken vanaf het bedieningspaneel van de printer. Gebruik de configuratiepagina om de huidige instellingen weer te geven, problemen te helpen oplossen of de installatie van opties (bijv. geheugen of een optionele lade) te controleren. Om de configuratiepagina af te drukken: 1 Druk in de modus Gereed op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel tot op de onderste regel van het display het woord 'Information' verschijnt.
De verbruiksartikelen vervangen Af en toe moet u de volgende items vervangen om topprestaties te garanderen en problemen met de afdrukkwaliteit te vermijden. Raadpleeg de onderstaande tabel: Item(s) Bericht van de printer Afgedrukte pagina's Zie pagina Cassette met zwarte toner Replace Black Toner 7.000 pagina's* 6.8. KleurenTonercassettes Replace [Color] Toner 5.000 pagina's* 6.8. Waste Toner Tank Full/Not Install 12.000 pagina's voor zwart-wit en 3.000 pagina's voor kleur** 6.11.
Beheer van tonercassettes Opslag van tonercassettes Voor een optimaal resultaat van de tonercassette, neemt u de volgende richtlijnen in acht: • Neem de tonercassettes pas uit hun verpakking op het moment dat u klaar bent om ze te gebruiken. • Vul de tonercassettes niet opnieuw. De printergarantie dekt geen schade die veroorzaakt is door het gebruik van een bijgevulde cassette. • Bewaar de tonercassettes in dezelfde omgeving als de printer.
De toner opnieuw verdelen Als een tonercassette bijna leeg is, worden soms vage of lichte gebieden afgedrukt. Het is ook mogelijk dat kleurafbeeldingen niet de juiste kleuren hebben omdat de tonerkleuren niet behoorlijk worden gemengd als een van de kleurentonercassettes bijna leeg is. 'Ready [Color] Low Toner' verschijnt op het display. De printer kan blijven afdrukken met de huidige tonercassette tot op het bedieningspaneel het bericht verschijnt dat de cassette moet worden vervangen.
2 Trek eerst voorzichtig aan de greep en verwijder vervolgens de gebruikte tonercassette. WAARSCHUWING: Als u de linkerklep enkele minuten geopend laat, kan de beeldeenheid (Drum) worden blootgesteld aan licht. Dit veroorzaakt schade aan de beeldeenheid. 3 Neem beide zijden van de tonercassette vast en rol de cassette voorzichtig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
4 Schuif de tonercassette weer in de printer. 5 Sluit de linkerklep. Controleer of de klep goed vergrendeld is. 6 Als de tonercassettes niet juist zijn geplaatst, kan de linkerklep niet behoorlijk worden gesloten. Controleer nogmaals of alle kleuren overeenstemmen. Oefen nooit kracht uit om de klep te sluiten. ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.
De tonercassettes vervangen De printer gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere tonercassette: cyaan (C), magenta (M), geel (Y) en zwart (K). Vervang een tonercassette als op het display van het bedieningspaneel het bericht 'Replace [Color] Toner' wordt weergegeven. Op het display van het bedieningspaneel verschijnt welke kleur moet worden vervangen. 1 Zet de printer uit en wacht enkele minuten tot hij afgekoeld is.
4 Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking. WAARSCHUWING: Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes, om de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen. 5 Neem beide zijden van de tonercassette vast en rol de cassette voorzichtig van links naar rechts om de toner te verdelen. 6 6 Plaats de tonercassette op een effen oppervlak zoals weergegeven, en verwijder het papier rond de tonercassette door de tape te verwijderen.
7 Controleer of de kleur van de tonercassette overeenstemt met de kleursleuf en schuif de nieuwe tonercassette vervolgens in de printer. Neem de cassette in beide handen om ze in de sleuf te plaatsen. Houd vervolgens de greep vast om de cassette naar binnen te schuiven. •Als de tonercassettes juist geïnstalleerd zijn, steken de gele en zwarte cassettes nog een beetje uit. Deze worden naar binnen geduwd wanneer u de linkerklep sluit. 8 Sluit de linkerklep.
De cassette voor gebruikte toner vervangen De levensduur van het inktpatroon bedraagt ongeveer 12.000 pagina's voor zwart en 3.000 pagina's voor kleur. Vervang de cassette voor gebruikte toner als op het bedieningspaneel het bericht 'Waste Toner Tank Full/Not Install' wordt weergegeven. 1 Ontgrendel de voorklep door even te drukken op de holtes aan de bovenkant en vervolgens los te laten. 6 2 Duw de vergrendelingshendel naar boven en verwijder de cassette voor gebruikte toner.
3 Verwijder de dopjes van de houder (deze zijn bevestigd zoals hieronder weergegeven) en gebruik ze om de houder voor gebruikte toner af te sluiten. 4 Neem een nieuwe cassette voor gebruikte toner uit de verpakking. 5 Schuif de onderkant van de nieuwe houder op zijn plaats en duw de cassette vervolgens naar binnen zodat hij op zijn plaats komt te zitten. 6 Zorg ervoor dat de vergrendelingshendel de cassette vergrendelt. 6.
7 Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed vergrendeld is. 8 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de klep een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de tonercassettes worden uitgeworpen. 6 9 Sluit de linkerklep stevig. ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.
De beeldeenheid (Drum) vervangen De levensduur van de imaging unit bedraagt ongeveer 50.000 pagina's voor zwart en 12.500 pagina's voor kleur. Vervang de beeldeenheid (Drum) als op het bedieningspaneel van de printer het bericht 'Replace Imaging Unit' wordt weergegeven. 1 Zet de printer uit en wacht enkele minuten tot hij afgekoeld is. 2 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de klep een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de tonercassettes worden uitgeworpen.
3 Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om de bovenklep te ontgrendelen en open deze volledig. 4 Trek de vergrendelingshendels aan elke zijde naar u toe, zoals hieronder weergegeven, om de transportriem te ontgrendelen. 6 ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.
5 Til de transportriem via de greep uit de printer door de riem voorzichtig naar de linkerkant van de printer te trekken. Plaats de transportriem op een schoon, vlak oppervlak. 6 Neem de greep van de gebruikte beeldeenheid (Drum) vast en trek de eenheid uit de printer. 6.
7 Neem de nieuwe beeldeenheid (Drum) uit de verpakking met behulp van de greep. 8 Verwijder het papier rond de beeldeenheid (Drum) door de tape onder de greep van de beeldeenheid (Drum) te verwijderen. WAARSCHUWINGEN: • Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om de verpakking van de beeldeenheid (Drum) te openen of om de tape van de papieren bescherming te verwijderen. U zou het oppervlak van de beeldeenheid (Drum) kunnen beschadigen.
10 Houd de greep van de nieuwe beeldeenheid (Drum) vast met de groene rol naar u toe. Plaats de beeldeenheid (Drum) op één lijn met de sleuven in de printer zodat de kleuren aan beide zijden van de beeldeenheid (Drum) in de overeenkomstige kleuren van de sleuven glijden. WAARSCHUWING: Schuif de beeldeenheid (Drum) voorzichtig naar binnen zodat u het oppervlak van de groene rol niet bekrast of beschadigt.
12 Om de transportriem te vervangen, houdt u de greep vast en plaatst u deze op één lijn met de sleuven in de printer (één sleuf aan elke kant). OPMERKING: Draai de transportriem niet om. Als u dit wel doet, kunt u toner morsen. 13 Schuif de transportriem naar beneden in de printer en druk hem stevig op zijn plaats. ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.
14 Duw de vergrendelingshendels aan elke zijde stevig in de richting van de bovenklep, zoals hieronder weergegeven, om de transportriem op zijn plaats te vergrendelen. 15 Nadat u hebt gecontroleerd of de linkerklep open is, sluit u de bovenklep. Controleer of de klep goed vergrendeld is. WAARSCHUWING: Tracht niet de linkerklep te sluiten als de bovenklep open is. Hierdoor kunt u de printer beschadigen. 6.
16 Sluit de linkerklep stevig. 17 Zet de printer aan. 18 Druk in de modus Gereed op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel tot op de onderste regel van het display het woord 'Setup' verschijnt. 19 Druk op de toets Enter ( ) om dit menu te openen. 20 Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot op de onderste regel van het display het woord 'Maintenance' verschijnt, en druk vervolgens op de toets Enter ( ).
De transportriem vervangen De levensduur van de transfer belt bedraagt ongeveer 50.000 pagina's voor zwart en 12.500 pagina's voor kleur. Vervang de transportriem als op het bedieningspaneel het bericht 'Replace Transfer Belt' wordt weergegeven. Om de transportriem te vervangen: 1 Zet de printer uit en wacht enkele minuten tot hij afgekoeld is. 2 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de klep een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de tonercassettes worden uitgeworpen.
3 Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om de bovenklep te ontgrendelen en open deze volledig. 4 Trek de vergrendelingshendels aan elke zijde naar u toe, zoals hieronder weergegeven, om de transportriem te ontgrendelen. 6 ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.
5 Til de gebruikte transportriem via de greep uit de printer door de riem voorzichtig naar de linkerkant van de printer te trekken. OPMERKING: Houd de transportriem waterpas en draai hem niet om, anders kan losse toner worden gemorst. 6 Neem een nieuwe transportriem uit de verpakking. 7 Verwijder het papier rond de transportriem door de tape te verwijderen. WAARSCHUWING: Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om de verpakking van de transportriem te openen.
8 Knijp de spanningshendels aan weerszijden van de transportriem samen. Trek ze vervolgens naar buiten, zoals hieronder weergegeven. 9 Binnenin de printer bevindt zich aan weerszijden een sleuf van de transportriem. 6 WAARSCHUWING: Stel de beeldeenheid (Drum) niet langer dan enkele minuten bloot aan licht om schade te vermijden.Sluit de boven- en linkerklep als de installatie om een bepaalde reden moet worden stopgezet. ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.
10 Houd de greep van de nieuwe transportriem vast en plaats deze op één lijn met de sleuven in de printer (één sleuf aan elke kant). OPMERKING: Houd de transportriem waterpas en draai hem niet om, anders kan losse toner worden gemorst. 11 Schuif de nieuwe transportriem in de printer en druk hem stevig op zijn plaats. 6.
12 Duw de vergrendelingshendels aan weerszijden stevig in de richting van de bovenklep, zoals hieronder weergegeven, om de transportriem op zijn plaats te vergrendelen. 13 Nadat u hebt gecontroleerd of de linkerklep wel degelijk open is, sluit u de bovenklep. Controleer of de klep goed vergrendeld is. WAARSCHUWING: Tracht niet de linkerklep te sluiten als de bovenklep open is. Hierdoor kunt u de printer beschadigen. ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.
14 Sluit de linkerklep stevig. 15 Zet de printer aan. 16 Druk in de modus Gereed op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel tot op de onderste regel van het display het woord 'Setup' verschijnt. 17 Druk op de toets Enter ( ) om dit menu te openen. 18 Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot op de onderste regel van het display het woord 'Maintenance' verschijnt, en druk vervolgens op de toets Enter ( ).
De printer reinigen Tijdens het afdrukken kunnen zich deeltjes papier, toner en stof ophopen in de printer. Na verloop van tijd kan deze ophoping de afdrukkwaliteit negatief beïnvloeden (bijv. tonervlekken of vegen). Uw printer heeft een reinigingsmodus waarmee dit type problemen kan worden opgelost en vermeden. De buitenkant van de printer reinigen Reinig de behuizing van de printer met een zachte, pluisvrije doek.
De laser in de printer reinigen OPMERKING: Reinig de laser als u de deeltjes papier, toner en stof in de printer verwijdert. Open en sluit de linkerklep om de laserscannereenheid van de printer automatisch te reinigen. Door de linker klep te openen en te sluiten zal een laser reiniging worden uitgevoerd. 1 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de klep een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de tonercassettes worden uitgeworpen. 2 Sluit de linkerklep en controleer of ze goed dicht is.
De binnenkant van de printer reinigen OPMERKING: Als u de binnenkant van de printer reinigt, zorg er dan voor dat u de transportrol niet aanraakt. Vet van uw vingers kan problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken. 1 Zet de printer uit en trek het netsnoer uit het stopcontact. Wacht vervolgens enkele minuten tot de printer afgekoeld is. 2 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de klep een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de tonercassettes worden uitgeworpen.
3 Trek eerst voorzichtig aan de greep, neem de tonercassettes vast en verwijder ze uit de printer. Plaats ze op een schoon, vlak oppervlak. 4 Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om de bovenklep te ontgrendelen en open deze volledig. WAARSCHUWING: Als u de linkerklep enkele minuten geopend laat, kan de beeldeenheid worden blootgesteld aan licht. Dit veroorzaakt schade aan de beeldeenheid (Drum).
5 Trek de vergrendelingshendels aan elke zijde naar u toe, zoals hieronder weergegeven, om de transportriem te ontgrendelen. 6 Til de transportriem via de greep uit de printer door de riem voorzichtig naar de linkerkant van de printer te trekken. Plaats de riem op een schoon, vlak oppervlak. ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.
7 Neem de greep van de beeldeenheid (Drum) vast en trek de eenheid uit de printer. Plaats de eenheid op een schoon, effen oppervlak. WAARSCHUWINGEN: • Stel de beeldeenheid (Drum) niet langer dan enkele minuten bloot aan licht om schade te vermijden. Dek ze indien nodig af met zwart papier. • Sluit de boven- en linkerklep als de installatie om een bepaalde reden moet worden stopgezet. • Raak het oppervlak van de groene rol op de beeldeenheid (Drum) niet aan om problemen met de afdrukkwaliteit te vermijden.
9 Schuif de beeldeenheid (Drum) weer in de printer. Let op dat u een klik hoort, en vouw de greep vervolgens omlaag. Voor meer informatie verwijzen we naar stappen 9 en 10 op pagina 6.17. WAARSCHUWING: Plaats de beeldeenheid (Drum) voorzichtig terug zodat u het oppervlak van de groene rol op de beeldeenheid (Drum) niet bekrast of beschadigt. 10 Schuif de transportriem weer in de printer. Druk de riem stevig aan zodat hij goed op zijn plaats zit.
11 Duw de vergrendelingshendels aan elke zijde stevig in de richting van de bovenklep, zoals hieronder weergegeven, om de transportriem op zijn plaats te vergrendelen. 12 Nadat u hebt gecontroleerd of de linkerklep wel degelijk open is, sluit u de bovenklep. Controleer of de klep goed vergrendeld is. WAARSCHUWING: Tracht niet de linkerklep te sluiten als de bovenklep open is. Hierdoor kunt u de printer beschadigen. 6.
13 Zoek in de printer aan de rechterkant de kleur van de tonercassette die overeenstemt met de kleur van de sleuf. K Zwart Y Geel M Magenta C Cyaan 14 Schuif elke tonercassette in de juiste positie in de volgorde cyaan, magenta, geel en zwart. Neem de cassette in beide handen en duw ze in de sleuf. Houd vervolgens de greep vast om de cassette naar binnen te schuiven. 6 Hier vastnemen.
15 Sluit de linkerklep. Controleer of de klep goed vergrendeld is. Als de tonercassettes niet juist zijn geplaatst, kan de linkerklep niet behoorlijk worden gesloten. Controleer nogmaals of de cassettekleuren overeenstemmen met de kleuren op de rechterkant. Oefen nooit kracht uit om de klep te sluiten. 16 Sluit het netsnoer aan en zet de printer aan.
7 PROBLEMEN OPLOSSEN Dit hoofdstuk bevat nuttige informatie over wat u moet doen als er tijdens het gebruik van uw printer een fout optreedt.
Problemen oplossen Checklist Als de printer niet behoorlijk werkt, raadpleegt u de volgende checklist. Als de printer niet verder gaat dan een bepaalde stap, volgt u de desbetreffende suggesties om het probleem op te lossen. Controle Oplossing Controleer of de toets On Line/Continue op het bedieningspaneel groen is, en of het bericht 'Ready' wordt weergegeven op het display. • Als het lampje van de toets uit is, controleert u de netsnoeraansluiting. Controleer de aan/uit-schakelaar.
Algemene afdrukproblemen oplossen Als u problemen ondervindt met de werking van uw printer, raadpleegt u de tabel met voorgestelde oplossingen. Probleem De printer drukt niet af. Mogelijke oorzaak Oplossing De printer krijgt geen spanning. Controleer de netsnoeraansluitingen. Controleer de aan-/uitschakelaar. De printer is niet geselecteerd als de standaardprinter. Selecteer Samsung CLP-500 Series als de standaardprinter. Controleer het volgende: • De klep van de printer is niet gesloten.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing De printer selecteert afdrukmateriaal uit de verkeerde lade. Mogelijk is de verkeerde lade geselecteerd in de printereigenschappen. Voor vele softwaretoepassingen kan de lade worden geselecteerd op het tabblad Papier in de printereigenschappen. Selecteer de juiste papierlade. Zie pagina 4.7. Er wordt geen papier ingevoerd in de printer. Het papier werd niet behoorlijk geplaatst. Verwijder het papier uit de lade en plaats het op de juiste wijze terug.
Probleem Het papier blijft vastlopen. Mogelijke oorzaak De papierlade bevat te veel papier. Oplossing Verwijder het teveel aan papier uit de lade. Als u afdrukt op speciale media, dient u de multifunctionele lade te gebruiken. Controleer of de papierformaatgeleiders juist geplaatst zijn. U gebruikt het verkeerde type papier. Gebruik alleen papier dat wordt ondersteund door de printer. Als u afdrukt op speciale media, dient u de multifunctionele lade te gebruiken.
Probleem De afdrukkwaliteit van de foto is niet helder. 7.6 Mogelijke oorzaak Oplossing De resolutie is ingesteld op 600 dpi (normaal). Wijzig de resolutie in 1200 dpi (best) en probeer opnieuw af te drukken. De resolutie van de foto is zeer laag. Als u het formaat van de foto wijzigt in de softwaretoepassing, wordt de resolutie verlaagd. Verklein de foto en verbeter vervolgens de resolutie.
Papierstoringen verhelpen OPMERKING: Als u papier verwijdert dat in de printer vastgelopen is, dient u indien mogelijk altijd aan het papier te trekken in de richting waarin het normaal beweegt, zodat u de interne onderdelen niet beschadigt. Trek altijd stevig en gelijkmatig. Ruk niet aan het papier. Als het papier scheurt, verwijder dan alle stukjes papier, anders loopt het papier opnieuw vast. Op het display van het bedieningspaneel wordt aangegeven waar het papier is vastgelopen.
In het papierinvoergebied Als er papier vastloopt in het papierinvoergebied, verschijnt op het display het bericht 'Jam0 In Tray1'. 1 Open de rechterklep met behulp van de greep. 2 Verwijder het verkeerd ingevoerde papier voorzichtig in de weergegeven richting. Ga naar stap 6. Als u weerstand voelt en het papier niet onmiddellijk loskomt wanneer u trekt, stopt u met trekken en gaat u naar stap 3. 7.
3 Trek de lade open. Nadat u de lade volledig naar buiten hebt getrokken, tilt u het voorste deel van de lade iets op om de lade uit de printer te verwijderen. 4 Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig en recht naar buiten te trekken. 7 5 Om de lade terug te plaatsen, brengt u de achterkant van de lade naar onderen in de sleuf en schuift u de lade in de printer. 6 Sluit de rechterklep. De printer begint opnieuw af te drukken. PROBLEMEN OPLOSSEN 7.
In de multifunctionele lade Als u afdrukt met behulp van de multifunctionele lade en de printer detecteert dat er geen papier is of dat het papier verkeerd is geplaatst, verschijnt het bericht 'Jam0 In MP Tray' op het display. Als het papier niet op de juiste wijze wordt ingevoerd, trekt u het uit de printer. Om het afdrukken te hervatten, opent en sluit u de rechterklep. Binnenin de printer Als er papier vastloopt in de printer, verschijnt het bericht 'Jam Inside Printer' op het display.
2 Verwijder het vastgelopen papier in de weergegeven richting. Trek het papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te vermijden dat het scheurt. OPMERKING: Als het papier scheurt, verwijder dan alle stukjes papier uit de printer. 3 Sluit de rechterklep. De printer begint opnieuw af te drukken. In het papieruitvoergebied Als papier is vastgelopen in het papieruitvoergebied, verschijnt het bericht 'Jam In Exit Area' op het display.
2 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de klep een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de tonercassettes worden uitgeworpen. WAARSCHUWING: Als de linkerklep niet volledig open is, kan de ontgrendelknop van de bovenklep niet worden ingedrukt. 3 Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om de klep te ontgrendelen, en open ze volledig. 7.
4 Neem het vastgelopen papier voorzichtig uit de printer. De fixeereenheid is heet! WAARSCHUWING: Raak de fixeereenheid niet aan. De fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken! De werkingstemperatuur van de fixeereenheid bedraagt 180˚C. Wees voorzichtig wanneer u papier uit de printer verwijdert. 5 Nadat u hebt gecontroleerd of de linkerklep wel degelijk open is, sluit u de bovenklep. Zorg ervoor dat de klep goed vergrendeld is.
6 Sluit de linkerklep stevig. 7 Open en sluit de rechterklep om het afdrukken te hervatten. In het gebied voor dubbelzijdig afdrukken Als er papier vastloopt in het gebied voor dubbelzijdig afdrukken, verschijnt het bericht 'Jam In Duplex Path' op het display. 1 Open de rechterklep met behulp van de greep. 7.
2 Ga na waar het papier is vastgelopen, en trek het vervolgens voorzichtig en langzaam naar buiten om te vermijden dat het scheurt. Ga naar stap 8. OF OPMERKING: Als het papier scheurt, verwijder dan alle stukjes papier uit de printer. Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 3.
4 Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om de klep te ontgrendelen, en open ze volledig. 5 Ga na waar het papier is vastgelopen en haal het papier voorzichtig uit de printer. De fixeereenheid is heet! WAARSCHUWING: Raak de fixeereenheid niet aan. De fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken! De werkingstemperatuur van de fixeereenheid bedraagt 180˚C. Wees voorzichtig als u papier uit de printer verwijdert. 7.
6 Nadat u hebt gecontroleerd of de linkerklep wel degelijk open is, sluit u de bovenklep. Controleer of de klep goed vergrendeld is. WAARSCHUWING: Tracht niet de linkerklep te sluiten als de bovenklep open is. Hierdoor kunt u de printer beschadigen. 7 Sluit de linkerklep stevig. 7 8 Sluit de rechterklep. De printer begint opnieuw af te drukken. PROBLEMEN OPLOSSEN 7.
In de optionele lade 2 Als er papier is vastgelopen in de optionele lade 2, verschijnt het bericht 'Jam0 In Tray2' op het display. 1 Open de rechterklep met behulp van de greep. 2 Verwijder het vastgelopen papier in de weergegeven richting. Trek het papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te vermijden dat het scheurt. Ga naar stap 10. Als u het in de printer vastgelopen papier niet kunt vinden, gaat u door naar stap 3. 7.
3 Open de buitenste papierverwijderingsklep in lade 2. 4 Open de binnenste klep van lade 2. 7 5 Trek het vastgelopen papier naar buiten in de weergegeven richting. Trek het papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te vermijden dat het scheurt. PROBLEMEN OPLOSSEN 7.
6 Sluit beide papierverwijderingskleppen en ga naar stap 10. Als u weerstand voelt en het papier niet onmiddellijk loskomt wanneer u trekt, stopt u met trekken en gaat u naar stap 7. 7 Trek de optionele lade 2 uit de printer. 8 Als u het vastgelopen papier ziet, verwijdert u het uit de printer door het voorzichtig recht naar buiten te trekken. 7.
9 Schuif de lade weer in de printer en sluit beide papierverwijderingskleppen. 10 Open en sluit de rechterklep. De printer begint opnieuw af te drukken. Tips om papierstoringen te vermijden De meeste papierstoringen zijn te vermijden als u het juiste type papier selecteert. Als een papierstoring optreedt, volgt u de stappen die zijn beschreven in “Papierstoringen verhelpen” op pagina 7.7. • Volg de procedures op pagina 3.4. Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders juist zijn gepositioneerd.
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen Vuil in de printer of verkeerd geplaatst papier kan de afdrukkwaliteit verminderen. Zie de onderstaande tabel om het probleem op te lossen. Probleem Oplossing Lichte of vage afdruk Als de pagina een verticale witte streep of een vaag gebied bevat: • De toner is bijna op. Soms kunt u de gebruiksduur van de tonercassette tijdelijk verlengen. Zie “De toner opnieuw verdelen” op pagina 6.5.
Probleem Oplossing Lichte vlekken Als de pagina op willekeurige plaatsen doorgaans ronde, vage gebieden bevat: • Mogelijk is één vel papier beschadigd. Probeer het document opnieuw af te drukken. • Het vochtgehalte van het papier is niet overal hetzelfde of het papier vertoont vochtige plekken aan het oppervlak. Probeer papier van een ander merk. Zie “Papierspecificaties” op pagina D.4. • De partij papier is slecht. Het productieproces kan ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten.
Probleem Oplossing Verticale repetitieve onvolkomenheden Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijkmatige tussenpozen herhaaldelijk markeringen vertoont: • Reinig de binnenkant van de printer. Zie “De binnenkant van de printer reinigen” op pagina 6.31. Als u na het reinigen van de binnenkant van de printer nog steeds dezelfde problemen ondervindt, plaatst u een nieuwe tonercassette van de kleur waarmee zich problemen voordoen. Zie “De tonercassettes vervangen” op pagina 6.8.
Probleem Oplossing Krullen of golven • Controleer het type papier en de kwaliteit. Zowel een hoge temperatuur als vochtigheid kunnen ertoe leiden dat papier krult. Zie “Papierspecificaties” op pagina D.4. • Draai de papierstapel om in de lade. Probeer ook het papier 180˚ in de lade te draaien. Kreukels of vouwen Zorg ervoor dat het papier goed is geplaatst. • Controleer het type papier en de kwaliteit. Zie “Papierspecificaties” op pagina D.4. • Draai de papierstapel om in de papierlade.
Probleem Oplossing Onvolledige tekens Onvolledige tekens zijn witte plekken in delen van tekens die volledig zwart zouden moeten zijn: • Als u transparanten gebruikt, probeert u een ander type transparant. Wegens de samenstelling van de transparant zijn enkele onvolledige tekens normaal. • Mogelijk drukt u af op het verkeerde oppervlak op het papier. Verwijder het papier en draai het om. • Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Zie pagina D.4.
Verklaring van berichten op het display Op het display van het bedieningspaneel worden berichten weergegeven om de status van de printer of fouten aan te geven. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis van de berichten en corrigeer het probleem indien nodig. De berichten en hun verklaringen zijn vermeld in alfabetische volgorde. OPMERKING: Als u belt voor ondersteuning, is het zeer nuttig om het bericht op het display door te geven aan de medewerker van de afdeling Ondersteuning.
Bericht Status Doe dit... Install Imaging Unit De beeldeenheid (Drum) is niet in de printer geïnstalleerd. Installeer de beeldeenheid (Drum). Install Transfer Belt De transportriem is niet in de printer geïnstalleerd. Installeer de transportriem. Invalid Imaging Unit Er is een verkeerde beeldeenheid (Drum) geïnstalleerd. Installeer alleen een door Samsung goedgekeurde beeldeenheid (Drum) die voor uw printer ontworpen is.
Bericht Status Doe dit... Jam Inside Printer Er is een papierstoring opgetreden binnenin de printer. Open de rechterklep en verwijder het vastgelopen papier uit de printer. Zie pagina 7.10. Lever Unlocking Error De vergrendelingshendels werden niet vergrendeld nadat de transportriem werd geïnstalleerd. Duw de vergrendelingshendels aan elke kant van u weg. Zie pagina 6.27.
Bericht Status Doe dit... Ready [Color] Low Toner De desbetreffende tonercassette in uw printer is bijna leeg. Herverdeel de toner in de desbetreffende tonercassette. Zie pagina 6.5. Ready IP Conflict Een IP-adres conflicteert met andere apparaten in het netwerk. Neem contact op met uw netwerkbeheerder en kies een adres binnen uw subnet dat niet conflicteert met andere apparaten. Replace [Color] Toner De desbetreffende tonercassette is leeg.
Bericht Status Doe dit... Tray2 Error De optionele lade 2 is niet behoorlijk geïnstalleerd of op de printer aangesloten. Zet de printer uit en weer aan, en installeer de optionele lade 2 opnieuw. Als het bericht nog steeds wordt weergegeven, neemt u contact op met de afdeling Ondersteuning. Tray2 Jam Cover Open Papierverwijderingsklep lade 2 is open. Sluit klep lade 2 stevig. Waste Motor Error Er is een probleem opgetreden in de motor voor gebruikte toner.
Gebruikelijke Windows-problemen Probleem Mogelijke oorzaak en oplossing Tijdens de installatie verschijnt het bericht 'Bestand in gebruik'. Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de opstartgroep en start Windows opnieuw op. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw. Het bericht 'Fout bij het schrijven naar LPTx' verschijnt. • Controleer of de kabels juist zijn aangesloten en of de printer aan staat.
Gebruikelijke Linux-problemen Probleem Mogelijke oorzaak en oplossing Ik kan de instellingen in het configuratiehulpprogramm a niet wijzigen. U hebt beheerdersbevoegdheden nodig om de globale instellingen te kunnen wijzigen. Ik gebruik het KDEbureaublad, maar het configuratiehulpprogramm a en LLPR starten niet. Mogelijk hebt u de GTK-bibliotheken niet geïnstalleerd. Gewoonlijk worden deze meegeleverd met de meeste Linuxversies, maar moet u ze handmatig installeren.
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossing De instelling 'n op een vel' (meerdere pagina's per vel) werkt niet juist voor sommige van mijn documenten. De functie 'n op een vel' (meerdere pagina's per vel) wordt verkregen via naverwerking van de PostScript-gegevens die naar het afdruksysteem worden gestuurd. Een dergelijke naverwerking kan echter alleen naar behoren worden verkregen indien de PostScript-gegevens overeenstemmen met de structureringsconventies voor Adobe-documenten.
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossing Hoe geef ik het IP-adres van mijn SMB-server op? Als u het CUPS-afdruksysteem niet gebruikt, kan dit worden opgegeven in het dialoogvenster Add printer (Printer toevoegen) van het configuratiehulpprogramma. Helaas kunt u in CUPS momenteel niet het IP-adres van SMB-printers opgeven. U zult dus met Samba door de bronnen moeten kunnen bladeren om te kunnen afdrukken. Bepaalde documenten worden blanco afgedrukt.
MEMO 7.
A UW PRINTER GEBRUIKEN IN LINUX U kunt uw printer gebruiken in een Linux-omgeving.
Het printerstuurprogramma installeren Systeemvereisten Ondersteunde besturingssystemen • Redhat 6.2/7.0/7.1 en hogere versies • Linux Mandrake 7.1/8.0 en hogere versies • SuSE 6.4/7.0/7.1 en hogere versies • Debian 2.2 en hogere versies • Caldera OpenLinux 2.3/2.4 en hogere versies • Turbo Linux 6.0 en hogere versies • Slackware 7.0/7.1 en hogere versies Aanbevolen vereisten • Pentium IV 1 GHz of meer • 256 MB RAM of meer • Vaste schijf van 1 GB of meer Software • Glibc 2.1 of een hogere versie • GTK+ 1.
3 Plaats de cd-rom met de printersoftware in het cd-romstation. Het installatieprogramma op de cd-rom start automatisch. OPMERKING: Als het installatieprogramma op de cd-rom niet automatisch wordt uitgevoerd, klikt u onderaan in het venster op het pictogram . Als het terminalvenster verschijnt, typt u: [root@local /root]# cd /mnt/cdrom (de cd-rom-map) [root@local cdrom]# ./setup.sh 4 Selecteer het type installatie Recommended (Aanbevolen) of Expert en klik op Continue (Doorgaan).
6 De installatie van het printerstuurprogramma begint. Als de installatie voltooid is, klikt u op Start. 7 Het printerconfiguratievenster wordt geopend. Klik bovenaan in het venster op het werkbalkpictogram Add Printer (Printer toevoegen). OPMERKING: Afhankelijk van het gebruikte afdruksysteem is het mogelijk dat het venster Administrator Login (Aanmelden als beheerder) verschijnt. Typ 'root' in het veld Login (Aanmelding) en voer het systeemwachtwoord in.
9 Klik op het tabblad Connection (Verbinding) en controleer of de printerpoort juist is ingesteld. Als dit niet het geval is, wijzigt u de apparaatinstelling. 10 Via het tabblad Settings (Instellingen) en het tabblad Queue (Wachtrij) kunt u de huidige instellingen van de printer weergeven. Indien nodig kunt u de instellingen wijzigen. OPMERKING: De opties kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer.
De printeraansluitingsmethode wijzigen Als u tijdens het gebruik van de printer de printeraansluitingsmethode wijzigt van USB naar parallel of omgekeerd, moet u uw Linux-printer opnieuw configureren door de printer toe te voegen aan uw systeem. Volg de onderstaande stappen: 1 Sluit de printer aan op uw computer. Zet zowel de computer als de printer aan.
De installatie van het printerstuurprogramma ongedaan maken 1 Selecteer Other (Overige) en vervolgens Configuration Tool via het pictogram Startup Menu (Opstartmenu) onderaan op het bureaublad. U kunt het printerconfiguratievenster ook openen door 'linux-config' te typen in het terminalvenster. 2 Selecteer in het printerconfiguratievenster de opdracht Uninstall (Installatie ongedaan maken) in het menu File (Bestand). 3 Het venster Administrator Login (Aanmelden als beheerder) verschijnt.
5 Selecteer Complete uninstall (Installatie volledig ongedaan maken) en klik vervolgens op Uninstall. 6 Klik op OK om het ongedaan maken van de installatie te starten. 7 Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op Finished (Voltooid). Het configuratiehulpprogramma Het configuratiehulpprogramma geeft toegang tot beheertaken, zoals het toevoegen en verwijderen van printers en het wijzigen van hun globale instellingen.
Selecteer uw printer als deze nog niet geselecteerd is. 3 Op het tabblad Info wordt algemene informatie over uw printer weergegeven. Als u toegang hebt tot het internet, kunt u klikken op Go to the Web page for this printer (Ga naar de webpagina voor deze printer) om de webpagina te openen. Klik op het tabblad Jobs (Taken) om de taakwachtrij voor de geselecteerde printer te controleren en beheren. U kunt een of meer specifieke taken in de wachtrij onderbreken, hervatten of verwijderen.
LLPR-eigenschappen wijzigen U kunt de eigenschappen van de printer precies instellen in het venster LLPR Properties (LLPR-eigenschappen). Om dit venster te openen: 1 Selecteer de opdracht Print (Afdrukken) in de toepassing die u gebruikt. 2 Wanneer het venster Linux LPR wordt geopend, klikt u op Properties. Klik op Properties. U kunt het LLPR-venster ook als volgt openen: • Klik op het pictogram Startup Menu (Opstartmenu) onderaan op het bureaublad en selecteer Linux Printer en vervolgens Linux LPR.
3 Het venster LLPR Properties (LLPR-eigenschappen) wordt geopend. De volgende zes tabbladen bevinden zich bovenaan in het venster: • General (Algemeen) - Hier kunt u het papierformaat, het type papier, de papierinvoer en de afdrukstand van de documenten wijzigen. U kunt hier ook de functie Dubbelzijdig afdrukken inschakelen, scheidingspagina's toevoegen aan het begin en einde, en het aantal pagina's per vel wijzigen. • Margins (Marges) - Hier kunt u de paginamarges opgeven.
Als u onderaan in het venster op de knop Save (Opslaan) klikt, worden de opties opgeslagen voor de volgende LLPRsessies. Klik op knop Help als u details over de opties in het venster wilt weergeven. 4 Om de opties toe te passen, klikt u op OK in het venster LLPR Properties (LLPR-eigenschappen). U keert dan terug naar het venster Linux LPR. Om te beginnen afdrukken, klikt u op OK. A.
UW PRINTER GEBRUIKEN IN B EEN NETWERK Als u werkt in een netwerkomgeving, kan de printer worden gedeeld door andere gebruikers op het netwerk. In dit hoofdstuk vindt u: • Informatie over het delen van de printer op een netwerk • Een lokaal gedeelde printer instellen • Een netwerkprinter instellen OPMERKING: Als u een CLP-500 printer gebruikt, moet u een optionele netwerkkaart installeren. Voor meer informatie verwijzen we naar Bijlage C, "Printeropties installeren".
Informatie over het delen van de printer op een netwerk Als u werkt in een netwerkomgeving, kunt u uw printer aansluiten op het netwerk. Lokaal gedeelde printer U kunt de printer rechtstreeks aansluiten op een geselecteerde computer, die de hostcomputer op het netwerk wordt genoemd. De printer kan dan worden gedeeld door andere gebruikers op het netwerk via een Windows 9x/Me/XP/NT 4.0/2000netwerkprinterverbinding.
Een lokaal gedeelde printer instellen In Windows 95/98/Me De hostcomputer instellen 1 Start Windows. 2 Klik op de knop Start van Windows, kies Instellingen, klik op Configuratiescherm en dubbelklik op het pictogram Netwerk. 3 Schakel het selectievakje Bestands- en printerdeling in, en klik op OK. Sluit het venster. 4 Klik in het menu Start op Instellingen, klik op Printers en dubbelklik op de naam van uw printer. 5 Selecteer Eigenschappen in het menu Printer.
In Windows NT 4.0/2000/XP De hostcomputer instellen 1 Start Windows. 2 In Windows NT 4.0/2000: Klik op de knop Start van Windows, en klik achtereenvolgens op Instellingen en Printers. Voor Windows XP: Selecteer Printers en faxapparaten in het menu Start. 3 Dubbelklik op het pictogram van uw printer. 4 Kies Delen in het menu Printer. 5 In Windows NT 4.0: Schakel het selectievakje Gedeeld in. In Windows 2000: Schakel het selectievakje Gedeeld als in.
De clientcomputer instellen 1 Klik met de rechtermuisknop op de knop Start van Windows, en kies Verkennen. 2 Open uw netwerkmap in de linkerkolom. 3 Klik op de share-naam. 4 Voor Windows NT 4.0/2000: Klik op de knop Start van Windows, en klik achtereenvolgens op Instellingen en Printers. In Windows XP: Selecteer Printers en faxapparaten in het menu Start. 5 Dubbelklik op het pictogram van uw printer. 6 Kies Eigenschappen in het menu Printer. 7 Klik op Poort toevoegen op het tabblad Poorten.
Een netwerkprinter instellen U moet de netwerkprotocollen instellen op de printer die u wilt gebruiken als uw netwerkprinter. Protocollen kunnen worden ingesteld via het meegeleverde netwerkprogramma. Zie de handleiding van SyncThru. U kunt de basisnetwerkparameters configureren via het bedieningspaneel van de printer.
Een netwerkconfiguratiepagina afdrukken De netwerkconfiguratiepagina geeft weer hoe de netwerkkaart van uw printer is geconfigureerd. De voor de meeste toepassingen geschikte standaardinstellingen zijn ingeschakeld. 1 Druk in de modus Gereed op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel tot op de onderste regel van het display 'Network' wordt weergegeven. 2 Druk op de toets Enter ( ) om dit menu te openen. 3 Druk op een van de bladertoetsen ( of onderste regel 'Print Net CFG' verschijnt.
7 Druk op een van de bladertoetsen ( of ) om de instelling te wijzigen in 'On' (inschakelen) of 'Off' (uitschakelen). 8 Druk op de toets Enter ( ) om uw keuze op te slaan. 9 Druk op de toets On Line/Continue ( ) om terug te keren naar de modus Gereed. TCP/IP configureren Uw printer kan worden ingesteld op verschillende TCP/IPnetwerken. U kunt op verschillende wijzen een TCP/IP-adres toewijzen aan uw printer, afhankelijk van uw netwerk.
8 Druk op de toets Enter ( ) wanneer 'IP Get Method' verschijnt. 9 Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot 'Static' verschijnt, en druk vervolgens op de toets Enter ( ). 10 Druk op de toets Upper Level ( de bladertoets ( ) en druk vervolgens op ). 11 Druk op de toets Enter ( ) om het menu IP Address te openen. Een IP-adres bestaat uit 4 bytes. Voer voor elke byte een getal tussen 0 en 255 in.
3 Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot 'Yes' verschijnt, en druk vervolgens op de toets Enter ( ). 4 Druk op de toets Upper Level ( de bladertoets ( ) en druk vervolgens op ). 5 Druk op de toets Enter ( ) wanneer 'Config TCP' verschijnt. 6 Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot 'Yes' verschijnt, en druk vervolgens op de toets Enter ( ). 7 Druk op de toets Upper Level ( de bladertoets ( ) en druk vervolgens op ). 8 Druk op de toets Enter ( ) wanneer 'IP Get Method' verschijnt.
Volg de onderstaande stappen om de frametype-opmaak te wijzigen: 1 Druk in de modus Gereed op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel tot op de onderste regel van het display 'Network' verschijnt. Druk op de toets Enter ( ) om dit menu te openen. 2 Druk op de toets Enter ( ) wanneer op de onderste regel 'Config Network' verschijnt. 3 Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot op de onderste regel 'Yes' verschijnt. Druk op de toets Enter ( ). 4 Druk vervolgens op de toets Upper Level ( ).
De netwerkconfiguratie opnieuw instellen U kunt de netwerkconfiguratie opnieuw instellen op de standaardinstellingen. 1 Druk in de modus Gereed op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel tot op de onderste regel van het display 'Network' verschijnt. 2 Druk op de toets Enter ( ) om dit menu te openen. 3 Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot op de onderste regel 'Default Set' verschijnt. 4 Druk op de toets Enter ( ) om uw keuze te bevestigen.
• Werkingsmodus: De modus 'Ad-hoc' laat de draadloze apparaten toe direct met elkaar te communiceren. Dit is de standaardwerkingsmodus voor de afdrukserver. Als uw netwerk een toegangspunt gebruikt, moet u de werkingsmodus opnieuw configureren in 'InfraStructure'. De modus 'InfraStructure' laat zowel draadloze als niet-draadloze computers toe bestanden naar de printer te sturen via een toegangspunt.
MEMO B.
PRINTEROPTIES C INSTALLEREN Uw printer is een laserprinter met talrijke functies die optimaal is afgestemd op het merendeel van uw afdrukbehoeften. Samsung is er zich echter van bewust dat elke gebruiker andere eisen stelt, en biedt daarom verscheidene opties aan waarmee u de mogelijkheden van uw printer kunt uitbreiden.
Printergeheugen installeren Uw printer heeft een sleuf voor 'dual in-line'-geheugenmodules (DIMM). Via deze DIMM-sleuf kunt u het geheugen van uw printer uitbreiden. OPMERKING: Uw printer heeft een geheugen van 64 MB, dat kan worden uitgebreid tot 192 MB. Samsung artikelnummer ML-00MC (64 MB) of ML-00MD (128MB). Neem contact op met uw Samsungverkoper. WAARSCHUWING: DIMM's kunnen worden beschadigd als gevolg van statische elektriciteit.
3 Verwijder de twee schroeven die de metalen plaat vasthouden, en verwijder vervolgens de metalen klep zoals weergegeven. 4 Open de hendel aan weerszijden van de DIMM-sleuf volledig. 5 Neem de DIMM uit de antistatische verpakking. Aan de onderkant van de DIMM bevinden zich uitlijningsinkepingen. Inkepingen Aansluitingspunten C OPMERKING: Raak de verbindingspunten langs de rand van de DIMM niet aan. PRINTEROPTIES INSTALLEREN C.
6 Houd de DIMM vast aan de randen en lijn de inkepingen op de DIMM uit met de inkepingen aan de bovenkant van de DIMM-sleuf. 7 Duw de uiteinden van de DIMM in de sleuven op de hendels. 8 Duw de DIMM stevig aan om er zeker van te zijn dat de DIMM volledig in de sleuf zit. De hendels aan weerszijden worden automatisch vergrendeld.
9 Breng de metalen klep opnieuw aan zoals hieronder weergegeven, en draai de twee schroeven vast die u hebt verwijderd in stap 3. 10 Breng de klep van het moederbord opnieuw aan. 11 Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet de printer aan. C PRINTEROPTIES INSTALLEREN C.
Geheugen verwijderen 1 Volg stappen 1 tot en met 3 op pagina C.2 om toegang te krijgen tot het moederbord. 2 Duw de hendels aan weerszijden van de DIMM-sleuf weg van de DIMM. 3 Plaats de DIMM in zijn oorspronkelijke verpakking of wikkel de DIMM in aluminiumfolie en bewaar hem in een doos. 4 Ga verder met stap 9 op pagina C.5. C.
Een netwerkkaart installeren OPMERKING: Als u een kaart voor een draadloos of bedraad netwerk koopt, is de op de kaart aangesloten antenne niet gescheiden van de kaart, afhankelijk van uw land. Om uw printer te kunnen gebruiken in een netwerk, moet hij uitgerust zijn met een netwerkkaart. De CLP-500N heeft een ingebouwde netwerkkaart. Als u een CLP-500-printer gebruikt, moet u een optionele netwerkkaart installeren.
1 Schakel de printer uit en trek alle kabels uit de printer. 2 Om de klep van het moederbord te verwijderen, drukt u op de nokjes aan de bovenkant. 3 Verwijder de twee schroeven die de metalen plaat vasthouden, en verwijder vervolgens de metalen klep zoals weergegeven. C.
4 Til de volledige klep op met behulp van een voorwerp met een scherpe uiteinde. Als u de netwerkkaart vervangt door een nieuwe, verwijdert u de twee schroeven en de oude kaart. 5 Plaats de connector op de netwerkkaart tegenover de connector op het moederbord. Zorg ervoor dat de aansluitingen op de kaart door de gaten gaan. Duw de kaart stevig in de connector tot ze volledig op haar plaats zit. C PRINTEROPTIES INSTALLEREN C.
6 Draai de twee schroeven vast. 7 Breng de metalen klep opnieuw aan zoals hieronder weergegeven, en draai de twee schroeven vast die u hebt verwijderd in stap 3. 8 Breng de klep van het moederbord opnieuw aan. C.
9 Steek het ene uiteinde van de Ethernet-kabel in de Ethernet-netwerkpoort van de printer en het andere uiteinde in een netwerkaansluiting. Naar de netwerkaansluiting 10 Sluit de netwerkkabel aan, sluit het netsnoer opnieuw aan en zet de printer aan. OPMERKING: Voor informatie over de configuratie en het gebruik van de printer in een netwerkomgeving, verwijzen we naar de handleiding die werd geleverd met de netwerkkaart. U kunt de netwerkparameters ook configureren via het bedieningspaneel; zie pagina B.
Een optionele lade installeren U kunt de papiercapaciteit van uw printer verhogen door een optionele lade 2 te installeren. Deze lade kan 500 vellen papier bevatten. 1 Schakel de printer uit en trek alle kabels uit de printer. 2 Verwijder de verpakkingstape en het verpakkingsmateriaal dat zich in de lade bevindt. 3 Kijk even waar de aansluiting en de positioneringselementen van de optionele lade zich bevinden. C.
4 Plaats de printer over de lade, waarbij u de voetjes van de printer tegenover de positioneringselementen in de optionele lade plaatst. De grepen bevinden zich onderaan aan weerszijden van de printer. WAARSCHUWING: Deze printer weegt 35 kg inclusief het ontwikkelpatroon en de cassette. Wees voorzichtig bij het opheffen en verplaatsen van de printer. Als de printer moet worden verplaatst, moet dit gebeuren door twee personen. Gebruik de grepen.
3 Selecteer de printer Samsung CLP-500 Series. 4 Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en: In Windows 95/98/Me: Selecteer Eigenschappen. In Windows NT 4.0/2000/XP: Selecteer Eigenschappen. 5 Klik op het tabblad Printer en selecteer Lade 2 in de vervolgkeuzelijst Optionele lade. 6 Klik op OK en druk het document af. C.
D SPECIFICATIES In dit hoofdstuk vindt u: • Printerspecificaties • Papierspecificaties
Printerspecificaties Item Afdruksnelheid* Specificaties en beschrijving Zwart:Tot 20 ppm in A4 (21 ppm in Letter); Kleur: 5 PPM (A4/Letter) Duplex: Tot 9,6 IPM in A4/Letter (zwart-wit); Tot 5 IPM in A4/Letter (Kleuren) Resolutie Tot 1200 x 1200 dpi effectieve output Opwarmingstijd Minder dan 120 seconden Tijd voor eerste pagina 15 seconden (zwart); 24 seconden (4 kleuren) Voeding AC 110 ~ 127V (VS, Canada) / 220 ~ 240V (Elders), 50 / 60Hz Stroomverbruik Gemiddeld 450 W tijdens werking / minder d
Item Specificaties en beschrijving 64 MB (Max. 192 MB) Geheugen 64, 128 MB optioneel beschikbaar geheugen Gebruik alleen de door Samsung aanbevolen DIMM. 64 MB : ML-00MC; 128 MB: ML-00MD Lettertypen Windows-lettertypen CLP-500: USB 2.0, IEEE 1284 Parallel Interface CLP-500N: USB 2.0, IEEE 1284 Parallel, Ethernet 10/100 Base TX OS Compatibility Windows 95/98/NT 4.0/2000/XP, Various Linux OS**** Opties CLP-500: Ethernet 10/100 Base TX(Internal), Ethernet 10/ 100 Base TX + 802.
Papierspecificaties Overzicht U kunt afdrukken op verscheidene afdrukmaterialen, zoals op losse vellen papier (inclusief papier dat voor 100% bestaat uit gerecyclede vezels), enveloppen, etiketten, transparanten en papier met speciale afmetingen. Eigenschappen zoals het gewicht, de samenstelling, de vezel en het vochtgehalte zijn belangrijke factoren die invloed hebben op de prestaties van de printer en de kwaliteit van de afdrukken.
Ondersteunde papierformaten Lade 1 / Lade 2 Afmetingen* Letter 216 X 279 mm A4 210 X 297 mm Multifunctionele lade • bankpost van 60 tot • 250 vellen bankpost van 90 g/m2 voor 75 g/m2 voor enkelzijdige lade 1 afdrukken • bankpost van 75 tot • 500 vellen bankpost van 90 g/m2 voor 75 g/m2 voor dubbelzijdige afdrukken lade 2 Afmetingen* Minimaal formaat (aangepast) 90 X 140 mm Maximaal formaat (aangepast) 216 X 356 mm Transparanten Etiketten*** Enveloppen Capaciteit** Gewicht Dezelfde minimale e
Richtlijnen voor het gebruik van papier Gebruik traditioneel papier van 75 g/m2 voor het beste resultaat. Gebruik papier van goede kwaliteit dat onbeschadigd is en geen onvolkomenheden vertoont (geen scheuren, uitsnijdingen, vlekken, kreuken, ezelsoren, losse deeltjes, stof, ...). Als u niet zeker weet welk papier u hebt geplaatst (bijv. in geval van bankpost of gerecycled papier), controleert u het etiket op de verpakking.
Papierspecificaties Categorie Specificaties Zuurgehalte pH van 5,5 tot 8,0 Dikte 0,094 ~ 0,18 mm Krul in riem Vlak binnen 5 mm Snijkant Gesneden met scherpe messen zonder zichtbare rafels. Fixeercompatibiliteit Mag niet verschroeien, smelten, besmeuren of gevaarlijke emissies afgeven bij opwarming tot 180˚C gedurende 0,1 seconde.
Omgevingsvoorwaarden voor printer en papieropslag De omgevingsvoorwaarden voor papieropslag hebben rechtstreeks invloed op de invoer van het papier in de printer. Stel de printer op en bewaar het papier bij kampertemperatuur in een omgeving die niet te droog en niet te vochtig is. Papier absorbeert en verliest vocht snel. De combinatie van warmte en vocht beschadigt papier. Warmte doet het vocht in het papier verdampen, terwijl koude vocht condenseert op de vellen.
Enveloppen Het ontwerp van enveloppen is zeer belangrijk. De vouwlijnen kunnen aanzienlijk verschillen, niet alleen van fabrikant tot fabrikant maar ook van envelop tot envelop binnen een doos enveloppen van dezelfde fabrikant. Of enveloppen behoorlijk worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen. Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u enveloppen kiest: • Gewicht: Het gewicht van het enveloppapier mag niet hoger liggen dan 90 g/m2, anders kunnen papierstoringen optreden.
Enveloppen met dubbelzijdige naden Enveloppen met dubbelzijdige naden hebben verticale in plaats van diagonale naden aan beide uiteinden van de enveloppe. Deze enveloppen kunnen sneller kreuken. Kies alleen enveloppen waarvan de naad reikt tot de hoek van de enveloppe zoals hieronder weergegeven.
Enveloppen bewaren Bewaar enveloppen op de juiste manier met het oog op een optimale afdrukkwaliteit. Enveloppen moeten liggend worden bewaard. Als lucht opgesloten zit in een envelop en een luchtbel ontstaat, kan de envelop kreuken tijdens het afdrukken. Zie “Afdrukken op enveloppen” op pagina 3.14. Etiketten WAARSCHUWINGEN: • Gebruik alleen etiketten die zijn aanbevolen voor laserprinters om te vermijden dat de printer wordt beschadigd.
MEMO D.
INDEX A F afdrukken aanpassen aan geselecteerd papier 5.5 boekjes 5.9 configuratiepagina 6.2 dubbelzijdig 5.2 meerdere pagina's op één vel 5.6 overlays gebruiken 5.13 posters 5.7 vanuit Windows 4.3 verkleind/vergroot document 5.4 watermerken 5.10 afdrukken in een netwerk kaart, installeren C.7 lokaal gedeelde printer, instellen B.3 netwerkprinter, instellen B.6 parameters, configureren B.6 afdrukproblemen 7.3 afdrukresolutie, instellen 4.10 afdrukstand, selecteren 4.6 afdrukvolgorde, instellen 4.
multifunctionele lade, gebruik 3.9 N netwerkkaart, installeren C.7 O onderdelen 1.4 optie, installeren DIMM-geheugen C.2 papierlade 2 C.12 optie,installeren netwerkkaart C.7 optionele lade, installeren C.12 overlay, gebruik 5.13 P papier formaten en capaciteiten 3.2 kiezen 3.2 plaatsen 3.4 richtlijn 3.3 specificaties D.4 papiereigenschappen, instellen 4.7 papierformaat, instellen 4.7, 4.8 papierformaat, wijzigen in de lade 3.7 papierinvoer, instellen 4.8 papierstoring binnenin de printer 7.
Home Visit us at: www.samsungprinter.com Rev.2.