User manual

22
Indicator LCD-scherm
13 Witbalans p.40
14 ISO p.41
15 RGB RGB p.41
16 Scherpte p.51
17 Beeldkwaliteit p.49
18
Beeldformaat / Continue opname
3072, 2816, 2592, 2272, 2048, 1600, 1024, 640 /
p.48
Aantal resterende fotos 16
Resterende opnametijd (bewegende beelden/spraakopname)
00:01:30/ 01:00:00
20
Optische/digitale zoombalk
De opnamemodus starten
1. Plaats de batterijen(p. 15). Plaats de batterijen en zorg ervoor dat deze in de juiste richting
zitten (+ / -).
2. Plaats de geheugenkaart (p. 19)
3. Sluit het klepje voor het batterijvak.
4. Druk op de aan/uit-knop om de camera in te schakelen.
(Als de datum en tijd die worden weergegeven op het
LCD-scherm onjuist zijn, stelt u deze opnieuw in voordat
u een opname gaat maken.)
5. Selecteer de modus AUTO door aan de keuzeschijf
voor modusselectie te draaien.
6. Wijs met de camera in de richting van het onderwerp en
bekijk welke opname u wilt maken met behulp van de
zoeker of het LCD-scherm.
7. Druk op de sluiterknop om de opname te maken.
De modus AUTO ( ) gebruiken
19
Als het kader voor automatische scherptestelling rood wordt wanneer u de sluiterknop
halverwege indrukt, betekent dit dat u niet kan scherpstellen op het onderwerp.
In dat geval is de camera niet in staat een scherpe opname van een tafereel te maken.
INFORMATIE
[Modus AUTO]