User manual

23
De modus PROGRAMMA ( ) gebruiken
Als u de automatische modus selecteert, worden de optimale
instellingen geconfigureerd voor de camera. U kunt nog steeds
alle functies configureren, met uitzondering van de
diafragmawaarde en de sluitersnelheid.
Stappen 1 t/m 4 zijn gelijk aan die voor de modus AUTO.
5. Selecteer de modus PROGRAMMA door aan de
keuzeschijf voor modusselectie te draaien.
6. Druk op de menuknop om geavanceerde functies te
configureren, zoals beeldformaat (p. 48), kwaliteit
(p. 49), lichtmeting (p. 50), beeldeffecten (p. 50),
scherpte (p. 51), continue opname (p. 51) en het
opslaan van instellingen met MIJNINST (p. 52).
7. Wijs met de camera in de richting van het onderwerp en
bekijk welke opname u wilt maken met behulp van de
zoeker of het LCD-scherm.
8. Druk op de sluiterknop om de opname te maken.
De opnamemodus starten
[PROGRAMMA]
De modus A/S/M (D/S/H) ( A/S/M ) gebruiken
In de DSH-modus kunnen het diafragma en de sluitersnelheid
handmatig worden ingesteld.
Stappen 1 t/m 4 zijn gelijk aan die voor de modus AUTO.
5. Selecteer de modus A/S/M (D/S/H) door aan de keuzeschijf
voor modusselectie te draaien.
6. Druk op de knop S. Als het pictogram DSH niet wordt
weergegeven, drukt u op de knop Omhoog of Omlaag
om het pictogram DSH te selecteren.
7. Gebruik de knop Links of Rechts om de gewenste
opnamemodus te selecteren. D (Diafragmaprioriteit),
S (Sluiterprioriteit) en H (Handmatige modus).
8. Druk op de knop OK om de geselecteerde
opnamemodus te starten.
9. Druk op de sluiterknop om de opname te maken.
Zie pagina 42 voor gedetailleerde informatie over de DSH-opnamemodus.
[Modus A/S/M (D/S/H)]