Operation Manual

203
Problemen oplossen
11
11 Problemen oplossen
11.1.3 Controleer het volgende
Installatieprobleem (PC-modus)
Het scherm wordt constant in- en
uitgeschakeld.
Controleer de kabelverbinding tussen de het product
en de computer en zorg ervoor dat de kabels goed
zijn bevestigd.
("2.2 Een pc aansluiten en gebruiken")
Wanneer er een HDMI- of HDMI-DVI-kabel is
aangesloten op het product en de PC, wordt er
aan alle vier de kanten van het scherm een lege
ruimte weergegeven.
De lege ruimte op het scherm wordt niet veroorzaakt
door het product.
De lege ruimte op het scherm wordt veroorzaakt
door de pc of grafische kaart. U kunt dit probleem
oplossen door de schermgrootte aan te passen in de
HDMI- of DVI-instellingen voor de grafische kaart.
Als het instellingenmenu van de grafische kaart geen
optie bevat waarmee de schermgrootte kan worden
aangepast, werkt u het stuurprogramma van de
grafische kaart bij naar de nieuwste versie.
(Neem contact op met de fabrikant van de grafische
kaart of de computer voor meer informatie over het
aanpassen van de scherminstellingen.)
Probleem met het scherm
Het aan/uit-lampje brandt niet. Het scherm
wordt niet ingeschakeld.
Zorg ervoor dat de voedingskabel is aangesloten.
("2.2 Een pc aansluiten en gebruiken")
"No Signal' wordt weergegeven op het scherm
(zie 'Een computer aansluiten').
Controleer of het product goed is verbonden met
een kabel.
("2.2 Een pc aansluiten en gebruiken")
Controleer of het apparaat dat op het product is
aangesloten, is ingeschakeld.
"Not Optimum Mode' wordt weergegeven. Dit bericht wordt weergegeven wanneer een signaal
van de grafische kaart de maximale resolutie en
frequentie van het product overschrijdt.
Raadpleeg de tabel met de standaardsignaalmodi en
stel op basis van de productspecificaties een
maximale resolutie en frequentie in.
De beelden op het scherm worden vervormd
weergegeven.
Controleer de kabelaansluiting met het product.
("2.2 Een pc aansluiten en gebruiken")