Operation Manual
Table Of Contents
- Informatie over gezondheid en veiligheid
- Algemene problemen oplossen
- Beknopt overzicht
- Inhoud
- Basisfuncties
- Uitpakken
- Onderdelen en knoppen van de camera
- De batterij en geheugenkaart plaatsen
- De batterij opladen en de camera inschakelen
- De eerste instellingen uitvoeren
- Uitleg over de pictogrammen
- Het aanraakscherm gebruiken
- Het geluid instellen
- Het startscherm gebruiken
- De Helpmodus gebruiken
- Foto's maken
- Tips om betere foto's te maken
- Uitgebreide functies
- Opnamemodi gebruiken
- De Smart Auto-modus gebruiken
- De modus 3D-foto gebruiken
- De modus Live Panorama gebruiken
- De Scènemodus gebruiken
- De Nachtmodus gebruiken
- De Close-upmodus gebruiken
- De Timeropnamemodus gebruiken
- De modus Touch-opname gebruiken
- De DUAL IS-modus gebruiken
- De Programmamodus gebruiken
- De Filmmodus gebruiken
- De Slimme filmmodus gebruiken
- De portretmodi gebruiken
- Effectmodi gebruiken
- Opnamemodi gebruiken
- Opname-instellingen
- Weergeven en bewerken
- Instellingen
- Aanvullende informatie

Uitgebreide functies
44
Opnamemodi gebruiken
3
Druk op de [Ontspanknop] om een foto te maken.
•
De digitale zoomfunctie en intelligente zoomfunctie zijn niet
beschikbaar in de DUAL IS-modus.
•
De camera corrigeert de foto's alleen optisch als de lichtbron
helderder is dan TL-verlichting.
•
Als het onderwerp snel beweegt, kan de foto onscherp worden.
•
Schakel de OIS-optie in om bewegingsonscherpte in verschillende
opnamemodi tegen te gaan. (pag. 33)
De Programmamodus gebruiken
In de Programmamodus kunt u de meeste opties instellen,
met uitzondering van de sluitertijd en de diafragmawaarde, die
automatisch worden ingesteld door de camera.
1
Raak aan op het startscherm.
2
Raak aan en stel de gewenste opties in.
(Zie pagina 58 voor een lijst met opties.)
3
Plaats het onderwerp in het kader en druk de
[Ontspanknop] half in om scherp te stellen.
4
Druk op de [Ontspanknop] om een foto te maken.