User manual

Opnameopties
52
De scherpstelling aanpassen
• Als u geen scherpstelgebied selecteert, verschijnt het scherpstelkader
midden in het beeld.
• Het volgen van een onderwerp kan in de volgende gevallen
mislukken:
- het onderwerp is te klein of verplaatst zich vaak
- er is sprake van tegenlicht of u maakt foto's op een donkere plaats
- kleuren of patronen van het onderwerp komen met de achtergrond
overeen
- de camera trilt enorm
• Wanneer een onderwerp niet kan worden gevolgd, wordt het
scherpstelkader weergegeven als een kader met één witte lijn (
).
• Als de camera het onderwerp niet volgt, moet u het te volgen
onderwerp opnieuw selecteren.
• Als de camera er niet in slaagt om scherp te stellen, wordt het
scherpstelkader een kader met één rode lijn (
).
• Als u deze functie gebruikt, is het niet mogelijk om de opties voor
zelfontspanning, gezichtsherkenning en smart-filtereffecten in te
stellen.
Meebewegende autofocus gebruiken
Met Tracking AF kunt u het onderwerp volgen en automatisch
scherp in beeld houden, ook wanneer u beweegt.
1
Druk in de opnamemodus op [ ].
2
Selecteer Opname Scherpstelgebied Tracking AF.
3
Stel scherp op het onderwerp dat u wilt volgen en druk
op [
].
• Er verschijnt een scherpstelkader rond het onderwerp dat het
onderwerp volgt als u de camera beweegt.
• Een wit kader betekent dat de camera het onderwerp volgt.
• Een groen kader wanneer u de [Ontspanknop] half indrukt,
betekent dat het onderwerp scherp in beeld is.
4
Druk op de [
Ontspanknop
] om een foto te maken.