User manual

[21]
De opnamemodus starten
De modus PROGRAMMA gebruiken
Als u de programmamodus kiest worden de optimale instellingen op de
camera ingesteld. U kunt nog altijd alle functies handmatig aanpassen,
met uitzondering van de diafragmawaarde en de sluitertijd.
1. Selecteer de modus PROGRAMMA door aan de
keuzeschijf voor modusselectie te draaien.
2. Druk op de horizontale slimme knop om
geavanceerde functies te configureren, zoals
beeldformaat (p.33), kwaliteit (p.38), lichtmeting
(p.36) en opnamemodus (p.36)
Zie bladzijden 30 ~ 46 voor meer informatie
over de menu’s.
De modus AUTO gebruiken
Kies deze modus voor het snel en gemakkelijk nemen van foto's met
minimale gebruikersinteractie.
1. Plaats de batterij (p.15) en let daarbij op de juiste
polariteit (+ / -).
2. De geheugenkaart insteken (p.15). Aangezien
deze camera een intern geheugen van 20MB
heeft, is het niet per se nodig een geheugenkaart
te gebruiken. Als de geheugenkaart niet is
ingestoken wordt een opname op het interne
geheugen opgeslagen. Als de geheugenkaart
is ingestoken wordt een opname op de
geheugenkaart opgeslagen.
3. Sluit het afdekklepje van het batterijvak.
4. Druk op de knop aan/uit om de camera aan te
zetten. (Als de datum / tijd die op het LCD scherm verschijnt niet correct is,
stel dan de datum / tijd opnieuw in voordat u een foto maakt.)
5. Kies de Automatische modus door de functiekiezer te draaien.
6. Richt de camera op het onderwerp en stel de opname samen door het LCD
scherm te gebruiken.
7. Druk op de sluiterknop om een opname vast te leggen.
Als het kader voor automatisch scherpstellen rood wordt wanneer u
de sluiterknop halverwege indrukt, betekent dit dat de camera niet op
het onderwerp scherp kan stellen. Als dit het geval is, is de camera
niet in staat om een opname scherp vast te leggen.
Zorg dat de lens of de flitser niet worden geblokkeerd tijdens het
nemen van een foto.