User manual

22
Elke scène wordt herkend bij de volgende omstandigheden:
[Landschap] (
) : Voor buitenopnamen
[Wit] (
) : Wanneer u een witte achtergrond
fotografeert
[Nacht] (
) : Bij opnamen ‘s nachts
[Nacht-portret] (
) : Bij opnamen van mensen in een
duistere buitenomgeving
[Tegenlicht] (
) : Bij een opname met tegenlicht zonder
portret
[Tegenlicht-portret]
( ) : Bij een portretopname met tegenlicht
Als de camera geen scènemodus herkent, worden de stan-
daardinstellingen gebruikt.
Zelfs als er een gezicht wordt herkend, selecteert de camera
mogelijk een portretmodus, afhankelijk van de positie en de
belichting van het onderwerp.
De camera selecteert mogelijk niet de juiste scène, afhankelijk
van de omstandigheden, zoals een trillende camera, belichting
en de afstand tot het onderwerp.
De modus [Nacht] herkent scènes alleen wanneer de its
is uitgeschakeld. De camera schakelt de modus [Statief] in
na een controle van een bepaalde periode van de opname-
omstandigheden van het statief.
De modus voor statief wordt mogelijk niet door de camera
geselecteerd, afhankelijk van beweging van het voorwerp,
ongeacht of u een statief gebruikt.
De opnamemodus kiezen
[Portret] ( ) : Bij een portretopname
[Macro] (
) : Bij opnamen in close-up
[Macro-tekst] (
) : Bij tekstopnamen in close-up
[Statief] (
) :
Wanneer u een onderwerp fotografeert,
dat gedurende zekere tijd niet beweegt
nadat de camera op het statief werd
gemonteerd (alleen beschikbaar wanneer
de camera merkt dat het donker is)
[Actie] ( ) : Bij opnamen met een onderwerp dat
vaak beweegt
[Zonsondergang] ( ) : Verschijnt bij foto’s van
zonsondergangen
[Blauwe lucht] (
) : Verschijnt bij foto’s van heldere
luchten
[Natuurlijk groen] (
) : Verschijnt bij foto’s van beboste
gebieden
[Macro kleur] (
) : Verschijnt bij close-upfoto’s van
kleurrijke onderwerpen
[Macroportret] (
) : Verschijnt bij close-upfoto’s van
mensen