User manual

Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_36
Het formaat van het papier in de papierlade
wijzigen
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade
plaatst, moet u de lengtegeleider aanpassen om de papierlade te
verlengen.
Transparanten Om beschadigingen aan het apparaat te
voorkomen, gebruikt u uitsluitend transparanten
die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
De te gebruiken transparanten moeten bestand zijn
tegen een temperatuur van 180 °C, de
fusertemperatuur van het apparaat.
Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat
u ze uit het apparaat hebt gehaald.
Laat transparanten niet te lang in de papierlade
liggen. Er kan zich dan stof en vuil op afzetten, wat
leidt tot vlekken bij het afdrukken.
Let op dat u geen vingerafdrukken op de
transparanten maakt. Dit veroorzaakt vlekken
tijdens het afdrukken.
Bescherm transparanten na het afdrukken tegen
langdurige blootstelling aan zonlicht om te
voorkomen dat ze gaan vervagen.
Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of
gescheurde hoeken hebben.
Etiketten Om beschadigingen aan het apparaat te
voorkomen, gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten
voor gebruik in laserprinters.
- Bij de keuze van etiketten dient u rekening te
houden met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel zijn bij
de fixeertemperatuur van het apparaat.
Raadpleeg de specificaties van uw apparaat
voor de fixeertemperatuur (zie pagina 117).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij
tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij
etiketvellen met ruimte tussen de etiketten
kunnen de etiketten loskomen van de rugvel. Dit
kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krullen: voor het afdrukken moeten de etiketten
plat worden gelegd en mogen ze niet meer dan
13 mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt
zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het
rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen
ertoe leiden dat etiketten tijdens het afdrukken
loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook
kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat
beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat.
De klevende achterzijde mag slechts een keer door
het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het
rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins
beschadigd zijn.
Kaarten of
materiaal van
afwijkende
grootte
Druk niet af op afdrukmateriaal dat minder dan
98 mm breed is of minder dan 356 mm lang.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten
minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
AFDRUKMA-
TERIAAL
RICHTLIJNEN
Voorbedrukt
papier
Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer deze
gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de
fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg de
specificaties van uw apparaat voor de
fixeertemperatuur (zie pagina 117).
De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar
zijn en mag de printerrollen niet aantasten.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in
een vochtbestendige verpakking worden bewaard
om aantasting tijdens de opslagperiode te
voorkomen.
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals
formulieren of briefpapier, moet u controleren of de
inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens
het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte
papier en de afdrukkwaliteit verminderen.
1 papierlengtegeleider
2 papierbreedtegeleider
Als u een optionele documentinvoer met hoge capaciteit hebt
geïnstalleerd, raadpleeg dan de Beknopte installatiehandleiding om
het papierformaat aan te passen.
AFDRUKMA-
TERIAAL
RICHTLIJNEN