User manual

Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_39
4. Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en
pas ze aan aan de breedte van het papier. Oefen niet te veel druk
uit. Het papier kan dan gaan buigen, waardoor een papierstoring
ontstaat of het papier scheef trekt.
5. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het
papier in voor de multifunctionele lade. Zie "Papierformaat en -soort
instellen" op pagina 39 voor het kopiëren en faxen of raadpleeg de
sectie Software voor informatie over het afdrukken via de computer.
6. Schuif na het afdrukken het verlengstuk van de multifunctionele lade
weer terug en sluit de multifunctionele lade.
Papierformaat en -soort instellen
Nadat u het papier in de papierlade hebt geplaatst, moet u het
papierformaat en de papiersoort instellen. Deze instellingen zijn van
toepassing op de kopieer- en faxmodi.
Als u afdrukt vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de
papiersoort in het desbetreffende programma.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling.
3. Typ het wachtwoord met het numerieke toetsenblok wanneer het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 28.")
4. Druk op het tabblad Algemeen.
5. Druk op de pijl omlaag om naar het volgende scherm te gaan en druk op
Ladebeheer.
6. Selecteer een lade en de bijbehorende opties, zoals het papierformaat
en de papiersoort.
7. Druk op OK.
Neem bij het plaatsen van het papier de volgende richtlijnen in
acht, afhankelijk van het type afdrukmateriaal:
Enveloppen: Met de klep omlaag en de plaats voor de
postzegel linksboven.
Transparanten: Met de afdrukzijde naar boven waarbij de
bovenkant met de kleefstrip het eerst het apparaat ingaat.
Etiketten: Met de afdrukzijde naar boven, waarbij de bovenste
korte zijde het eerst het apparaat ingaat.
Voorbedrukt papier: met de bedrukte zijde naar boven en de
bovenzijde in de richting van het apparaat.
Kaarten: Met de afdrukzijde naar boven, waarbij de korte zijde
het eerst het apparaat ingaat.
Eerder afgedrukt papier: Met de eerder bedrukte zijde naar
beneden en de niet-gekrulde rand in de richting van het
apparaat.
De instellingen die via het printerstuurprogramma zijn
opgegeven, krijgen voorrang op de instellingen via het
bedieningspaneel.