User manual

Faxen (Optioneel)_59
Faxen (Optioneel)
Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van het apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Het faxen voorbereiden
Informatie over het faxscherm
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
De documentinstellingen aanpassen
Een faxtelefoonboek instellen
De pollingoptie gebruiken
Een rapport afdrukken na het verzenden van een fax
Faxen verzenden tijdens daluren
Documenten toevoegen aan een uitgestelde faxtaak
Een ontvangen fax doorsturen naar een andere bestemming
Het faxen voorbereiden
Voordat u een fax kunt verzenden of ontvangen, moet u het meegeleverde
telefoonsnoer aansluiten op een telefoonaansluiting. Raadpleeg de
Beknopte installatiehandleiding voor informatie over het aansluiten van het
snoer. De wijze waarop u een telefoonsnoer aansluit, varieert per land.
Informatie over het faxscherm
Als u de faxfunctie wilt gebruiken, drukt u op Fax in het hoofdscherm.
Als het scherm een ander menu weergeeft, drukt u op ( ) om naar het
hoofdscherm te gaan.
Het tabblad Basis
Invoergebied voor faxnummer: Hier wordt het faxnummer van de
ontvanger weergegeven dat u invoert met behulp van het numerieke
toetsenblok op het bedieningspaneel. Als u het telefoonboek hebt
geconfigureerd, drukt u op Individueel of Groep. (Zie "Een
faxtelefoonboek instellen" op pagina 64.)
0 toevoegen: Hiermee kunt u bestemmingen toevoegen.
•: Hiermee verwijdert u het laatst ingevoerde cijfer.
•: Hiermee verwijdert u alle cijfers van het geselecteerde
nummer.
Verwijderen: Hiermee verwijdert u het geselecteerde faxnummer.
Alles verwijd.: Hiermee verwijdert u alle faxnummers uit het
invoergebied.
Aangezien de VoIP-configuratie niet compatibel is met
faxcommunicatie kan er een beperking zijn op de transmissie van
gekleurder faxen, een lage transmissiesnelheid, een slechte
beeldkwaliteit of, in het slechtste geval, een communicatiefout.
Neem contact op met de beheerder van uw lokaal netwerk of uw
internetprovider voor meer informatie.
Om de geavanceerde functies van de fax te gebruiken, drukt u op
Machine Setup op het bedieningspaneel en
Beheerinstelling
>
Instelling > Fax instellen. (Zie "Fax instellen" op pagina 78.)
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge
telefoondiensten (PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u
telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere
internetservices gebruikt (DSL, ISDN, VolP), kunt u de
verbindingskwaliteit verbeteren door de microfilter te gebruiken.
De microfilter elimineert onnodige geluidssignalen en verbetert de
verbindings- of internetkwaliteit. De DSL-microfilter wordt niet bij
het apparaat geleverd. Neem daarom contact op met uw
internetprovider voor het gebruik van de DSL-microfilter.
1 Lijnpoort
2 Microfilter
3 DSL-modem / telefoonlijn
Als u de faxfunctie wilt toevoegen aan het apparaat, controleert u de
lijst met opties (zie "Faxoptiekit" op pagina 112) en neemt u contact op
met de leverancier om deze optie te bestellen. Wanneer u een faxkit
aanschaft, installeert u de kit volgens de procedure in de
Faxkit-installatiehandleiding die wordt meegeleverd in de kit. Nadat u
de faxkit hebt geïnstalleerd, stelt u het apparaat in op het gebruik van
deze functie. (Zie "De faxfunctie inschakelen na het installeren van de
faxoptiekit" op pagina 116.)
Als de optionele faxfunctie niet is geïnstalleerd, wordt het faxpictogram
niet weergegeven in het hoofdscherm.