User manual

De status van het apparaat en geavanceerde instellingen_79
Netwerkinstallatie
U kunt de netwerkinstellingen opgeven via het aanraakscherm van het
apparaat. Voordat u dit doet, moet u informatie hebben over de
netwerkprotocollen en het computersysteem die worden gebruikt. Als u niet
weet welke instelling u moet gebruiken, neemt u contact op met uw
netwerkbeheerder om het netwerk voor het apparaat te configureren.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Druk op het tabblad Instelling > Netwerkinstellingen.
Instelling
ongewenste faxen
Als deze functie is ingeschakeld, worden
faxberichten geweigerd die afkomstig zijn van een
extern nummer dat in het geheugen is opgeslagen
onder de ongewenste faxnummers. U kunt
maximaal tien ongewenste faxnummers invoeren.
Druk op Instelling ongewenste faxen en
Bewerken, en voer vervolgens het faxnummer in.
Als u Nummerweergave hebt ingesteld, kunt u
door de faxnummers van de laatst ontvangen
faxen bladeren en een faxnummer in de lijst
selecteren.
Belvolume Met deze functie past u het belvolume aan. Als u
Uit selecteert, wordt er geen beltoon
weergegeven.
Volume kiestoon Wanneer u op On Hook Dial drukt om een fax te
verzenden, kunt u een specifieke toon horen. U
kunt het volume van de toon aanpassen met deze
functie. Met de instelling 1 is het volume het
laagst. Gebruik de pijl naar links en naar rechts
om de waarde te wijzigen.
Uitvoerlade Met deze functie kunt u de papierlade selecteren
die wordt gebruikt wanneer er een fax
binnenkomt.
Verzenden tijdens
daluren
U kunt het apparaat instellen om faxen te
verzenden tijdens daluren, zodat u bespaart op de
telefoonkosten. (Zie "Faxen verzenden tijdens
daluren" op pagina 66.)
Groepsverzending Wanneer u een fax verzendt waarbij het
faxnummer gelijk is aan het nummer van een
uitgestelde faxtaak, wordt gevraagd of u
documenten wilt toevoegen aan deze uitgestelde
faxtaak. (Zie "Documenten toevoegen aan een
uitgestelde faxtaak" op pagina 66.)
Inst. fax
doorsturen
U kunt instellen dat een verzonden of ontvangen
fax per fax of e-mail wordt doorgestuurd naar een
andere bestemming. (Zie "Een ontvangen fax
doorsturen naar een andere bestemming" op
pagina 67.)
Geluid bij einde fax Met deze instelling kunt u selecteren of de faxtoon
voor einde faxontvangst in- of uitgeschakeld is.
Stel dit in wanneer u de weergave van een geluid
na ontvangst van een fax wilt in- of uitschakelen.
(Zie "De faxtoon voor einde faxontvangst instellen"
op pagina 68.)
Nummerweergave Als u deze optie hebt ingeschakeld, onthoudt het
apparaat de laatste 20 faxnummers.
a.PABX (Private Automatic Branch Exchange).
OPTIE OMSCHRIJVING
OPTIE OMSCHRIJVING
TCP/IP-protocol Selecteer het protocol en de
configuratieparameters die u wilt gebruiken in de
netwerkomgeving.
Er moet een groot aantal parameters
worden ingesteld. Als u niet weet hoe u
een parameter moet instellen, laat u deze
ongewijzigd of neemt u contact op met de
netwerkbeheerder.
Ethernet-snelheid Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van het
netwerk configureren.
Instell. wissen Hiermee zet u de huidige netwerkinstellingen
terug op de standaardwaarden.
802.1x U kunt de gebruikersverificatie voor
netwerkcommunicatie instellen. Raadpleeg uw
netwerkbeheerder voor meer informatie.
IPv6 Selecteer deze optie om gebruik te maken van
een IPv6-netwerkomgeving.