User Manual

Apps en functies
58
: een filter- of beauty-effect toepassen.
: een meetmethode selecteren. Hiermee wordt bepaald hoe de lichtwaarden worden berekend.
Centrumgericht
gebruikt het licht in het middelste gedeelte van de opname om de belichting van de
opname te berekenen.
Spotmeting
gebruikt het licht op een geconcentreerd gebied in het midden
van de opname om de belichting van de opname te berekenen.
Matrix
stelt de volledige scène in op
gemiddeld.
: in de stand
VOEDSEL
scherpstellen op een onderwerp binnen het ronde kader en het beeld buiten
het kader wazig maken.
: in de stand
VOEDSEL
de kleurtint aanpassen.
De beschikbare opties kunnen verschillen, afhankelijk van het model of de fotostand.
Fotostand
De camera past de opnameopties automatisch aan op basis van de omgeving om eenvoudig foto's te maken.
Tik op
FOTO
in de lijst met fotostanden en tik op om een foto te maken.
Scène-optimalisatie
Wanneer de camera een onderwerp heeft herkend, wijzigt de toets voor scène-optimalisatie en worden de
beste kleuren en het optimale effect toegepast.
Als deze functie niet is ingeschakeld, tikt u op op het voorbeeldscherm en tikt u op de toets voor
Scène-optimalisatie
om deze functie in te schakelen.
Suggesties opname
De camera stelt de ideale compositie voor de foto voor op basis van herkenning van de positie en de hoek
van uw onderwerp.
Tik op het voorbeeldscherm op en tik op de schakelaar
Suggesties opname
om deze functie in te
schakelen.
1 Tik op
FOTO
in de lijst met fotostanden.
Er verschijnt een hulplijn op het voorbeeldscherm.
2 Richt de hulplijn op het onderwerp.
De camera herkent de compositie en de aanbevolen compositie verschijnt op het voorbeeldscherm.
3 Verplaats het apparaat zodat de hulplijn overeenkomt met de aanbevolen compositie.
Wanneer de ideale compositie is bereikt, verandert de hulplijn in geel.