Samsung SCX-5835NX, SCX-5935NX Laser MFP series - User Guide
Aan de slag_ 37
a) Zorg ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
b) Zodra het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root"
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
install
atie van het printerstuurprogramma ongedaan te maken.
Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw
systeembeheerder.
c) Klik op he
t pictogram onderaan op het bureaublad. Als het
terminalvenster verschijnt, typt u:
[root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/u
ninstall/
[root@localhost uninstall]#./uninstall.sh
d) Klik op Uninstall.
e) Klik op Nex
t.
f) Klik op Fi
nish.
Uw printer lokaal delen
Volg onderstaande stappen om ervoor te zorgen dat de computers uw
apparaat lokaal delen.
Als de hostcomputer rechtstreeks op het apparaat is aangesloten met een
USB-kabel en verbonden is met een lokaal netwerk, kan de clientcomputer
die met het lokaal netwerk is verbonden via de hostcomputer het gedeelde
apparaat gebruiken om af te drukken.
1
Hostcomputer Een computer die rechtstreeks met het
apparaat is verbonden met een USB-kabel.
2
Clientcomputers Computers die het apparaat gebruiken dat
gedeeld wordt via de hostcomputer.
Windows
Instellen als hostcomputer
1. Installeer het stuurprogramma van uw printer. (Zie "Het
stuurprogramma van uw met USB verbonden apparaat installeren"
op pagina 34, "Het stuurprogramma van een met een netwerk
verbonden apparaat installeren" op pagina 39.)
2. Klik op he
t menu Start in Windows.
3. In W
indows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
• In Win
dows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
• In Win
dows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
• In Win
dows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
• In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
4. Klik
met de rechtermuisknop op uw apparaat.
5. In W
indows XP/2003/2008/Vista selecteert u Eigenschappen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Prin
tereigenschappen in het snelmenu.
Als het item Eigenschappen van printer een ►-markering
bevat, kunt u andere printerstuurprogramma’s die met de
geselecteerde printer zijn verbonden selecteren.
6. Selectee
r het tabblad Delen.
7. Selecteer
Opties voor delen wijzigen.
8. Controle
er de Deze printer delen.
9. Vul het veld Sha
renaam in. Klik op OK.
Instellen als clientcomputer
1. Installeer het stuurprogramma van uw printer. (Zie "Het
stuurprogramma van uw met USB verbonden apparaat installeren"
op pagina 34, "Het stuurprogramma van een met een netwerk
verbonden apparaat installeren" op pagina 39.)
2. Klik op het me
nu Start in Windows.
3. Selecteer
Alle programma’s > Accessoires > Windows
Verkenner.
4. Voer het IP-ad
res van de hostcomputer in en druk op de Enter-toets
op uw toetsenbord.
Als de hostcomputer om een Gebruikersnaam en
Wachtwoord vraagt, vult u de gebruikers-id en het
wachtwoord van de hostcomputeraccount in.
5. Klik me
t uw rechtermuisknop op de gewenste printer en selecteer
Verbinden.
6. Klik op OK
zodra het bericht verschijnt dat de installatie is voltooid.
7. Ope
n het bestand dat uw wilt afdrukken en begin met afdrukken.
Macintosh
De volgende stappen gelden voor Mac OS X 10.5-10.6. Raadpleeg
Mac Help voor andere OS-versies.
Instellen als hostcomputer
1. Installeer het stuurprogramma van uw printer. (Zie "Het
stuurprogramma van uw met USB verbonden apparaat installeren"
op pagina 34, "Het stuurprogramma van een met een netwerk
verbonden apparaat installeren" op pagina 39.)
2. Ope
n de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klik op
Afdrukken en faxen.
3. Selecteer de printer die u wilt delen uit de Printerlijst.
4. Selecteer
"Deel deze printer".
Instellen als clientcomputer
1. Installeer het stuurprogramma van uw printer. (Zie "Het
stuurprogramma van uw met USB verbonden apparaat installeren"
op pagina 34, "Het stuurprogramma van een met een netwerk
verbonden apparaat installeren" op pagina 39.)
2. Ope
n de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klik op
Afdrukken en faxen.
3. Klik op het “+”-pictogram
.
Er verschijnt een weergavescherm met de naam van uw gedeelde
printer.
4. Selectee
r uw apparaat en klik op Voeg toe.