Operation Manual

Opname-instellingen
63
De scherpstelling aanpassen
Als u geen enkel gedeelte van het scherm aanraakt, verschijnt het
scherpstelkader midden in het beeld.
Het volgen van een onderwerp kan in de volgende gevallen mislukken:
- het onderwerp is te klein
- het onderwerp beweegt te veel
- er is sprake van tegenlicht of u maakt foto's op een donkere plaats
- kleuren of patronen van het onderwerp komen met de achtergrond
overeen
- het onderwerp heeft horizontale patronen, zoals bij jaloezieën het
geval is
- de camera trilt erg
Wanneer een onderwerp niet kan worden gevolgd, wordt het
scherpstelkader weergegeven als een kader met één witte lijn ( ).
Als de camera het onderwerp niet volgt, moet u het te volgen
onderwerp opnieuw selecteren.
Als de camera niet kan scherpstellen, wordt het scherpstelkader
weergegeven als een kader met één rode lijn ( ).
Als u deze functie gebruikt, kunt u geen opties voor de zelfontspanner,
opties voor Gezichtsdetectie, Smart filter-opties of opties voor
serieopnamen instellen.
Smart Touch AF gebruiken
Met Smart Touch AF kunt u het onderwerp volgen en automatisch
scherp in beeld houden, ook wanneer u beweegt.
1
Raak in de opnamemodus
m
Scherpstelgebied
aan.
2
Selecteer Smart Touch AF en raak
o
aan.
3
Raak het onderwerp aan dat u wilt bijhouden in het
aanraakgedeelte.
Een wit kader betekent dat de camera het onderwerp volgt.
Een groen kader wanneer u de [Ontspanknop] half indrukt,
betekent dat het onderwerp scherp in beeld is.