Operation Manual

Opnameopties
56
De scherpstelling aanpassen
3
Stel scherp op het onderwerp dat u wilt volgen en druk
op [
o
].
Er verschijnt een scherpstelkader rond het onderwerp dat het
onderwerp volgt als u de camera beweegt.
Een wit kader betekent dat de camera het onderwerp volgt.
Een groen kader wanneer u de [Ontspanknop] half indrukt,
betekent dat het onderwerp scherp in beeld is.
4
Druk op de [Ontspanknop] om een foto te maken.
2
Selecteer een optie.
Symbool Beschrijving
Normaal (AF): scherpstellen op een onderwerp dat
zich op een afstand van 80 cm of meer bevindt.
250 cm wanneer u de zoom gebruikt.
Macro: Scherpstellen op een onderwerp op
5-80 cm. 100-250 cm wanneer u de zoom gebruikt.
Auto macro:
Scherpstellen op een onderwerp dat zich op
een afstand van 5 cm of meer bevindt. Of op
een afstand van 100 cm of meer, wanneer u
gebruikmaakt van de zoom.
De optie wordt automatisch ingesteld in bepaalde
opnamemodi.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kunnen de beschikbare
opties verschillen.
Meebewegende autofocus gebruiken
Met Tracking AF kunt u het onderwerp volgen en automatisch
scherp in beeld houden, ook wanneer u beweegt.
1
Druk in de opnamemodus op [
m
].
2
Selecteer
a
Scherpstelgebied Tracking AF.
ps