User manual
Basisfuncties
24
Modus selecteren
Selecteer een opnamemodus of -functie met de modusdraaiknop. Draai de modusdraaiknop naar de gewenste modus. In sommige modi kunt u ook een symbool selecteren in
het scherm Modus.
Pictogrammen op het modusscherm
Symbool Beschrijving
T
Smart Auto: een foto maken met een Scènemodus die automatisch
door de camera is geselecteerd. (p. 39)
p
Programma: een foto maken met instellingen die u handmatig hebt
aangepast. (p. 41)
G
Diafragmaprioriteit: de diafragmawaarde handmatig
instellen. De camera selecteert automatisch de geschikte
sluitertijd. (p. 43)
Sluiterprioriteit: de sluitertijd handmatig instellen.
De camera selecteert automatisch de geschikte
diafragmawaarde. (p. 44)
Handmatig: de diafragmawaarde en de sluitertijd handmatig
instellen. (p. 45)
s
Slimme modus: een foto maken met vooraf ingestelde opties voor
een specieke scène. (p. 46)
i
Signaal sele: een gebied instellen om automatisch een foto te
maken wanneer een gezicht wordt gedetecteerd. (p. 50)
Mijn Magisch
kader
FilmlterFoto in
beweging
Eect
Artist
Kleurenkwast
Fotolter
2
1
Mijn Magisch
kad
Filml
ter
Fot
o i
n
ewegi
ng
E
ect
Ar
t
i
st
K
le
u
renkw
a
st
F
otolter
jn
jn
Foto-
editor
Ÿ
Voorbeeld: wanneer u Mijn Magisch kader selecteert in de modus Magisch Plus.
Nr. Beschrijving
1
Huidig modusvenster
•
Draai de modusdraaiknop om naar een ander modusscherm te gaan.
2
Moduspictogrammen
•
Druk op [
D
/
c
/
F
/
t
] om naar een gewenste modus te scrollen en
druk op [
o
] om de modus te openen.
•
Raak een pictogram aan om een modus of functie weer te geven.










