Operation Manual

32
3
Hoofdstuk 3
PRINTER- EN SCANNERFUNCTIES
De kopieermachine is standaard voorzien van een USB 1.1 poort en een parallelpoort.
Hierop kan een computer worden aangesloten om de machine te gebruiken als printer of scanner.
Om de kopieermachine te kunnen gebruiken als printer of scanner, moet er eerst een printer driver of scanner driver
worden geïnstalleerd. Raadpleeg hiervoor de "Software installatiehandleiding".
DE PRINTERFUNCTIE GEBRUIKEN
De procedure voor het plaatsen van printpapier is hetzelfde als voor het laden van kopieerpapier. Zie "PAPIER
BIJVULLEN" . (p.16)
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN
Hieronder volgt een uitleg van de basisprocedure voor afdrukken. Raadpleeg het "Online handboek" of de printer
driver helpbestanden om de aangepaste printerfuncties te gebruiken.
1
Verzeker u ervan dat er papier
aanwezig is in de papierlade.
De procedure voor het plaatsen van printpapier is
hetzelfde als voor het laden van kopieerpapier.
Raadpleeg
"PAPIER BIJVULLEN" (p.16)
en zorg
ervoor dat het gewenste papierformaat is
geladen.
2
Zorg ervoor dat de ON LINE-indicator
( ) op het bedieningspaneel brandt.
Druk op de [ON LINE]-toets
( ) wanneer de ON
LINE-indicator ( ) niet
brandt. Wanneer deze
indicator niet brandt, is de
machine off line en kan
deze niet afdrukken.
Wanneer deze indicator
knippert wordt er een
afdrukopdracht naar de
machine gestuurd.
3
Open het bestand dat u wilt afdrukken
en selecteer "Afdrukken" uit het menu
Bestand.
4
Verzeker u ervan dat de printer driver
voor de kopieermachine is
geselecteerd en selecteer de
printerinstellingen in de printer driver.
Raadpleeg het "Online handboek", de Software
installatiehandleiding of de printer driver
helpbestanden voor meer informatie over de
instellingen in de printer driver.
5
Klik op de "Afdrukken"-knop of de
"OK"-knop om het afdrukken te starten.
De afdrukopdracht komt terecht in de
kopie-uitvoerlade.
Belangrijke punten voor het instellen van het
papierformaat
Zorg ervoor dat de papierladeinstelling overeenkomt
met de papierladeinstelling in de printer driver.
Wanneer de papierlade bijvoorbeeld is ingesteld op
A4R, stel dan de "Papierformaat instelling" in op
"A4-R". Raadpleeg "DE PRINTER DRIVER
CONFIGUREREN" (p.11) in de "Software
installatiehandleiding" voor meer informatie.
Raadpleeg "PROBLEEMOPLOSSING" als er zich problemen voordoen tijdens de printer- of scannerfunctie. (p.45)
De scanfucntie is uitsluitend beschikbaar onder Windows 98/Me/2000/XP met een USB verbinding. Voor
Windows 95/NT 4.0-gebruikers, of gebruikers van een parallelverbinding , is alleen de printerfunctie beschikbaar.
Wanneer er een onderbrekende kopieeropdracht wordt uitgevoerd is de druk niet mogelijk.
Opmerking
Printopdrachten die worden ontvangen terwijl de machine bezig is met kopiëren of scannen, worden opgeslagen in
het geheugen. De printopdrachten zullen worden uitgevoerd nadat kopieer- of scanopdracht is beëindigd.
Afdrukken is niet mogelijk wanneer de voor-of zijklep is geopend voor machineonderhoud, er een papierstoring
plaatsvindt, de papierladen of tonercartridges leeg zijn of wanneer de drumcartridge aan vervanging toe is.
Wanneer er een papierstoring van het origineel plaatsvindt in de SPF, zal afdrukken niet mogelijk zijn totdat het
vastgelopen origineel wordt verwijderd en de SPF weer bruikbaar wordt gemaakt.
Opmerking
Zorg ervoor dat de papierformaatinstelling in
de kopieermachine overeenkomt met het
papierformaat in de printer driver.
Opmerking
AL-1633_1644Dut.book 32 ページ 2003年12月1日 月曜日 午後5時25分