Operation Manual

35
4
Het printen
1
Controleer of de gewenste soort papier met het juiste formaat
in de lade is.
De procedure voor het plaatsen van papier is dezelfde als voor het plaatsen
van kopieerpapier. Zie "PAPIER PLAATSEN" (p.14).
2
Open het document dat u wilt printen en selecteer "Afdrukken"
uit het "Bestand" menu van de applicatie.
3
Controleer of "SHARP AL-xxxx" is geselecteerd als huidige
printer. Als u een afdrukinstelling wilt wijzigen, klikt u op de
knop "Voorkeursinstellingen" om het instellingenvenster te
openen.
Klik in Windows 98/Me op de knop "Eigenschappen".
In Windows 2000, verschijnt de "Eigenschappen" toets niet. Stel uw
voorkeuren in door het schakelen van de tab in de "Afdrukken" dialoogbox.
4
Leg de printinstellingen vast inclusief het aantal kopieën, het
soort papier en de printkwaliteit,en klik vervolgens op de
"Afdrukken" toets o het printen te starten.
Klik in Windows 98/Me op de knop "OK" om het afdrukken te starten.
Voor details over de printinstellingen, zie het online handboek of het
helpbestand voor de printerbesturing.
Als het apparaat bezig is met kopiëren wanneer het afdrukken wordt
gestart, gaat het kopiëren verder. Nadat het kopiëren is voltooid, wordt
het afdrukken uitgevoerd wanneer tweemaal op de wistoets wordt
gedrukt, wanneer op de toets ONLINE wordt gedrukt om het apparaat
in de onlinestand te zetten of wanneer ongeveer 60 seconden
(automatische wistijd)* zijn verstreken.
* De automatische wistijd hangt af van de instelling in het
gebruikersprogramma. Zie "GEBRUIKERSPROGRAMMA’S" (p.55).
De voorverwarmingsfunctie en de automatische stroom
uitschakelfunctie worden geannulleerd wanneer het printproces start.
Indien het in de softwareapplicatie vastgelegde papierformaat groter is
dan het papierformaat in de printer zal een deel van het beeld dat niet
naar het papier wordt overgedragen op het oppervlak van de drum
blijven. In dit geval kan de achterkant van het papier vuil worden.
Wanneer dit gebeurt, dient u naar het correcte papierformaat te
wisselen en twee of drie patina’s te printen om het beeld te reinigen.
Als u een afdruktaak start terwijl een scantaak bezig is, worden de
afdrukgegevens opgeslagen in het geheugen van het apparaat. Het
afdrukken begint wanneer de scan- of kopieertaak is voltooid.
OpmerkingOpmerking