Operation Manual

20 Beginnen
Statusindicators
1. / : Geeft aan hoe sterk het ontvangen
signaal is/dat het netwerk buiten bereik
is.
2. : Verschijnt wanneer uw telefoon in de
modus voor GPRS-communicatie staat
en binnen bereik is.
Knippert tijdens GPRS-transmissie.
3. //:
Verschijnt wanneer er een nieuwe SMS-,
MMS- of WAP-melding is gearriveerd.
4. : Verschijnt wanneer de geheugenkaart
(p. 16) is geplaatst.
5. / : Verschijnt wanneer de toepassing
uitgevoerd (kleurrijk) of onderbroken
(sepia) wordt.
6. (Geen display)/ / / / :
Geeft de status van de telefoon aan
(Normaal/Actief/Auto/Headset/Stil).
7. : Verschijnt wanneer de T9-
tekstinvoermodus geactiveerd is.
8. ///:
Geeft de tekstinvoermodus aan (alleen
eerste letter een hoofdletter/alle letters
hoofdletters/alle letters kleine letters/
numerieke modus).
9. : Verschijnt wanneer “Doorschakelen”
(p. 168) ingesteld is op “Alle oproepen”.
10. / : Verschijnt tijdens weergave van een
beveiligde WAP-pagina.
11. : Verschijnt bij een inkomend gesprek.
12. : Verschijnt tijdens een gesprek.
13. / : Verschijnt wanneer de WAP- of MMS-
communicatie in de CSD- of GPRS-
modus staat.
14. : Geeft de batterijstatus aan.
15. : Verschijnt wanneer uw telefoon buiten
uw netwerk aan het “roamen” is.
16. : Verschijnt wanneer “Volume
belsignaal” (p. 139) ingesteld is op
“Stil”.