Operation Manual

2-119
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE SCHERPTE VAN EEN AFBEELDING AANPASSEN (Scherpte)
Met deze toets maakt u een afbeelding scherper of zachter.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toetsen om tussen de schermen te wisselen.
(3) Druk op de toets [Kleur-Instellingen].
(4) Druk op de toets [Scherpte].
TOETS [Kleur-Instellingen] (pagina 2-117)
3
Pas de afbeelding aan.
(1) Druk op de toets [Zacht] of [Scherp].
(2) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[OK] om naar het basisscherm van de kopieermodus
terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op [STARTEN KLEUR] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn
gescand en druk dan op [Lezen Klaar].
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als u de scherpte-instelling wilt annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
Zacht
Scherp
OK
OK
Annuleren
Kleurbijstellingen
Scherpte
ScherpZacht
(1) (2)