Operation Manual

3-23
PRINTER
Inhoudsopgave
3
Begin met afdrukken.
(1) Voer uw gebruikersinformatie in.
Als de authenticatie plaatsvindt via
loginnaam/wachtwoord
Voer uw gebruikersnaam in bij "Loginnaam" en uw
wachtwoord bij "Wachtwoord" (1 tot 32 tekens).
Als de authenticatie plaatsvindt op
gebruikersnummer
Voer uw gebruikersnummer (5 tot 8 cijfers) in bij
"Gebruikersnummer".
(2) Voer zonodig de gebruikersnaam en
taaknaam in.
Gebruikersnaam
Voer uw gebruikersnaam in (maximaal 32 tekens).
De door u ingevoerde gebruikersnaam verschijnt
bovenaan het bedieningspaneel. Als u geen
gebruikersnaam invoert, wordt de aanmeldnaam
van uw computer weergegeven.
Naam taak
Voer een taaknaam in (maximaal 30 tekens). De
door u ingevoerde taaknaam verschijnt bovenaan
het bedieningspaneel als bestandnaam. Als u geen
taaknaam invoert, wordt de ingestelde
bestandnaam uit de softwareapplicatie
weergegeven.
(3) Klik op de knop [Print].
U kunt na het invoeren van uw gebruikersnaam en wachtwoord of gebruikersnummer op de (vergrendel) toets
klikken, zodat u de volgende keer minder handelingen hoeft uit te voeren om op basis van dezelfde
gebruikersauthenticatie te kunnen afdrukken.
Wanneer gebruikersauthenticatie in de systeeminstellingen (beheerder) is ingesteld, kan worden afgedrukt zonder
gebruikersgegevens in te voeren indien zwart-wit afdrukken is ingesteld in de printerdriver. Zie "ZWART-WIT AFDRUKKEN"
(pagina 3-25) voor zwart-wit afdrukinstellingen. Het aantal afgedrukte pagina's wordt opgeteld bij de telling van "Andere
gebruiker". In dit geval gelden voor andere afdrukfuncties mogelijk beperkingen. Vraag uw beheerder om meer informatie.
Systeeminstellingen (Beheerder): Afdrukken door ongeldige gebruiker uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om afdrukken door gebruikers voor wie geen gebruikersinformatie in het apparaat is
opgeslagen te blokkeren. Als deze optie is ingeschakeld, is afdrukken niet mogelijk wanneer geen of onjuiste
gebruikersinformatie wordt ingevoerd.
(3)
(2)
(1)