Operation Manual

3-41
PRINTER
Inhoudsopgave
LIJNDIKTE AANPASSEN BIJ HET AFDRUKKEN
(Lijndikte-instellingen)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
Wanneer lijnen niet goed worden afgedrukt in speciale
applicaties zoals CAD, kunt u met deze instelling de
lijndikte aanpassen en bijvoorbeeld alle lijndiktes breder
maken. (Deze instelling werkt alleen bij vectorgegevens;
rastergegevens zoals bitmapafbeeldingen kunnen niet
worden aangepast.) Als de gegevens lijnen van
verschillende dikte bevat, kunt u ook alle lijnen op de
minimale breedte afdrukken. (Alleen voor
zwart-witafdrukken.)
(Deze functie kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.)
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
(2) Lijndikte aanpassen.
Selecteer een getal in het vervolgkeuzemenu.
Windows
(2)
(1)
De aanpassing van de lijndikte eenheid kan worden
ingesteld op "Vaste breedte" of "Ratio". Klik op de
knop [Compatibiliteit] en selecteer de eenheid uit
het menu "Lijndikte eenheid".
Om alle lijnen van de gegevens op de minimale
lijndikte af te drukken, klikt u op de knop
[Compatibiliteit] en vinkt u het selectievakje
[Minimale lijnbreedte] ( ) aan.