Operation Manual

7-75
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Kleurbijstellingen
U kunt de volgende kleurbijstellingen configureren:
Standaardinstelling Kleurbalans
De instellingen voor kleurbalans die zijn verkregen via de
functie "Kleurbalans" in de speciale functies kunnen in een
programma worden opgeslagen (1 tot 48) en vervolgens
worden opgeroepen en opgeslagen als standaardinstelling
voor de kleurbalans*. Schakel deze functie in wanneer u
herhaaldelijk een kleurbalans-instelling gebruikt voor een
favoriete kleur of als correctie wanneer er een wijziging
heeft plaatsgevonden in de kleurbalans.
* De weergegeven waarden wanneer u de functie
"Kleurbalans" in de speciale functies selecteert.
Terug naar uitgangswaarden
Hiermee worden de opgeslagen instellingen voor
kleurbalans teruggezet naar de standaardinstellingen
(alle instellingen voor kleurbalans zijn ingesteld op "0"
voor de 8 niveaus van elke kleur).
Automatische kleurkalibrering
Hiermee kunt u een automatische kleurcorrectie
uitvoeren wanneer de kleur in de kopieën niet goed is.
De machine drukt een testpagina af die vervolgens
wordt gescand, waarna de kleur automatisch wordt
gecorrigeerd.
Nadat u op de toets [Uitvoeren] hebt gedrukt en er een
testpagina is afgedrukt, verschijnt er een melding waarin
u wordt gevraagd de automatische kalibering te starten.
Plaats de testpagina op de glasplaat zoals hieronder
afgebeeld (met de dunne lijn op de rand van de pagina
aan de linkerkant).
Plaats (ongeveer 5 vel) kopieerpapier van hetzelfde
formaat als de testpagina bovenop de testpagina, sluit
de automatische origineelinvoer en druk op de toets
[Uitvoeren].
Controleer of de registratieaanpassing correct is
voordat u de automatische kleurkalibering uitvoert.
Voer de functie "Registratieaanpassing" (pagina
7-68) uit als de registratieaanpassing niet correct is.
Voor de automatische kleurkalibering nogmaals uit
om de kleur te verbeteren als de kleur na de eerste
kleurkalibering nog steeds niet goed is.
Dunne lijn