Operation Manual

1-8
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKENVOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
BEDIENINGSPANEEL
In dit gedeelte worden de namen en functies van de verschillende onderdelen van het bedieningspaneel beschreven.
(1) Data-indicator
Deze indicator brandt of knippert om de status van een
taak weer te geven.
Wanneer de taakscheider (bovenste lade) of uitvoerlade-eenheid
(rechterlade) wordt gebruikt voor de uitvoer,
DATA-INDICATOR EN FOUTINDICATOR (pagina
1-9)
(2) Aanraakscherm
Op het aanraakscherm worden meldingen en toetsen
weergegeven.
Bedien het apparaat door direct op de weergegeven
toetsen te tikken.
AANRAAKTYPEN (pagina 1-11)
(3) Foutindicator
Brandt of knippert om de status van de fout weer te geven.
DATA-INDICATOR EN FOUTINDICATOR (pagina 1-9)
(4) Aan-indicator
Deze indicator gaat branden als de hoofdschakelaar van
het apparaat in de stand " " staat.
Knippert groen als de toets [Aan] niet onmiddellijk wordt
ingeschakeld nadat de hoofdschakelaar is ingeschakeld.
DE VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-10)
(5) Toets [Aan]
Druk op deze toets om de voeding van het apparaat in of
uit te schakelen.
DE VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-10)
(6) Knop/indicator [Spaarstand]
Met deze knop kunt u het apparaat in de stand-bymodus
zetten om energie te besparen.
De toets [Spaarstand] knippert wanneer het apparaat in de
stand-bymodus is geschakeld.
AUTOMATISCH UITSCHAKELEN (pagina 1-27)
(7) Toets [Beginscherm]
Gebruik deze toets om het beginscherm weer te geven.
BEGINSCHERM (pagina 1-14)
(1) (2) (3) (4) (5)
(6) (7)
Toets [Beginscherm]
Raak de toets [Beginscherm] aan met uw vinger.
Als u een pen of ander hulpmiddel gebruikt om de toets aan te raken, werkt de toets mogelijk niet goed.
Sieraden en andere accessoires kunnen storingen veroorzaken.
U kunt de hoek van het aanraakscherm wijzigen.