Operation Manual

3-10
PRINTER►AFDRUKKEN IN EEN WINDOWS-OMGEVING
2
Voer uw gebruikersinformatie in.
(1) Klik op de tab [Taakverwerking].
(2) Voer uw gebruikersinformatie in.
Als de authenticatie wordt uitgevoerd op
gebruikersnaam, selecteert u [Loginnaam] en voert u
uw gebruikersnaam in.
Als de authenticatie wordt uitgevoerd op
gebruikersnaam en wachtwoord, selecteert u
[Loginnaam/Wachtwoord] en voert u uw
gebruikersnaam en wachtwoord in. Voer 1 tot 32
tekens in voor het wachtwoord.
Wanneer de authenticatiebestemming van het
apparaat Active Directory is, kan [Eenmalig
aanmelden] worden geselecteerd. Voor meer
informatie over eenmalig aanmelden, raadpleeg
"AUTHENTICATIE DOOR EENMALIG
AANMELDEN (pagina 3-95)".
Als de authenticatie wordt uitgevoerd op
gebruikersnummer, selecteert u
[Gebruikersnummer] en voert u uw
gebruikersnummer van 5 tot 8 cijfers in.
(3) Voer zo nodig de gebruikersnaam en
opdrachtnaam in.
Klik op het selectievakje [Gebruikersnaam] en voer
uw gebruikersnaam in (maximaal 32 tekens). De
door u ingevoerde gebruikersnaam wordt in het
aanraakscherm van het apparaat weergegeven. Als
u geen gebruikersnaam invoert, wordt de
aanmeldnaam van uw pc weergegeven.
Klik op het selectievakje [Naam taak] en voer een
opdrachtnaam in (maximaal 30 tekens). De door u
ingevoerde opdrachtnaam wordt als bestandsnaam
in het aanraakscherm van het apparaat
weergegeven. Als u geen opdrachtnaam invoert,
wordt de ingestelde bestandsnaam uit de applicatie
weergegeven.
Als u wilt dat een bevestigingsvenster wordt
weergegeven voordat het afdrukken start, schakelt u
het selectievakje [Contr.opd.regeling] in.
(4) Klik op de knop [OK] om het afdrukken te
starten.
Authenticatie door Eenmalig aanmelden vereist dat Active Directory-authenticatie wordt uitgevoerd op het apparaat en
uw computer. Dit kan alleen worden gebruikt wanneer uw computer op Windows draait.
(2)
(1)
(3)
(4)