Operation Manual

1-149
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKENONDERHOUD
8
Reinig de lasereenheid.
(1) Houd het reinigingsgedeelte omlaag
gericht en steek de reiniger langzaam in
de opening die u wilt reinigen.
Zorg dat het reinigingsgedeelte omlaag is gericht.
Etiketten vergelijkbaar met (A) zijn aangebracht op
gebieden die moeten worden gereinigd.
(2) Steek de reiniger volledig in de opening
en trek deze vervolgens naar buiten.
Trek de reiniger naar buiten totdat u voelt dat de punt
het te reinigen gedeelte van de lasereenheid verlaat.
(3) Herhaal stap 2 nog twee- of driemaal en
verwijder de reiniger vervolgens.
9
Herhaal stap 8 tot om alle openingen
(4) van de lasereenheid te reinigen.
De lasereenheid wordt op vier plaatsen gereinigd,
waaronder de locatie die bij stap 8 is gereinigd. Reinig alle
openingen.
10
Plaats de reiniger terug op zijn plaats.
(1) Plaats de reiniger op de naaf en draai
deze. Plaats vervolgens de rand (de kant
met het reinigingsgedeelte) op de haak
aan de linkerkant.
(2) Plaats de rechterkant van de reiniger over
de haak heen naar de voorkant.
(3) Draai de reiniger op de haak.
(A)
Te reinigen locaties
Naaf
(2)
(3)