Operation Manual

2-33
KOPIEERAPPARAATBELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
DE AFDRUKSTAND EN HET FORMAAT VAN
HET ORIGINEEL SELECTEREN
Als het origineel een niet-standaardformaat heeft of het formaat niet juist wordt gedetecteerd, geeft u het formaat van
het origineel handmatig op.
Stel de afdrukstand van de afbeelding in om ervoor te zorgen dat de afdrukstand van het geplaatste origineel goed
wordt herkend.
De afdrukstand van het origineel opgeven
Door de startzijde (bovenzijde of linker zijde) van het geplaatste origineel op te geven, wordt de afdrukstand van het
origineel goed herkend.
De positie-instellingen en N-Up-lay-outinstellingen voor voltooiing worden opgegeven met de herkende afdrukstand.
De afdrukstand en het formaat van een origineel in AB-formaat opgeven
Stel de afdrukstand en het formaat van het origineel in, voordat het origineel wordt gescand.
Het formaat origineel wordt ingesteld in de normale modus.
1
Tik op de toets [Origineel] om de afdrukstand van het origineel in te stellen.
KOPIEERMODUS (pagina 2-3)
2
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
3
Tik op de toets [Origineel].
4
Tik op het tabblad [AB].
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Oriëntatie
Afbeelding
Voorbeeld-
weergave
Start
Origineel
Overige
Auto
Directe Invoer
InchAB
Aangepast Formaat
Afdrukstand
Lege pagina in orig. overslaan
Kopieerfactor
Kopie vergroten/verkleinen
Lege pagina Overslaan
Aanpassing Achtergrond
Dubbelz. Kopie
Kleurmodus
A5
216 x 343
B5R B4
A5R A4 A3
B5 A4R 216 x 340
Kleur
Start
A4
1
Aantal exempl.
CA
Z/W
In de eenvoudige modus In de normale modus