Operation Manual

1-137
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
STATUSINDICATORS
De statusindicators geven de status van het apparaat aan. De groene indicator brandt of knippert volgens het
opdrachtbeheer van het apparaat. De rode indicator gaat branden of knipperen wanneer er een fout optreedt. Wanneer
het apparaat na een fout nog wel kan worden gebruikt, blijft de indicator branden. Wanneer het apparaat na een fout niet
meer kan worden gebruikt, knippert de indicator. In de instellingsmodus kunt u de instellen hoe de statusindicators
werken.
ONDERDEELNAMEN
(1) Indicator (rood)
De rode indicator gaat branden of knipperen wanneer er
een fout optreedt.
(2) Indicator (groen)
De groene indicator brandt of knippert volgens het
opdrachtbeheer van het apparaat.
(1)
(2)
In de modus Automatisch uitschakelen gaan de statusindicators uit.
De omstandigheden wijzigen waarin de statusindicators gaan branden of knipperen:
Selecteer bij "Instellingen (beheerder)" de optie [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Apparaatbeheer] →
[Statusindicatorinstell.].