Operation Manual

7-59
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Aangepaste Index
U kunt de naam van de aangepaste index wijzigen.
Tik op de naam van de aangepaste index in de lijst om deze te bewerken.
Wis de eerder ingevoerde tekens en voer een nieuwe naam in (maximaal 127 tekens).
Lijst van organisaties /groepen
Deze modus wordt gebruikt om gebruikersgroepen op te slaan.
Tik op een groepsnaam om deze rechtstreeks in te voeren.
Wis de eerder ingevoerde tekens en voer een nieuwe naam in (maximaal 255 tekens).
Standaard- Instellingen
Gebruikersauthenticatie
Met deze instelling kunt u gebruikersauthenticatie in- of uitschakelen en de authenticatiemethode opgeven.
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, wordt elke gebruiker van het apparaat geregistreerd. Wanneer een
gebruiker zich aanmeldt, worden de bijbehorende authenticatie-instellingen op die gebruiker toegepast. Deze functie
biedt meer controle over de beveiliging en het kostenbeheer dan op eerdere apparaten.
Zelfs als de gebruikersinformatie niet op het apparaat is opgeslagen, kunt u de gebruikersinformatie die op een
LDAP-server is opgeslagen zo nodig rechtstreeks op het apparaat invoeren. In dit geval wordt de
authenticatie-informatie van de 'Gebruiker' die als fabrieksinstelling is opgeslagen toegepast op de aangemelde
gebruiker. Zie 'Als fabrieksinstelling opgeslagen gebruikers (pagina 7-57)
' voor meer informatie.
Gebruikersauthenticatie
Als [Gebruikersauthenticatie]is ingeschakeld, wordt het authenticatiescherm weergegeven voordat er een handeling
wordt uitgevoerd - in elke modus behalve in het opdrachtbeheer scherm*.
Meld u aan als een reeds geregistreerde gebruiker.
Nadat u zich hebt aangemeld, kunt u binnen alle modi navigeren.
* Het aanmeldscherm wordt weergegeven als een documentarchiveringsbestand wordt gebruikt of als opnieuw wordt
geprobeerd een distributieverzending uit te voeren vanuit het opdrachtbeheer scherm.
Authentificatie Server Instellingen
Stel de locatie in waar de gebruikersauthenticatie moet worden ingeschakeld.
Lokaal aanmelden: Gebruikersauthenticatie door de machine.
LDAP: Gebruikersauthenticatie door de LDAP-server.
Active Directory: Gebruikersauthenticatie door Active Directory.
Standaardinstelling netwerkauthenticatieserver
Gebruik deze instelling om de standaardnetwerkauthenticatieserver in te stellen.
Wanneer u zich aanmeldt in de instellingsmodus (webversie) of een afdrukopdracht naar het apparaat verzendt met
gebruikersinformatie die niet in het apparaat is geregistreerd, is de authenticatieserver niet bekend. Deze instelling
wordt gebruikt om een van de LDAP-servers die in het apparaat zijn geregistreerd te selecteren als authenticatieserver.
•Zie 'Gebruikers- Lijst (pagina 7-56)' voor informatie over het opslaan van gebruikers.
•Zie 'GEBRUIKERSAUTHENTICATIE
(pagina 1-31)' voor informatie over de aanmeldprocedures als de
gebruikersauthenticatie is ingeschakeld.
Als aanmelding plaatsvindt via netwerkauthenticatie met gebruikersinformatie die niet op het apparaat is vastgelegd, wordt
de gebruiker die zich aanmeldt de '
Gebruiker', die als standaardwaarde is geregistreerd. Zie 'Als fabrieksinstelling
opgeslagen gebruikers (pagina 7-57)' voor meer informatie.