Operation Manual

4-34
FAX
Inhoudsopgave
DE AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOER GEBRUIKEN OM EEN
FAX TE VERZENDEN MET DE FUNCTIE DIRECT VERZENDEN
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats de originelen met de kopiezijde
naar boven in de documentinvoerlade
met de vellen gelijkmatig verdeeld.
Steek de originelen helemaal in de lade van de
documentinvoer. In de documentinvoerlade kunnen meerdere
originelen worden geplaatst. De stapel originelen mag niet
hoger zijn dan de indicatiestreep op de lade.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina
4-51
)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
(1)
Selecteer de toets [Adres] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adres].
(2)
Selecteer de sneltoets van de gewenste bestemming.
(3) Selecteer de toets
[Voorwaarde-Instellingen].
U kunt maar n bestemming invoeren. Een sneltoets gebruiken waaronder meerdere bestemmingen zijn opgeslagen
(groeptoets) is niet mogelijk.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook direct een faxnummer invoeren met de cijfertoetsen of een bestemming opzoeken in een
globaal adresboek. Zie voor meer informatie "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 4-20).
3
Selecteer de toets [Direct TX].
4
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
De verzending wordt gestart.
Het verzenden annuleren...
Als het bericht "Bezig met inbellen. Druk op [ ] om te annuleren." verschijnt of wanneer de fax verzonden wordt,
druk op de toets [STOP] ( ).
Markeerstreep
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
(3) (2)
OKVORIGE