Operation Manual

6-102
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL - FAX (BEHEERDER)
Origineel afdrukken op transactierapport
Wanneer een transactierapport wordt afgedrukt voor een
geheugenverzending, wordt deze instelling gebruikt om
een gedeelte van de eerste pagina van de verzending
op het transactierapport af te drukken. Selecteer een
van de drie onderstaande posities.
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Deze instelling zal niet effectief zijn wanneer "Instelling
Afdrukken Transactierapport" hieronder is ingesteld op
"Geen Afgedrukt Rapport".
Instelling Afdrukken
Transactierapport
Hiermee kunt u selecteren of er wel of geen
transactierapport wordt afgedrukt, en als dat wel gebeurt,
kunt u de voorwaarden selecteren. Selecteer een instelling
voor elk van de volgende handelingen:
Enkele Verzending
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Distribueren
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Ontvangen
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Vertrouwelijke Ontvangst
• Kennisgevingspagina Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Wanneer een transactierapport wordt afgedrukt, kunt u een
gedeelte van de eerste pagina van het verzonden origineel
op het transactierapport afdrukken. Raadpleeg "Origineel
afdrukken op transactierapport" voor meer informatie.
Instelling Afdrukken Activiteitenrapport
Deze instelling wordt gebruikt om het activiteitenrapport
Beeld Verzenden, die is opgeslagen in het geheugen
van de machine, regelmatig af te drukken.
U kunt het activiteitenrapport Beeld Verzenden instellen
op automatisch afdrukken na 201 transacties, maar kunt
deze ook instellen op automatisch afdrukken op een
bepaald tijdstip (bijvoorbeeld één keer per dag). (De
instellingen kunnen gelijktijdig worden ingeschakeld.)
ECM
Ruis op de lijn kan leiden tot onduidelijke afbeeldingen.
Wanneer u ECM (Error Correction Mode) inschakelt, worden
onduidelijke pagina's automatisch opnieuw verzonden.
Detectie Onderscheidend Belsignaal
Deze instelling kan alleen geactiveerd worden in
Canada, Australië en Nieuw-Zeeland.
Als er meerdere telefoonnummers zijn toegewezen op uw
telefoonlijn, kan het nummer dat wordt gebeld worden
geïdentificeerd door de ringtoon. Door gebruik te maken
van één nummer voor telefoongesprekken en een ander
nummer voor faxen, hoort u welk type oproept u ontvangt.
U kunt uw machine instellen op het automatisch ontvangen
van faxen wanneer uw faxnummer wordt gebeld door een
ringtoon te kiezen die hoort bij uw faxnummer. (Let op: in
Canada kunt u kiezen uit zes verschillende tonen.)
PBX-instelling
Kan alleen geactiveerd worden in Frankrijk en Duitsland.
Wanneer de machine aangesloten is op een PBX, kunt u
de "PBX-instelling" inschakelen zodat er elke keer
wanneer u normaal belt automatisch een verbinding met
de buitenlijn wordt gemaakt. Wanneer de PBX-instelling
geactiveerd is, verschijnt de [R]-toets in het
basisscherm. Wanneer de [R]-toets wordt geselecteerd,
wordt de PBX-instelling tijdelijk uitgeschakeld.
Selecteer [Flash] als uw PBX een Flashmethode gebruikt voor een
verbinding met een buitenlijn. Geef het ID-nummer op als uw PBX
een ID-nummer gebruikt voor een verbinding met een buitenlijn.
Wanneer het afdrukken van een transactierapport
staat ingesteld op "Ontvangen", wordt geen rapport
afgedrukt voor ontvangst van een geweigerd nummer
dat bij de instelling "Instelling aantal
toestaan/weigeren" (pagina 6-106) is opgegeven.
Als u alleen de instelling de "Dagelijks afdrukken op
opgegeven tijd" selecteert en het aantal transacties
groter is dan 201 voor het opgegeven tijdstip, zal bij elke
nieuwe transactie de oudste worden verwijderd (de
oudste transactie zal niet worden afgedrukt).
Het activiteitenrapport van beeldverzending kan ook
handmatig afgedrukt worden. Zie "Lijst afdrukken
(beheerder)" (pagina 6-37).
Als de ontvangende faxmachine Super G3 ondersteunt,
zal ECM, ongeacht deze instelling, functioneren.
Selecteer een nummer voor het eerste getal en
vervolgens een nummer of een streepje "-" voor het
tweede en derde getal.