Operation Manual

1-20
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
3
Druk op de toets [Wachtwoord].
Er verschijnt een tekstinvoerscherm voor het invoeren van het
wachtwoord.
Voer uw wachtwoord in zoals opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" in de systeeminstellingen (beheerder).
Als u inlogt op een LDAP-server, voer dan het wachtwoord in
dat is opgeslagen bij uw loginnaam voor de LDAP-server.
Elk ingevoerd teken wordt weergegeven als " ". Druk als u
klaar bent met het invoeren van het wachtwoord op de toets
[OK].
Als de authenticatie plaatsvindt via de LDAP-server en er
verschillende wachtwoorden voor u zijn opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" in de systeeminstellingen (beheerder) en op
de LDAP-server, gebruik dan het wachtwoord dat is
opgeslagen op de LDAP-server.
Wanneer een LDAP-server is opgeslagen kan [Auth. om:] worden gewijzigd.
Als u inlogt met een gebruikerstoets...
De LDAP-server is opgeslagen toen uw gebruikersinformatie is opgeslagen, en daarom verschijnt de LDAP-server
als de authenticatie-server wanneer u uw gebruikersnaam selecteert. Ga naar stap 4.
Wanneer u inlogt met de toets [Directe Invoer]...
Druk op de toets [Auth. om:] .
Selecteer de LDAP-server en druk op [OK].
User 0001
Gebruikersauthenticatie
OK
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Auth. om:
Lokaal aanmelden
Auth. om:
Directe Invoer
Gebruikersauthenticatie
OK
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Lokaal aanmelden
Authenticeren tot:
OK
Lokaal aanmelden
server 2
server 1
server 3
server 4
server 5
server 6
server 7