Operation Manual

10
Benaming van de onderdelen
28
70
70
28
32
36
36
30
31
29
36
29
33
44
16
29
10
13
31
Lampindicator (LAMP)
Licht groen op om aan te
geven dat de projector normaal
werkt.
Vervang de lamp wanneer
de indicator rood oplicht.
Bedrijfsindicator (POWER)
Licht rood op wanneer de projector
in stand-by staat. Wanneer het
apparaat wordt ingeschakeld, licht
deze indicator groen op.
Aan/uit-toets (POWER)
Schakelt het apparaat in of uit.
Bevestigen van het
aansluitingendeksel
Bevestig het aansluitingendeksel door
het op de zijkant van de projector te
plaatsen en op zijn plaats te drukken
zoals getoond op de afbeelding.
Temperatuurindicator
(TEMP.)
Wanneer de
binnentemperatuur stijgt,
licht deze indicator rood op.
Ingangsfunctietoets (INPUT)
Voor het inschakelen van
ingangsfunctie 1, 2 of 3.
MENU-toets
Voor het weergeven van
instelschermen.
VOLUME-toetsen
Voor het afstellen van het geluids-
niveau van de luidspreker.
Toets voor ongedaan
maken (UNDO)
Voor het ongedaan maken van
een bediening of het terugkeren
naar de standaardinstellingen.
Automatische-synchronisa-
tietoets (AUTO SYNC)
Voor het automatisch
afstellen van beelden bij
aansluiting op een computer.
Scherpstelring
Aansluitingendeksel
Luidspreker
Afstandsbedieningssensor
Projector (voor- en bovenaanzicht)
LENS-toets
Voor het afstellen van de
trapeziumcorrectie of de
digitale beeldverschuiving.
Insteltoetsen (
)
Voor het selecteren van menu-
items.
Invoertoets (ENTER)
Voor het instellen van in het menu
geselecteerde of gewijzigde items.
Dempingstoets (AV MUTE)
Voor het tijdelijk uitschakelen van
geluid en beeld.
Zoomknop
Voetontspanners/stelvoetjes
Voor het afstellen van de
projectorhoogte.