Operation Manual

-66
Oplossen van problemen
Controle
Het netsnoer van de projector zit niet in het stopcontact.
De stroom van de externe apparaten is uitgeschakeld.
Er is een verkeerde ingangsfunctie gekozen.
De functie AV DEMPING werkt.
De kabels zijn verkeerd aangesloten op het zijpaneel van de projector.
De batterijen van de afstandsbediening zijn leeg.
De externe uitgang is niet ingesteld bij de aansluiting van een notebookcomputer.
Het filterdeksel, het deksel van de lampeenheid of het deksel
van het lamphuis is niet goed aangebracht.
Indien de aangesloten digitale DVI apparatuur ingeschakeld is
voordat de “DVI-D” invoer modus geselecteerd is op de projector, dan
wordt het beeld mogelijk niet correct of geheel niet weergegeven.
Verzeker u ervan dat de juiste invoer modus geselecteerd is op de
projector voordat u aangesloten apparatuur inschakelt.
De kabels zijn niet op de juiste wijze aangesloten op het
achterpaneel van de projector.
De instelling “Helder” is op de minimumstand ingesteld.
Afhankelijk van de computer die u gebruikt, kan het gebeuren
dat er geen beeld wordt weergegeven als de uitgangssignaal-
instelling van de computer niet op de externe uitgang is
ingesteld. Raadpleeg de handleiding van de computer voor het
omschakelen van de uitgangssignaal-instelling.
De beeldinstellingen zijn niet juist gemaakt.
(Alleen voor video-, S-Video-ingang)
Het video-ingangssysteem is verkeerd ingesteld.
(Alleen voor COMPUTER/COMPONENT 1, 2, DVI-D)
Het ingangssignaaltype (RGB/Component) is verkeerd ingesteld.
Stel het beeld scherp.
De projectieafstand overschrijdt het scherpstelbereik.
Er is condens op de lens. Als de projector van een koude naar
een warme ruimte wordt gebracht, of als de ruimte plotseling
sterk wordt verwarmd, kan er condens op het oppervlak van de
lens ontstaan en zal het beeld wazig zijn. Laat de projector in dit
geval minimaal een uur acclimatiseren voordat u het apparaat
gebruikt. Mocht er toch condens ontstaan, haal dan de stekker
uit het stopcontact en wacht totdat alle condens verdwenen is.
(Alleen voor computeringang)
Voer de instellingen onder “SIG-INS” (de instelling “Klok”) uit
Voer de instellingen onder “SIG-INS” (de instelling “Fase”) uit
Er kan ruis optreden, afhankelijk van de computer.
De kabels zijn verkeerd aangesloten op het zijpaneel van de projector.
Het volume staat in de minimumstand.
Als de projector op een extern apparaat is aangesloten en het volume
in de minimumstand staat, zal er geen geluid worden uitgevoerd, ook
wanneer u het volume op het externe apparaat verhoogt.
“Luidspreker” is ingesteld op “Uit”.
Maak de noodzakelijke instellingen voor ieder onderdeel in het
menu “SIG-INS”.
Afhankelijk van de computer die u gebruikt kan de resolutie van het
uitvoersignaal anders zijn dan die u ingesteld heeft. Voor details
raadpleegt u de handleiding van uw computer.
Probleem
Het beeld is onscherp; er
verschijnt ruis in het beeld.
Geen beeld en geen
geluid of de projector
start niet.
Wel beeld, maar
geen geluid.
De kleurweergave is bleek of slecht.
Wel geluid, maar geen beeld.
Databeeld is niet
gecentreerd.
Bladzijde
30
34
34
23-29
15
23
60
24
23-29
45
45
48
47
33
19
47
47
23-29
34
51
47