s Synco™ living Montage en inbedrijfstelling Editie 1.0 QAX9x3 Serie A CE1C2740nl 11.05.
Van harte geluk gewenst … … met uw keuze voor het Siemens Synco™ livingsysteem en wij danken u voor uw aanschaf van de huiscentrale! Deze documentatie beschrijft de montage en inbedrijfstelling van de woningcentrale en de overige systeemcomponenten. Maakt u zich vooraf vertrouwd met de bedienfilosofie van de woningcentrale. De bediening zelf is omschreven in de bedieningshandleiding (CE1B2740nl).
Inhoudsopgave Veiligheid ....................................................................................................... 11 Montage en installatie................................................................................... 12 Montage van de woningcentrale............................................................... 12 Montageregels.................................................................................... 12 Montageplaats.............................................................
Koudwatermeter configureren ..................................................... 33 Elektriciteitmeter configureren ..................................................... 33 Gasmeter configureren ................................................................ 34 Andere meters configureren ........................................................ 34 Verlichtingstoestand display configureren (alleen QAX913) .............. 35 Temperatuur display (alleen QAX913)...............................................
Openhaardbedrijf ......................................................................... 51 Ventilatiecontacten 1 en 2............................................................ 52 WTW bypass................................................................................ 52 Meters ................................................................................................ 53 Opslagdatum................................................................................ 53 Synergyr woning ................
Waterdetector verbinden (alleen QAX913).................................. 75 Storingsuitgangen 1 – 2 verbinden (alleen QAX913)......................... 76 Bewakingscomponenten verbinden (alleen QAX913) ....................... 76 Bewakingscontact verbinden ....................................................... 76 Bewakingstoestand verbinden..................................................... 76 Waterafsluitklep verbinden ..........................................................
Functie instellingen ...................................................................................... 96 Algemeen.................................................................................................. 96 Zoemervolume ................................................................................... 96 Wachtwoord installateur niveau ......................................................... 96 Woning.............................................................................................
Startvertraging.................................................................................. 112 Blokkeertijd....................................................................................... 112 Uitlooptijd ......................................................................................... 112 Tapwater (alleen QAX913): .................................................................... 112 Vorstbewaking instelling...................................................................
Communicatie ............................................................................................. 126 Protocol...................................................................................... 126 Onderhoud / Service ................................................................................... 126 Veldapparatuur ....................................................................................... 126 Fabrieksinstelling herstellen .........................................................
Veiligheid Productaansprakelijkheid • Gebruik deze producten uitsluitend in een gebouwtechnische installatie en alleen voor de beschreven toepassingen. • Volg de plaatselijke veiligheidsvoorschriften op (installatie enz.). • U dient de apparaten niet te openen. Door het openen van de apparaten komt de garantie van Siemens te vervallen. • Een defect of beschadigd apparaat moet onmiddellijk van de netvoeding worden losgekoppeld en worden vervangen.
Montage en installatie Montage van de woningcentrale Montageregels • De ruimte unit is volgens de richtlijnen van beveiligingsklasse II ontworpen en moet in overeenstemming met deze voorschriften worden gemonteerd. • Het apparaat mag pas onder spanning worden gezet, wanneer de montage volledig is afgerond. Anders bestaat het gevaar van een elektrische schok bij de klemmen. • Stel het apparaat niet bloot aan druppelend water.
• Het zendbereik tussen zender en ontvanger bedraagt in woningen 30 m of twee verdiepingen resp. twee betonvloeren. Afhankelijk van de constructie en materialen kunnen de effectief bereikte afstanden echter belangrijk groter of kleiner zijn. Voor overbrugging van grotere afstanden kunnen RF-repeaters worden gebruikt. Woningcentrale QAX913 afmetingen Alle maten zijn aangegeven in mm. Maatschets sokkel Alle maten zijn aangegeven in mm.
Montagevolgorde Montagewijze / uitbreekopeningen De sokkel kan direct op de muur of over een inbouwdoos worden gemonteerd. De sokkel beschikt over 2 uitbreekopeningen aan de achterzijde (een aan de bovenzijde en een aan de onderzijde). Breek de eventueel benodigde uitbreekopeningen uit, voordat u de sokkel op de wand schroeft. Boringen Bevestig de sokkel met ten minste drie schroeven op de wand.
Klap het elektronische gedeelte 45° naar boven en trek dit naar u toe om het te verwijderen. Sokkel bevestigen Bevestig de sokkel met ten minste drie schroeven op de wand. Bedrading De bedrading is omschreven onder "Aansluitklemmen / bedrading" (zie pagina 16). Elektronisch gedeelte aanbrengen Duw het elektronisch gedeelte onder een hoek van ca. 45° in de sokkel (links en rechts). Klap het daarna naar beneden, tot het vastklikt. De woningcentrale is nu gereed voor de inbedrijfstelling.
Elektrische installatie van de woningcentrale Installatieregels • Volg de plaatselijke veiligheidsvoorschriften op (installatie enz.). • De elektrische installatie moet door een erkend installateur worden uitgevoerd. • Voorafgaand aan de installatie, moet u de voeding van de woningcentrale afschakelen! • De aansluitklemmen voor laag- en netspanning zijn aan verschillende zijden van de woningcentrale geplaatst. • Tijdens de bedrading moeten de eisen van beveiligingsklasse II worden aangehouden.
N L CEKNX CE+ M B 2707Z24 Q13 Q14 230 V Detailbeeld Legenda Netspanning of laagspanning Q13, Q14 Potentiaalvrije, universele relaisuitgang Netspanning N Voedingsspanning, nulleider AC 230 V L Voedingsspanning, fase AC 230 V Veiligheidslaagspanning CE-, CE+ Aansluiting data-bus KNX TP1- en KNX TP1+ M Massa voor universele ingang B Universele ingang F Bevestigingsbeugel voor kabelbinder 17 / 136 Siemens Building Technologies Synco™ living Montage en installatie CE1C2740nl 11.05.
Inbedrijfstelling van het systeem Voorwaarden Controleer voor aanvang van de inbedrijfstelling van het systeem of aan de onderstaande voorwaarden is voldaan: • U bent vertrouwd met de verschillende bedieningselementen en bedieningsniveaus van de woningcentrale. • Alle componenten zijn op de juiste wijze aangebracht • Componenten met netvoeding zijn op het elektrische net aangesloten. • Voor batterijgevoede componenten liggen nieuwe batterijen klaar *.
De woningcentrale is ingeschakeld, zodra deze van spanning wordt voorzien. Terwijl de zandloper wordt weergegeven, wordt er een korte functietest uitgevoerd. Als u de woningcentrale voor het eerst in bedrijf neemt, moet u eerst de taal, tijd, jaar en datum selecteren. Daarna gaat de display over naar het basisbeeld. U kunt ook tijdens bedrijf zowel de taal als het tijdformaat selecteren. Zie de bedieningshandleiding voor een omschrijving. 01:32 Dinsdag 16.11.
Menu Inbedrijfstelling selecteren Selecteer in het "Hoofdmenu" van de woningcentrale, het submenu "Inbedrijfstelling" en bevestig met de Menu / ok-toets. U wordt gewaarschuwd dat de installatie wordt gestopt. Bevestig met de Menu / ok-toets, om de installatie uit te schakelen en naar het ”Inbedrijfstelling“ menu te gaan. Waarschuwing! Installatie stopt U bevindt zich nu in het “Inbedrijfstelling“ menu – de installatie werd gestopt.
Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Ruimten > Ruimte X > Koelingtype: --- Inactief – alle relevante ruimte koeling informatie en bedienregels worden verborgen (Fabrieksinstelling) Vrijgave uitgang Voor ruimten met extern geregelde koeling geschakeld via een vrijgave uitgang. Airconditioner (S-mode) Voor ruimten met koeling door een airconditioner. Radiator/vloerkoeling Voor ruimten met koeling door radiatoren of vloerverwarming.
Ruimtegroepen configureren Ieder aantal ruimten kan worden gecombineerd tot een ruimtegroep. Er kunnen twee onafhankelijke ruimtegroepen worden gevormd. Van elke ruimtegroep kan de aanvoertemperatuur worden geregeld, een ruimtegroeppomp worden gedefinieerd en de retourtemperatuur worden begrensd.
--- Inactief – ruimtegroep niet beschikbaar. Zonder voorregeling Ruimtegroep beschikbaar zonder voorregelfunctie. Met voorregeling Ruimtegroep beschikbaar met voorregelfunctie. Voorregeling+retourop nemer Ruimtegroep met voorregeling en aanvullende retourtemperatuur opnemer voor retourtemperatuur begrenzing.
Ruimtegroeppompen en tapwater laadpomp: M1 B1 K E T M2 / M3 B2 / B3 U1 U2 T Y1 Y2 Boilerpomp / wisselafsluiter Tapwateropnemer Elektrisch verwarmingselement Verbruiker (radiator of vloerverwarming) Ruimtetemperatuur opnemer of bedienapparaat Ruimtegroeppompen 1 en 2 Aanvoertemperatuur opnemer ruimtegroepen 1 en 2 Regelklep voor ruimtegroep 1 (radiatoren) Regelklep voor ruimtegroep 2 (vloerverwarming) Ruimte bedienapparaat of ruimtetemperatuur opnemer Radiatorregelaandrijving Verwarmingsgroep afsluiter (2-
Minimum begrenzing van de retourtemperatuur Minimum begrenzing van de retourtemperatuur (keteltemperatuur) beschermt de ketel tegen te lage retourtemperatuur. Minimum begrenzing wordt bereikt door het reduceren van de aanvoertemperatuur-instelling. Daardoor wordt minder ketelwater de ruimtegroep in gestuurd en meer water naar de retour via de bypass.
De wijze van de tapwateropwarming vindt plaats op basis van de beschikbare tapwatercomponenten volgens onderstaande tabel: Tapwater opnemer Boilerpomp / Verwarmin Resulterende tapwateropwarming afsluiter gselement --- --- --- Inactief: Geen lokale tapwaterbereiding aanwezig. Aanwezig Aanwezig --- Boilerregeling alleen met boilerpomp / afsluiter Aanwezig Aanwezig Aanwezig Gecontroleerd wisselende boilerregeling: Tapwater pomp / klep in de winter, elektrische verwarming in de zomer.
Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Tapwaterzone > Tapw pomp/afsluiter: --- Inactief – geen tapwater- laadpomp / omloopafsluiter beschikbaar (fabrieksinstelling). Draadloos Tapwater laadpomp / omloopafsluiter aangesloten op de relaisuitgang Qx van een verwarmingsregelaar RRV91… of RRV934 multi-regelaar. Q1 (locaal) Tapwater laadpomp / omloopafsluiter aangesloten op relaisuitgang Q1 van de woningcentrale.
Ventilatie configureren De woningcentrale biedt de mogelijkheid om woningventilatie via de multiregelaar te besturen. Voor de overige instellingen, zie pagina 49 alsook de bedieningshandleiding in het hoofdstuk “Ventilatie”.
1A, 1B 2A, 2B 3A, 3B 4A, 4B Toetsen van schakelgroep 1 Toetsen van schakelgroep 2 Toetsen van schakelgroep 3 Toetsen van schakelgroep 4 Om apparaten voor de besturing van verlichting en zonwering, scènes of Infopagina's aan een schakelgroep te kunnen toewijzen, moeten de schakelgroepen worden benoemd en geactiveerd. Geef een schakelgroep een unieke naam.
In de fabrieksinstelling zijn de vier universele toetsenparen aan de info-pagina's 1 – 8 toegewezen. Wijzigingen van info-pagina nummers zijn op het gebruikersniveau mogelijk. (Zie bedieningsinstructies via info-pagina directe selectie). De woningcentrale zendt de schakelgroep commando’s draadloos en via de draadbus naar de schakelgroep apparaten.
Aan elke deur kan een naam worden gegeven. Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Deuren > Deur X > Deur X: Activeer een deur door de functie op "Actief" te zetten: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Deuren > Deur X > Functie: --- Inactief – geen deurcontact benodigd (fabrieksinstelling). Actief Deur bewaken via deurcontact. Meter configureren De woningcentrale kan verbruikgegevens van diverse metertypen weergeven en deze voor uitlezing aanbieden.
Bron Definieer de bron van de metergegevens voor de woningcentrale: --- Inactief – alle relevante meter informatie en bedienregels worden verborgen. (Fabrieksinstelling) Pulsingang WRI9xx Meters met een pulsuitgang zijn via een pulsingang van verbruiksgegevens interface WRI982 aangesloten. M-Bus WRI9xx Meters met een M-bus interface zijn via de M-bus ingang van verbruiksgegevens interface WRI982 aangesloten.
Warmwatermeter configureren U kunt met de woningcentrale de gegevens van tot 4 warmwatermeters vastleggen. Aan elke warmwatermeter is een type en naam toegewezen. Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Meters > Warm water > Warmwater X > Warmwater X: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Meters > Warm water > Warmwater X > Verrekening: Een warmwatermeter is geactiveerd zodra een andere bron dan “---“ wordt ingesteld.
Gasmeter configureren U kunt met de woningcentrale de gegevens van tot 3 gasmeters vastleggen. Aan elke gasmeter is een type en naam toegewezen. Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Meters > Gas > Gas X > Gas X: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Meters > Gas > Gas X > Verrekening: Een gasmeter is geactiveerd zodra een andere bron dan “---“ wordt ingesteld.
Verlichtingstoestand display configureren (alleen QAX913) De QAX913 woningcentrale kan de verlichtingstoestand van vier geselecteerde lampen weergeven. Aan elk van de vier lampen kan een naam worden toegewezen, die op de Info-pagina wordt weergegeven.
Weergave storingsmelding bus Definieer of alleen de regelaarinterne storingen, of aanvullend ook de via de bus binnenkomende storingen een melding op de woningcentrale moeten geven. Deze instelling beïnvloedt ook een eventueel geactiveerde storingsuitgang. Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Storingen > Storingsmelding Bus: Nee Alleen regelaarinterne storingen geven een storingsmelding (fabrieksinstelling).
Storingsuitgang 1 en 2 De in het systeem optredende storingen kunnen, door het sluiten van een storingsuitgang, aan een extern apparaat worden doorgegeven. Zie het gerelateerde hoofdstuk op pagina 39. Er kan worden ingesteld bij welke storingsprioriteit en bij welke storingsoorsprong het relaiscontact moet worden gesloten. De beschrijving van deze instellingen vindt u in de bedieningshandleiding in de paragraaf "Storingen". Definieer of er een storingsuitgang moet worden gebruikt en hoe deze wordt bestuurd.
Bewakingstoestand Deze uitgang toont de toestand van de bewaking (bijv. op sleutelschakelaar). De relaisuitgang is gesloten wanneer de bewakingstoestand overeenkomt met “Gedeeltelijk bewaakt” of “Geheel bewaakt”. Definieer of een relais voor uitgave van de Bewakingscontact moet worden gebruikt en hoe dit moet worden bestuurd. Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Bewaking > Bewakingstoestand: --- Inactief – geen bewaking display (fabrieksinstelling).
Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Bewaking > Gasafsluiter: --- Inactief – geen gasafsluitklep uitgang benodigd (fabrieksinstelling). Draadloos Gasafsluitklep aangesloten op: • Relaisuitgang Qx van een RRV91.. verwarmingsregelaar of RRV934 multi-regelaar. • RF contactdoos KRF960. • S-mode object op KNX TP1 *. Q1 (locaal) Gasafsluitklep aangesloten op relaisuitgang Q1 van de woningcentrale.
Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Handzender > Afstandbediening X > Functie: --- Inactief – geen afstandbediening benodigd (fabrieksinstelling). Actief Afstandbediening beschikbaar. Ingangen configureren Door het sluiten van een contact op de ingangsklem kan de betreffende ingangsfunctie worden geactiveerd. Activeer de betreffende ingangsfunctie door aan te geven hoe de woningcentrale het signaal van die ingang ontvangt (---, Draadloos / S-Mode, B (lokaal).
--- Inactief – zomerbedrijf contact niet geïnstalleerd (fabrieksinstelling). Draadloos / S-mode • Zomerbedrijf contact aangesloten op de universele ingang B van een RRV91… verwarmingsregelaar of op universele ingang Xx van een RRV934 multiregelaar. • De zomerbedrijf toestand van een S-Mode object wordt via KNX TP1 ontvangen *. B (locaal) Zomerbedrijf contact aangesloten op de universele ingang B van de woningcentrale.
--- Inactief – omschakelcontact verwarmen / koelen niet beschikbaar (fabrieksinstelling). Draadloos / S-mode • Omschakelcontact verwarmen / koelen aangesloten op de universele ingang B van een verwarmingsregelaar RRV91… of op universele ingang Xx van een RRV934 multi-regelaar. • Omschakelsignaal verwarmen / koelen wordt van een S-Mode object via KNX TP1 ontvangen *. B (locaal) Omschakelcontact verwarmen / koelen aangesloten op de universele ingang B van de woningcentrale.
Afwezigheid Door het sluiten van de betreffende ingangsklem wordt de "Afwezigheid" geactiveerd. De ruimtetemperatuur-instellingen worden omgeschakeld op de overeenkomstige afwezigheids-instelling (per ruimte) en een eventueel geactiveerd klokprogramma voor de aanwezigheidssimulatie via de schakelgroepen wordt gestart. Tapwaterverwarming, ventilatie en koeling werken eveneens volgens de bedrijfswijze welke voor afwezigheid is ingesteld.
--- Inactief – geen schemerschakelaar beschikbaar (fabrieksinstelling). Draadloos / S-mode • Schemerschakelaar aangesloten op de universele ingang B van een verwarmingsregelaar RRV91… of op universele ingang Xx van een RRV934 multiregelaar. • Schemerschakelaar aangesloten op de externe contactingang van een deur / venstercontact wave AP 260. • Schemersignaal ontvangen van S-Mode object via KNX TP1 *. B (locaal) Schemerschakelaar aangesloten op de universele ingang B van de woningcentrale.
Definieer of de DC 0…10 V warmtevraaguitgang wordt gebruikt en hoe deze wordt bestuurd. Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Uitgangen > Warmtevraag 0..10V: --- Inactief – DC 0…10 V warmtevraaguitgang niet benodigd (fabrieksinstelling). Draadloos Universele uitgang U van de RRV912… verwarmingsregelaar als DC 0…10 V warmtevraaguitgang gebruiken. Koelvraagrelais Door het sluiten van de betreffende gedefinieerde uitgangsklem, wordt een koelvraagsignaal naar de koelingopwekking doorgegeven.
Zomerbedrijf Door het sluiten van de betreffende uitgangsklem kan de omschakeling van de woningcentrale op zomerbedrijf aan externe componenten / regelaars worden doorgegeven. Geef aan of er een zomerbedrijfrelais wordt gebruikt en hoe dit wordt bestuurd. Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Uitgangen > Zomerbedrijf: --- Inactief – geen zomerbedrijfrelais benodigd (fabrieksinstelling).
Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Uitgangen > Venster/Deur: --- Inactief – geen venster / deurcontact benodigd (fabrieksinstelling). Draadloos / S-mode Venster / deurtoestand uitgeven via: Q1 (locaal) Relaisuitgang Q1 van de woningcentrale als venster-/ deurtoestand uitgang gebruiken • Relaisuitgang Qx van een RRV91.. verwarmingsregelaar of RRV934 multi-regelaar. • S-Mode object op KNX TP1 *.
Info-pagina’s configureren Vensters / deuren Definieer of u open ramen / deuren wilt weergeven (info-pagina). Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Infobladen > Vensters/Deuren: Nee Toon geen info-pagina (fabrieksinstelling). Ja Toon info-pagina. Visitekaart Definieer of de visitekaart (Info-pagina) moet worden weergegeven. Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Infobladen > Visitekaart: Nee Toon geen info-pagina (fabrieksinstelling). Ja Toon info-pagina.
Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Basisconfiguratie > Infobladen > Verbruiksgegevens: Nee Toon geen info-pagina (fabrieksinstelling). Ja Toon info-pagina.
Koelvrijgave uitgang Definieer hoe de koelvrijgave uitgang van de betreffende ruimte wordt bestuurd. Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Extra configuratie > Ruimten > Ruimte X > Koelvrijgave uitgang: --- Inactief – geen koelvrijgave uitgang benodigd (fabrieksinstelling). Draadloos / S-mode Koelvrijgave uitgang via: Q1 (locaal) Gebruik relais Q1 van de woningcentrale als koelvrijgave uitgang. • Relaisuitgang Qx van een RRV91.. verwarmingsregelaar of RRV934 multi-regelaar. • RF contactdoos KRF960.
Vochtopnemer Met behulp van een vochtopnemer, kan de maximale luchtvochtigheid worden begrensd tot de ingestelde waarde. Definieer of er een vochtopnemer is geïnstalleerd en van waar de woningcentrale het meetsignaal ontvangt. Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Extra configuratie > Ventilatie > Ingangen > Vochtopnemer: --- Inactief – geen luchtvochtigheidopnemer beschikbaar (fabrieksinstelling). Draadloos / S-mode • Vochtopnemer (DC 0..10 V) aangesloten op universele ingang Xx van een RRV934 multi-regelaar.
Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Extra configuratie > Ventilatie > Ingangen > Open haard bedrijf: --- Inactief – geen openhaardbedrijf contact beschikbaar (fabrieksinstelling). Draadloos / S-mode • Openhaardcontact aangesloten op universele ingang B van een RRV91... verwarmingsregelaar of universele ingang Xx van een RRV934 multiregelaar. • Openhaardbedrijf signaal ontvangen van S-Mode object via KNX TP1 *. B (locaal) Openhaardbedrijf contact aangesloten op universele ingang B van de woningcentrale.
Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Extra configuratie > Ventilatie > Uitgangen > WTW-bypass: --- Inactief – geen WTW bypass benodigd (fabrieksinstelling). Draadloos WTW bypass aangesloten op de 3-weg regelklep uitgang (Q4 / Q5) van een RRV934 multi-regelaar. Meters De waarden die voor elke meter in de extra configuratie moeten worden ingevoerd zijn in de volgende secties in detail beschreven.
ID nummer invoeren / bewerken Gebruik de pijl toetsen, om de gekozen nummer in te stellen. Druk op Menu / ok om het volgende cijfer van het 8-cijferige ID te selecteren. Identificatienummer Door op de Esc-toets te drukken, verschijnt een afsluitmenu voor het opslaan van de nieuwe waarden ( Menu / ok-toets) of voor het afbreken van de instelling (Esc-toets). Impulsopnemer type Gebruik bij het aansluiten van meters de impulsingang om het type impulsopnemer in te stellen.
Instelling Woningcentrale eenheid display MJ x 100 8 8 8 8 8 8 8 , 8 GJ GJ 8 8 8 8 8 8 8 8 GJ ml 8 8 . 8 8 8 . 8 8 8 ml ml x 10 888.888,88 l ml x 100 8.888.888,8 l Liter 88888888 l Liter x 10 888888,88 m 3 Liter x 100 8888888,8 m 3 m3 88888888 m Geen eenheid 88888888 3 Het instelbereik voor de eenheidsfactor is beperkt tot zinvolle waarden en is afhankelijk van het type meter of medium.
2. Voorbeeld: Pulswaarde = 2,5 liter / puls Eenheidsfactor = Liter x 100 Uw instelling: Pulse valency 2.
Kalibratiedatum Kalibratiejaar Fabrieksinstelling 1.1 2000 Synergyr meternummer Wijs aan elke meter een Synergyr meternummer toe wanneer u een Synergyr installatie gedeeltelijk migreert. Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Extra configuratie > Meters > … > Synergyr meternr: --- Geen Synergyr meternummer toegewezen (fabrieksinstelling). Meter 1 Warmtemeter in woning. Meter 2 Meter aangesloten op de pulsingang van de ter vervangen WRV8x of WRI80.
Storingen (alleen QAX913) Storingsingang bron Definieer de bron van de storingsingangtoestand voor de QAX913 woningcentrale. Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Extra configuratie > Storingen > Storingsingang X > Bron: --- Inactief – geen storingscontact beschikbaar (fabrieksinstelling). Draadloos • Storingscontact aangesloten op de universele ingang B van een RRV91… verwarmingsregelaar of op de universele ingang Xx van een RRV934 multi-regelaar.
Wanneer u een apparaat bij vergissing tweemaal verbindt, negeert de woningcentrale de tweede verbinding en genereert een foutmelding. Er klinkt geen pieptoon. Na het verbinden van alle apparaten, kunt u het aantal kanalen en de verbonden apparaattypen in het regelaaroverzicht controleren. Ontbrekende of overbodige apparaten kunnen later worden toegevoegd of verwijderd.
Na het inschakelen van het ruimteapparaat verschijnt gedurende twee seconden de volledige display. Als de batterijen bijna leeg zijn verschijnt het lage batterijspanning symbool. Zolang het ruimteapparaat niet is verbonden, verschijnt het verbindingssymbool en de ruimtetemperatuur op de display. Een al eerder verbonden ruimteapparaat gaat na de volledige display direct over op normaal bedrijf. Houd de functietoets F op het ruimteapparaat ingedrukt tot het verbindingssymbool begint te knipperen.
Na de batterijspanningtest gaat het apparaat direct over op normaal bedrijf. De LED gaat weer uit. Druk nu op de functietoets F op de ruimtetemperatuuropnemer. De LED gaat branden in overeenstemming met de batterijlading (groen: Bat. ok, rood: Bat. niet ok). Laat de toets los wanneer de LED begint te knipperen. LED 2707Z18 F F = Functietoets LED = Licht emitterende diode De verbinding-LED op het apparaat knippert groen en gaat uit na succesvolle verbinding met de woningcentrale.
Indien de ruimtetemperatuur via de interne opnemer van een radiatorregelaandrijving wordt gemeten, moet de regelaandrijving, waarvan de opnemer moet worden gebruikt, als eerste worden verbonden. De opnemers van de andere radiatorregelaandrijvingen van een ruimte worden niet beschouwd. De verbinding-LED op het apparaat knippert groen en gaat uit na succesvolle verbinding met de woningcentrale.
Voorbeeld: Verwarmingsregelaar RRV912 = LED en functietoets om verbinding te testen, voor verbinding en fabrieksinstelling NC 3P NO = Keuzeschakelaar regelaandrijving type CH = Kanaalkeuzetoets B = LED voor universeel ingangskanaal U = LED voor 0…10 V universeel uitgangskanaal (alleen RRV912) Q = LED’s voor universele relaisuitgangskanalen Y = LED’s voor verwarmingsregelaarkanalen De verwarmingsregelaar is op elk gewenst kanaal individueel aangesloten.
Druk nu op de functietoets op de verwarmingsregelaar. De LED brandt groen. Laat de toets los wanneer de LED begint te knipperen. Het eerst verbonden kanaal van een ruimte werkt als hoofdregelaar. De overige kanalen van dezelfde verbonden ruimte worden parallel geregeld. De verwarmingsregelaar voert na een succesvolle verbinding een herstart uit. De verwarmingsregelaar keert terug naar de kanaalkeuzemodus en is gereed voor het verbinden van een volgend kanaal.
Uitgebreide informatie vindt u in de documentatie die met de rookmelder wordt meegeleverd. De verbinding van de rookmelder vindt plaats door het indrukken van de toets op de voorzijde van de rookmelder gedurende minstens 2 seconden en aansluitend het indrukken van de verbindingstoets op de achterzijde van het apparaat gedurende minstens 1 seconde. De LED op de achterzijde knippert meerdere keren. Ter bevestiging van de succesvolle verbinding klinkt een pieptoon vanuit de woningcentrale.
Een kanaal verbinden Om een multi-regelaarkanaal te verbinden, gebruikt u de kanaalkeuzetoets (CH) om een geschikt kanaal te kiezen (kanalen U1..2, X1..4, Q1..4). De LED van het geselecteerde kanaal knippert. Wanneer het geselecteerde kanaal nog niet is verbonden, flitst de verbinding-LED. Wanneer er gedurende 10 minuten geen bediening plaatsvindt, keert de multi-regelaar terug naar normaal bedrijf. Druk op de verbindingstoets van de multi-regelaar. De LED brandt groen.
Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Koelvrijgave uitgang > Ruimte X > Apparaat verbinden: Bevestig de subinvoer "Apparaat verbinden" met de Menu / ok-toets. Activeer de verbindingsmodus van een van de volgende apparaten of apparaatkanalen: • Universele relaisuitgang QX van een verwarmingsregelaar (zie pagina 62). • Universele relaisuitgang QX van een multi-regelaar (zie pagina 65). • RF adapter plug KRF960 (zie pagina 72).
Ingang voor aanvoeropnemer / retouropnemer verbinden Informeer de woningcentrale dat u een ingang voor een aanvoer of retourtemperatuuropnemer wilt gebruiken: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Ruimtegroepen > Ruimtegroep X > Aanvoeropnemer > Apparaat verbinden: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Ruimtegroepen > Ruimtegroep X > Retouropnemer > Apparaat verbinden: De volgende apparaatkanalen kunnen worden verbonden: • Universele ingang Xx van een multi-regelaar (zie pagina 65).
De volgende apparaatkanalen kunnen worden verbonden: • Universele ingang Xx van een multi-regelaar (zie pagina 65). Ingang voor openhaardbedrijf verbinden Informeer de woningcentrale dat u een ingang voor openhaardbedrijf wilt verbinden: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Ventilatie > Ingangen > Schoorsteenbedrijf > Apparaat verbinden: De volgende apparaatkanalen kunnen worden verbonden: • Universele ingang B van een verwarmingsregelaar (zie pagina 62).
Controleer of u hetzelfde aantal uitgangsrelais selecteert als er zijn gedefinieerd in de extra configuratie van de trappenschakelaar bij het coderen van de trappen. De LED’s van de geselecteerde kanaalgroep gaan knipperen. Als het geselecteerde kanaalgroep nog niet is verbonden, begint de verbinding-LED te flitsen. Druk op de verbindingstoets van de multi-regelaar. De LED brandt groen. Laat de toets los wanneer de LED begint te knipperen.
Uitgang voor tapwaterpomp / afsluiter verbinden Informeer de woningcentrale dat u een tapwaterpomp / afsluiter wilt verbinden: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Tapwaterzone > Tapw pomp/afsluiter > Apparaat verbinden: De volgende apparaatkanalen kunnen worden verbonden: • Universele relaisuitgang QX van een verwarmingsregelaar (zie pagina 62). • Universele relaisuitgang QX van een multi-regelaar (zie pagina 65).
De verbinding-LED op het apparaat knippert groen en gaat uit na succesvolle verbinding met de woningcentrale. Ter bevestiging van de succesvolle verbinding klinkt een pieptoon vanuit de woningcentrale. Het apparaat is nu verbonden en bevindt zich in normaal bedrijf.
Wanneer alle lichtactoren van een schakelgroep zijn verbonden, sluit u het verbindingsproces af met de Menu / ok-toets. Deze werkwijze moet per schakelgroep worden uitgevoerd. Uitgebreide informatie over de inbedrijfstelling van de GAMMA wave componenten is te vinden in de documentatie van de GAMMA wave producten.
Verbruiksgegevens interface WRI982 = LED en functietoets om verbinding te testen, voor verbinding en fabrieksinstelling CH = Kanaalkeuzetoets P = LED’s voor pulsingangkanalen M = LED’s voor M-Bus kanalen De verbinding met het verbruiksgegevens interface vindt per individueel kanaal plaats. Voor het verbinden van een kanaal, moet u met de kanaalselectietoets (CH) een geschikt kanaal selecteren (P1..2 (pulsingangen), M1..3 (M-Bus ingangen)).
Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Temperatuurweergave > Temperatuur X (1 - 3) > Apparaat verbinden: Het volgende apparaat kan worden verbonden: • Ruimtetemperatuur opnemer QAA910 (zie pagina 60).
Storingsuitgangen 1 – 2 verbinden (alleen QAX913) Informeer de QAX913 woningcentrale dat u een storingsuitgang wilt verbinden: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Storingen > Storingsuitgang 1 (of 2) > Apparaat verbinden: De volgende apparaatkanalen kunnen worden verbonden: • Universele relaisuitgang QX van een multi-regelaar (zie pagina 65). • Universele relaisuitgang QX van een verwarmingsregelaar (zie pagina 62).
Waterafsluitklep verbinden Informeer de QAX913 woningcentrale dat u een uitgang voor besturing van een waterafsluitklep wilt verbinden: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Bewaking > Waterafsluiter > Apparaat verbinden: De volgende apparaten of apparaatkanalen kunnen worden verbonden: • Universele relaisuitgang QX van een multi-regelaar (zie pagina 65). • Universele relaisuitgang QX van een verwarmingsregelaar (zie pagina 62). • RF contactdoos KRF960 (zie pagina 72).
Druk gelijktijdig op de bovenste twee toetsen 1 en 2 van de afstandbediening. De LED gaat branden in overeenstemmung met de batterij toestand (blauw: Bat. ok, geel: Bat. niet ok). Laat de toetsen los als de LED begint te knipperen. Een succesvolle verbinding wordt op de woningcentrale weergegeven en bevestigd met een pieptoon. Druk op de Menu / ok toets om het verbindingsproces te verlaten.
Ingang voor verwarmen / koelen omschakeling verbinden Informeer de woningcentrale dat u een ingang wilt gebruiken om een Verwarmen / koelen omschakelmodus contact te verbinden: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Ingangen > Verw/koelen omschakeling > Apparaat verbinden: De volgende apparaatkanalen kunnen worden verbonden: • Universele ingang B van een verwarmingsregelaar (zie pagina 62). • Universele ingang Xx van een multi-regelaar (zie pagina 65).
Uitgangen verbinden Uitgang voor warmtevraag 0..10 VDC verbinden Informeer de woningcentrale dat u een warmtevraaguitgang 0..10 V wilt verbinden: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Uitgangen > Warmtevraag 0..10 V > Apparaat verbinden: De volgende apparaatkanalen kunnen worden verbonden: • Universele ingang U van een verwarmingsregelaar (zie pagina 62). • Universele uitgang U van een multi-regelaar (zie pagina 65).
Uitgang voor zomerbedrijf verbinden Informeer de woningcentrale dat u een zomerbedrijfuitgang wilt verbinden: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Uitgangen > Zomerbedrijf > Apparaat verbinden: De volgende apparaatkanalen kunnen worden verbonden: • Universele relaisuitgang QX van een verwarmingsregelaar (zie pagina 62). • Universele relaisuitgang QX van een multi-regelaar (zie pagina 65).
Gebruik dit menu altijd wanneer u werkt met het TX100 verbindingsapparaat. Verlaat het menu "Hager tebis" alleen, wanneer de configuratie met het verbindingsapparaat TX100 gereed is. Wanneer u het menu "Hager tebis" tijdens het werken met het verbindingsapparaat TX100 verlaat en weer selecteert, moet aansluitend de bedrijfswijze van het verbindingsapparaat TX100 kort op "Auto" en aansluitend weer op "Prog" worden omgeschakeld.
Druk op functietoets F van de repeater om deze te verbinden. De LED brandt groen. Laat de toets los wanneer de LED begint te knipperen. LED 2707Z18 F F = Functietoets LED = Licht emitterende diode De verbinding-LED op de RF repeater knippert groen en gaat uit na een succesvolle verbinding met de woningcentrale. Ter bevestiging van de succesvolle verbinding klinkt een pieptoon vanuit de woningcentrale. Druk op de Menu / ok toets om het verbindingsproces te verlaten.
Druk op de Menu / ok toets om de subinvoer “Apparaat verbinden” te bevestigen. Druk op de verbindingstoets van het aan te sluiten apparaat om de verbinding tot stand te brengen. RF contactdozen KRF960 en KRF961 verbinden (alleen QAX913) Druk op de toets van de RF contactdoos. De LED brandt continu. Laat de toets los wanneer de LED begint te knipperen. Een succesvolle verbinding wordt weergegeven op de display van de centrale unit en bevestigd door een pieptoon.
Bedradingstest Wij bevelen aan om na het voltooien van de configuratie en verbinding van de apparaten een bedradingstest uit te voeren. Bij de ingangen worden de actuele toestanden weergegeven: • Actuele temperatuurwaarde bij opnemeringangen. • 0 / 1 bij ingangscontacten (0: contact open, 1: contact gesloten). • 0..100% bij DC 0..10 V ingangen. De verschillende uitgangen kunnen tijdens de bedradingstest afzonderlijk op een bepaalde waarde worden ingesteld: • 0..100% (komt overeen met DC 0..
Schakelgroeprelais (alleen QAX913): (Schakelgroep 1 – 8): Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Bedradingstest > Schakelgroepenrelais > Schakelgroep X Storingen (alleen QAX913): (Storingsingang 1 – 8, storingsuitgang 1 – 2): Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Bedradingstest > Storingen > … Bewaking (alleen QAX913): (Bewakingscontact, bewakingstoestand, waterafsluitklep, gasafsluitklep, statusuitgang 1 – 4): Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Bedradingstest > Bewaking > … Ingangen (Bedrijfswijze, zomerbedrijf, koelvrijg
Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Meteo opnemer > Apparaat scheiden: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Schakelgroepen > Schakelgroep X > Apparaat scheiden: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Schakelgroepenrelais > Schakelgroep X > Apparaat scheiden: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Meters > … > Apparaat scheiden: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Deuren > Deur X > Apparaat scheiden: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbindin
Meter op een pulsingang vervangen Als de meter die u wilt vervangen verbonden is met pulsingang Px van de verbruiksgegevens interface WRI982, moet u de volgende instellingen controleren en mogelijk invoeren (zie pagina 53): Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Meters > … > Apparaat vervangen > Identificatienummer: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Meters > … > Apparaat vervangen > Impulsopnemer type: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Meters > … > Apparaat vervang
Aanpassen van het identificatienummer wordt geïnterpreteerd als wijzigen van meter en overeenkomstig geregistreerd in de woningcentrale. Alle actuele waarden, opslagdatum waarden, en maandelijkse waarden van deze meter worden in de woningcentrale gewist en ongeldig verklaard. De wijziging van meter wordt ook vermeld in het facturering bestand.
Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Storingen > … > Regelaaroverzicht: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Bewaking > … > Regelaaroverzicht: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Handzender > … > Regelaaroverzicht: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Ingangen > … > Regelaaroverzicht: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > Uitgangen > … > Regelaaroverzicht: Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Radioverbinding > RF-repeater > RF repeater X > Regelaar
Buscommunicatie Regelaaradres KNX TP1 U moet een uniek regelaaradres voor de woningcentrale invoeren. Na de invoer controleert de woningcentrale of het ingevoerde adres reeds toegewezen is. Als het adres nog vrij is, keert de display terug naar het menu "Basisinstellingen". De waarde wordt aangenomen. Anders wordt u gevraagd om een nieuw adres in te voeren.
Klokfunctie Indien in het systeem een gemeenschappelijke tijd moet worden gebruikt, dan moet één apparaat als kloktijd-master worden gedefinieerd en de andere apparaten als slave. Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Buscommunicatie > Datum / Tijd > Kloktijdfunctie: Autonoom De klok van de woningcentrale loopt zelfstandig. Er wordt geen tijd ontvangen of verzonden. (Fabrieksinstelling) Slave De klok van de woningcentrale is kloktijd-slave en wordt gesynchroniseerd met de kloktijd-master.
Hoofdmenu > Inbedrijfstelling > Buscommunicatie > Vakantie / Uitz dagen > Kalenderbedrijf: Autonoom De kalender van de woningcentrale loopt zelfstandig. Er worden geen kalendergegevens ontvangen of verzonden. (Fabrieksinstelling). Slave De woningcentrale gebruikt de kalender van de kalendermaster. Master De woningcentrale bevat de kalender-master en levert de kalendergegevens aan de kalender-slaves. Aanvullend, stelt u bij master / slave bedrijf de gewenste vakantie / uitzonderingsdagen zone in (1..
Met de instelling "Master" worden de schakelklokgegevens in de tapwaterzone voor gemeenschappelijk gebruik verstuurd. Stel het tapwateropwarmsysteem dat deze schakelklok moet gebruiken in op “Slave”. Bij “Schakelklokbedrijf = slave” moet via de volgende menuregel de tapwaterzone van de schakelklok-master worden ingesteld (1..
Menu “Inbedrijfstelling“ verlaten Druk na inbedrijfstelling op de Esc toets om het “Inbedrijfstelling” menu te verlaten. De installatie is nog niet in bedrijf. Let op! Installatie start Wanneer u deze melding met de Menu / ok toets bevestigt, wordt de installatie met de nieuwe instellingen in bedrijf genomen en de display keert terug in het hoofdmenu. 95 / 136 Siemens Building Technologies Synco™ living Inbedrijfstelling van het systeem CE1C2740nl 11.05.
Functie instellingen Algemeen U moet in het installateursniveau zijn om functie instellingen in te voeren (zie pagina 19). Wijzig deze instellingen alleen, wanneer u het effect deskundig kunt beoordelen. Verkeerde instellingen kunnen de werking van de installatie bemoeilijken of onmogelijk maken. Zoemervolume Het volume van de in de woningcentrale ingebouwde zoemer (Piezzoluidspreker) kan naar wens worden ingesteld (0..100%).
Hoofdmenu > Woning > Instellingen > Setpointbegrenzing: Geblokkeerd Setpointbegrenzing is geblokkeerd. Vrijgegeven Setpointbegrenzing is vrijgegeven (fabrieksinstelling). Verwarming setpointbegrenzing Definieert het maximum toegestane ruimtetemperatuur verwarming setpoint (5..35°C) tijdens een actieve setpointbegrenzing periode. Hoofdmenu > Woning > Instellingen > Setp. verw. begr.: Fabrieksinstelling 35 °C Koel setpointbegrenzing Definieert het maximum toegestane ruimtetemperatuur koel setpoint (0..
Economy verhoging Het Economy ruimtesetpoint voor verwarming van alle ruimten wordt afhankelijk van de gemengde buitentemperatuur verhoogd. De verhoging bij lage buitentemperaturen (bijv. eindpunt -15 °C) is groter en neemt af bij hogere buitentemperaturen (bijv. startpunt -5 °C). Op deze wijze worden extreem lange opwarmtijden bij omschakeling van Economy naar Precomfort of Comfort setpoint voorkomen bij lage buitentemperaturen.
Wanneer 1 ruimteapparaat en 2 ruimtetemperatuuropnemers worden gebruikt, wordt eerst de gemiddelde waarde van de beide ruimtetemperatuuropnemers bepaald. De werkelijke waarde van de gemiddelde ruimtetemperatuur wordt berekend volgens het ingestelde procentuele aandeel van het ruimteapparaat en de ruimtetemperatuuropnemer. Bij 2 ruimtetemperatuuropnemers wordt de gemiddelde waarde van de beide ruimtetemperatuuropnemers berekend. Het aandeel van de afzonderlijke opnemers kan niet worden gewijzigd.
Hoofdmenu > Ruimten > Ruimte X > Ruimte-instellingen > Min. Afsl'stand Comf: Fabrieksinstelling 0% Verwarmen / koelen omschakeling blokkeertijd De omschakelblokkeertijd voorkomt te snel en te frequent omschakelen van verwarmingsbedrijf naar koelbedrijf (en andersom). Dit betekent dat bij omschakeling verwarming of koelbedrijf is geblokkeerd. Deze worden weer vrijgegeven wanneer de blokkeertijd is verstreken. Hoofdmenu > Ruimten > Ruimte X > Ruimte-instellingen > V/K omsch.
Voor informatie, zie de voorkeurinstellingen (fabrieksinstelling 5400 s): Ruimtetype Richtwaarde Tn Radiatorverwarming traag 5400 s Radiatorverwarming snel 3600 s Vloerverwarming traag 7200 s Vloerverwarming snel 5400 s Differentiatietijd Tv Voor iedere ruimte kan de regelaar-differentiatietijd worden ingesteld.
Voor informatie, zie de voorkeurinstellingen (fabrieksinstelling 0,8 K): Ruimtetype Richtwaarde Looptijd servomotor Radiatorverwarming traag 0,8 K Radiatorverwarming snel 0,8 K Vloerverwarming traag 0,8 K Vloerverwarming snel 0,8 K Regelaandrijving looptijd Definieert de looptijd van de toegepaste regelaandrijving. De looptijd is de tijd die de regelaandrijving nodig heeft voor het afleggen van de weg tussen de beide eindstanden. De instelling werkt alleen op 3-punts regelaandrijvingen.
Ruimtegroepen Aanvoertemperatuur begrenzing ruimteverwarming Gebaseerd op de warmtevraag, bepaalt de woningcentrale de aanvoertemperatuur-instelling voor elke ruimtegroep. Deze kan een maximum en een minimum begrenzing hebben. Minimum begrenzing Minimum begrenzing beperkt de aanvoertemperatuur-instelling van de ruimtegroep aan de onderzijde. Zelfs wanneer er minder warmte wordt gevraagd, daalt de aanvoertemperatuur niet onder de ingestelde grenswaarde.
Aanvoertemperatuur min Met de pijl toetsen, kunt u de samengestelde buitentemperatuur voor curvepunt 1 instellen. Druk op de Menu / ok toets om de invoer te sluiten. Aanvoertemperatuur min Stel de minimum aanvoertemperatuur in die niet mag worden overschreden bij die samengestelde buitentemperatuur. Sluit de invoer af door op de Menu / ok toets te drukken. Aanvoertemperatuur min De instellingen worden overgenomen en de display toont de resulterende curve.
Maximum begrenzing Maximum begrenzing beperkt de aanvoertemperatuur-instelling aan de bovenzijde. Ook als er meer warmtevraag is, wordt dit temperatuurniveau niet overschreden. De maximum begrenzing is geen veiligheidsfunctie, zoals die bijvoorbeeld nodig is voor vloerverwarmingsystemen.
2740D01 TVKw TVKw1 TVKwr TVKw2 TVKw3 TAgem1 TVKwr TVKw1 TVKw2 TVKw2 TAgem TAgem1 TAgem2 TAgem3 TAgem2 TAgem3 TAgem Resulterende aanvoertemperatuursetpoint voor koelen Aanvoertemperatuur koelsetpoint (curvepunt 1) Aanvoertemperatuur koelsetpoint (curvepunt 2) Aanvoertemperatuur koelsetpoint (curvepunt 3) Samengestelde (effectief werkende) buitentemperatuur Samengestelde buitentemperatuur (curvepunt 1) Samengestelde buitentemperatuur (curvepunt 2) Samengestelde buitentemperatuur (curvepunt 3) Hoofdmen
Setpointverhoging regelafsluiter Om met de regelafsluiters de temperatuurvariaties tijdens verwarmingsbedrijf te kunnen opvangen, moet de temperatuur van de hoofdaanvoer hoger zijn dan de aanvoertemperatuur die door de betreffende ruimtegroep wordt verlangd. Met deze instelling definieert u de gewenste verhoging (0..50 K).
Hoofdmenu > Ruimtegroepen > Ruimtegroep X > Instellingen > Klepstand WVR IN: Fabrieksinstelling 5% Hoofdmenu > Ruimtegroepen > Ruimtegroep X > Instellingen > Klepstand WVR UIT: Fabrieksinstelling 1% Regelaandrijving looptijd U kunt de looptijd van de regelaandrijving van de regelafsluiter voor elke ruimtegroep (1..600 s) instellen.
Het ppm niveau van de binnenluchtkwaliteit wordt weergegeven op de woningcentrale. Binnenluchtkwaliteit bij 0 V / 10 V Verbindt een binnenluchtkwaliteit opnemer (DC 0..10 V) om binnenluchtkwaliteit regeling te verzorgen. De binnenluchtkwaliteit opnemer moet in de ruimte zelf worden geplaatst, zodat de binnenlucht rond de opnemer circuleert, ook bij uitgeschakelde ventilatie. Installeer de opnemer niet in het afzuigkanaal. Het ppm niveau voor 0 V en 10 V (0..2000 ppm) kan worden ingesteld.
r.h. r.h.
Luchtvochtigheid bij 0 V / 10 V Verbind een vochtopnemer (DC 0..10 V) om vochtigheid te begrenzen. De vochtopnemer moet in de ruimte worden geplaatst, zodat de binnenlucht rond de opnemer circuleert, ook bij uitgeschakelde ventilatie. Installeer de opnemer niet in het afzuigkanaal. De vochtigheid voor 0 V en 10 V (0..100% r.h.) kan hier worden ingesteld. Hoofdmenu > Ventilatie > Vochtbegrenzing > R.V. bij 0 Volt: Fabrieksinstelling 0 % r.h. Hoofdmenu > Ventilatie > Vochtbegrenzing > R.V.
Ruimte buitentemperatuur delta zomernachtventilatie Stel hier in hoeveel de buitentemperatuur minimaal onder de ruimtetemperatuur (0..20 K) moet liggen om de zomernachtventilatie in te schakelen. Hoofdmenu > Ventilatie > Zomernachtventilatie > Ruimte-bui-delta: Fabrieksinstelling 5K Startvertraging De startvertraging (00.00..60.00 mm.ss) voorkomt dat de ventilatietrappen te snel schakelen.
Legionellatemperatuur Stel de temperatuur in, die de boiler moet handhaven wanneer de legionellabeschermingsfunctie wordt uitgevoerd. Hoofdmenu > Tapwaterzone > Legionellafunctie > Legionellatemp: Richtwaarde 70 °C Legionella bescherming interval Definieer hoe vaak de legionella beschermingsfunctie moet worden geactiveerd. De legionella beschermingsfunctie kan dagelijks of wekelijks plaatsvinden. Bij een wekelijkse legionella bescherming kan de weekdag worden geselecteerd (Ma..Zo).
Hoofdmenu > Tapwaterzone > Instellingen > Voorrang: Geen Geen prioriteit (fabrieksinstelling): Tijdens tapwaterverwarming is er geen beperking aan de levering van warmte naar de verwarming. De hoogste warmtevraag (ruimteverwarming of boiler) wordt naar de warmtevraagregelaar gestuurd. Absoluut Absolute prioriteit: Tijdens tapwaterverwarming mogen de verwarmingscircuits geen warmte onttrekken. Alleen de warmtevraag voor tapwaterverwarming wordt naar de warmtevraagregelaar gestuurd.
Gedwongen lading Normaliter wordt een boileropwarming alleen gestart, wanneer de boilertemperatuur onder het inschakelpunt (boilertemperatuurinstelling minus schakeldifferentie) komt. Met de gedwongen lading kan een opwarming worden afgedwongen, ook wanneer dit inschakelcriterium niet is bereikt. Starten Is de gedwongen lading geactiveerd en de boilertemperatuur ligt tenminste 1 K onder de normaal-instelling, wordt de gedwongen lading gestart.
3131S59 A Geval A Geval B B Transportpomp is nodig voor de tapwaterlading. (Transportpomp: Ja) Transportpomp is niet nodig voor de tapwaterlading. (Transportpomp: Nee) Hoofdmenu > Tapwaterzone > Instellingen > Transportpomp: Nee De transportpomp hoeft niet aan te zijn tijdens tapwaterlading. Ja De transportpomp moet aan zijn tijdens tijdens tapwaterlading. (Fabrieksinstelling).
Hoofdmenu > Schakelgroepen > Schakelgroep X > Scène A or B > Scènenummer: Let op de verschillende bereiken van de scènenummers van de verschillende systemen: • RF contactdoos 1..16 • GAMMA wave: 1..16 • Hager tebis radio: 1..8 • KNX TP1 actoren: 1..64 (volledig bereik) Bij het gebruik van scènenummers buiten het ondersteunde bereik, reageert de regelaandrijving niet op het scènecommando.
ID nummer Weergave van ID van de meter. Hoofdmenu > Verbruiksgegevens > … > Identificatienummer: Metering medium Weergave van het medium dat door de meter wordt gemeten. Hoofdmenu > Verbruiksgegevens > … > Metermedium: Toewijzing Weergave van de toewijzing van de meter (woning / algemeen). Hoofdmenu > Verbruiksgegevens > … > Verrekening: Meter vervangen Weergave of de meter werd vervangen (Ja / Nee).
Storingen Storingshistorie De storingshistorie bevat de laatste tien storingsmeldingen, die zijn opgetreden in de woningcentrale of in de daaraan toegewezen draadloze componenten. Hoofdmenu > Storingen > Storingshistorie > Storing X: Bij iedere storingsmelding vindt de weergave plaats van het storingsnummer, de storingstekst, tijd en datum van optreden van de storing, apparaattype en indien mogelijk de functiegroep.
Bestandsnaam Met het ACS-Servicetool kan een parameterset worden aangemaakt en naar de woningcentrale worden gekopieerd. In dit geval is de bestandsnaam van deze parameterset op de onderstaande menuregel zichtbaar: Hoofdmenu > Instellingen > Teksten > Bestandsnaam: Ruimtegroep namen 1 - 2 Geef hier namen aan de ruimtegroepen (bv. woonkamer, aangrenzende kamers, enz.).
Warmtevraag 0..10 V Om door middel van een spanningssignaal 0..10 V een temperatuurvraag (voor ruimteverwarming en tapwater) aan een warmtevraagregelaar te kunnen doorgeven, moet aan de woningcentrale de temperatuurinstelling bij 0 V en bij 10 V worden opgegeven. De daartussen liggende waarden worden lineair geïnterpoleerd. Temperatuurvraag onder de ingestelde drempelwaarde wordt niet aan de warmtevraagregelaar doorgegeven (0 V).
Koelvraag 0..10 V Om door middel van een spanningssignaal 0..10 V een koelvraag (voor ruimtekoeling) aan een koelvraagregelaar te kunnen doorgeven, moet aan de woningcentrale de temperatuurinstelling bij 0 V en bij 10 V worden opgegeven. De daartussen liggende waarden worden lineair geïnterpoleerd. Temperatuurvraag boven de ingestelde drempelwaarde wordt niet aan de koelvraagregelaar doorgegeven (0 V).
Afstandbediening (alleen QAX913) Toetsen van de afstandbediening kunnen in het serviceniveau worden toegewezen en zijn in de bedieningshandleiding beschreven. Functietest waterdetector Dompel beide contacten in water om de functie van de waterdetector te controleren. De volgende acties worden gestart, afhankelijk van de gekozen configuratie tijdens inbedrijfstelling: – Afsluitklep van de hoofdleiding sluit. – Sirene binnen klinkt. – Op de woningcentrale wordt een bijbehorend alarm weergegeven.
Hoofdmenu > Regelaar-info > Reg.overz repeater: Laden.. Laden van het regelaaroverzicht in de RF repeater is bezig. Actueel Regelaaroverzichten zijn bijgewerkt, d.w.z. apparaat data succesvol in alle RF repeaters geladen. Tijdens het laden van de overzichten in de RF repeaters, is telegram herhaling door de RF repeater niet gegarandeerd. Gegevensopslag De actuele configuratie en instellingen kunnen inclusief datum en jaartal worden opgeslagen.
Systeemgrenzen Systeemgrenzen (Bus TP1) 126 Woningcentrales Grenzen per woningcentrale 1 12 2 4 3 5 4 4 4 3 3 2 94 Meteo opnemer Ruimten Deurcontacten (bewaakt, alleen QAX913) Lichtactoren met statusweergave (alleen op KNX TP1 (S-Mode) alleen QAX913) RF repeater Afstandbediening (alleen QAX913) Warmtemeter (verwarmen, koelen, gecombineerd) Warmwatermeter Koudwatermeter Elektriciteitsmeter Gasmeter Andere meters (bijv.
Communicatie Protocol Als protocol wordt KNX gebruikt (draadloos en / of kabel) KNX TP1 KNX RF 2-draads bus per KNX TP1, met extra RJ45 stekker aansluiting voor een service tool. Radiobus volgens KNX RF Onderhoud / Service Veldapparatuur Fabrieksinstelling herstellen Om de fabrieksinstellingen van de veldapparatuur weer te herstellen, drukt u gedurende tenminste 20 seconden op de multi-functietoets of de verbindingstoets van het apparaat.
Afvalverwijdering De woningcentrale en de verschillende partnerapparaten gelden voor de afvalverwijdering als elektronisch afval in de zin van de Europese richtlijn 2002/96/EG (WEEE) en mogen niet als huisvuil worden afgevoerd. De betreffende nationale, wettelijke voorschriften moeten worden nageleefd en de apparaten dienen via de daartoe bestemde kanalen te worden afgevoerd. De lokale en actueel geldende wetgeving moet worden nageleefd.
Trefwoordenregister 2 2-pijps verwarming/koelsysteem . 48 3 3-standen regelaandrijving....... 66 A Aandeel ruimteapparaat........... 97 Aansluitklemmen...................... 15 Aantal apparaten.................... 124 Aanvangswaarde ..................... 55 Aanvoeropnemer verbinden..... 67 Aanvoertemperatuur Begrenzing.......................... 102 Afmetingen Sokkel................................... 12 Woningcentrale .................... 12 Afsluiter oversturing .................
Tapwater .............................. 24 Uitgangen............................. 43 Ventilatie ........................ 27, 49 Verlichtingstoestand display.. 34 Warmte/koel energiemeter... 31 Warmwatermeter.................. 32 Configureren Afstandbediening ................. 38 Andere meters...................... 33 Deuren ................................. 29 Elektriciteitmeter................... 32 Gasmeter ............................. 33 Info-pagina’s......................... 47 Ingangen ...............
Openhaardbedrijf.................. 68 Retouropnemer .................... 67 Schemering .......................... 42 Schemerschakelaar ............. 78 Storingen .............................. 74 Tapwateropnemer ................ 69 Ventilatie contact .................. 51 Ventilatiecontacten 1 en 2 ..... 68 Verwarmen/koelen Omschakeling................... 78 Vochtopnemer ...................... 67 Zomerbedrijf ................... 39, 77 Ingangen nummeren ................ 81 Installateur Niveau ..............
Opslagdatum............................ 52 OT simulatie........................... 118 Oversturing afsluiters ............... 96 Overzicht apparaten........... 88, 89 Overzicht Apparaten ................ 89 P Pauzetijd vochtigheid Begrenzing ......................... 109 P-band Xp Ruimteregelaar..................... 99 Voorregelaar ...................... 107 P-band Xp binnenluchtkwaliteit 108 P-band Xp BLK....................... 108 Pomp Ruimtegroep......................... 67 Ruimtegroepen ................
Namen.................................. 27 Scènenummer .................... 115 Schakelgroeprelais................... 29 Schemering .............................. 42 Schemerschakelaar Verbinden ............................. 78 Service ................................... 125 Setpoint Begrenzing ........................... 95 Legionellatemperatuur ....... 112 Verhoging tapwater ............ 114 Verhoog regelafsluiter ........ 106 Verlaag regelafsluiter ......... 106 SSA955 ....................................
Vensters/deuren....................... 47 Ventilatie Componenten verbinden...... 67 Ventilatie instellingen ............. 107 Ventilatiecontact....................... 51 Verbinden............................. 68 Ventilatietrappen Blokkeertijd......................... 111 Startvertraging.................... 111 Uitlooptijd ........................... 111 Verbinden Afstandbediening ................. 76 Bewakingscontact ................ 75 Bewakingstoestand .............. 75 Dauwpunt ..........................
Zomernachtventilatie.............. 110 Minimale inschakelduur...... 110 Referentieruimte................. 110 Zone Tapwater...............................92 Verdelen ...............................93 134 / 136 Siemens Building Technologies Synco™ living Trefwoordenregister CE1C2740nl 11.05.
© 2006-2011 Siemens Nederland N.V. Wijzigingen voorbehouden Siemens Switzerland Ltd Industry Sector Building Technologies Division Gubelstrasse 22 6301 Zug Zwitserland Tel. +41 41-724 24 24 www.siemens.com/sbt 0678 136 / 136 Siemens Building Technologies Synco™ living 74 319 0767 0a CE1C2740nl 11.05.