Operation Manual

nl
7
Wateronthardingsinstallatie
Voor een goed afwasresultaat heeft de
afwasautomaat zacht water, d.w.z. water
met weinig kalk nodig. Anders zetten zich
witte kalkresten op het serviesgoed en de
binnenkant van de spoelruimte af.
Leidingwater met een te hoge
hardheidsgraad moet voor gebruik in de
afwasautomaat onthard, d.w.z. ontkalkt
worden.
Dit gebeurt met behulp van speciaal zout
in de wateronthardingsinstallatie van de
afwasautomaat.
De instelling en daarmee de benodigde
hoeveelheid zout zijn afhankelijk van de
hardheidsgraad van het leidingwater.
Instellen van de
wateronthardingsinstallatie
Vraag de hardheidsgraad van het water
bij het waterleidingbedrijf of bij de
Servicedienst op.
De juiste instelling vindt u in de tabel
voor de waterhardheid.
Tabel voor de waterhardheid
Programmatoets B ingedrukt houden
en hoofdschakelaar
1 inschakelen.
Hierna de toetsen loslaten.
De indicatie van toets B knippert
en op de cijferindicatie brandt de door
de fabriek ingestelde waarde
.
Om de instelling te wijzigen:
programmatoets
B indrukken.
Bij elke druk op de toets wordt de
instelwaarde met één stand verhoogd;
als stand is bereikt, dan springt
de indicatie weer op
.
Hoofdschakelaar 1 uitschakelen.
De ingestelde waarde is in het
geheugen opgeslagen.
Om de onthardingsinstallatie te regeneren
is ca. 4 liter water nodig. Hierdoor wordt
het waterverbruik per afwasprogramma –
afhankelijk van de instelling voor de
waterhardheid – met 0 tot 4 liter verhoogd.